RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/737033-13
RK nummer: 13/672
Datum uitspraak: 26 maart 2013
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 28 januari 2013 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 27 september 2012 door the Judge of the Botosani Court of Law (Roemenië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [plaats] (Roemenië) op [1995],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gede¬tineerd in forensisch behandelcentrum [locatie] te [plaats],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 12 maart 2013. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. al Mansouri.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. P.J. Verbeek, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Roemeense taal.
2. Identiteit van de opgeëiste persoon
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.
3. Grondslag en inhoud van het EAB
In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van 5 april 2012 van the Court of Law of Botosani (Roemenië), referentienummer 707, dat onherroepelijk werd op 14 september 2012 toen het hoger beroep ongegrond werd verklaard door the Appeal Court of Suceava (Roemenië), referentienummer 844.
Uit het EAB en de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit (een e-mailbericht van 8 maart 2013 met bijlagen) blijkt dat tevens aan de orde is de tenuitvoerlegging van 2 vonnissen van the Law Court of Botosani (Roemenië) van:
- 21 december 2010, referentienummer 2996, waarbij is opgelegd een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 jaar;
- 11 maart 2011, referentienummer 588, waarbij is opgelegd een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 jaar.
Deze voorwaardelijke straffen zijn omgezet in onvoorwaardelijke straffen en zijn toegevoegd aan het hiervoor genoemde vonnis van 5 april 2012 met referentienummer 707, aldus dat de zwaarste van de twee oorspronkelijk voorwaardelijk opgelegde straffen (2 jaar) is opgeteld bij de straf van het nieuwe feit (8 maanden).
Dit resulteert in een verzoek om overlevering ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 2 jaar en 8 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis van 5 april 2012.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB en in het e-mailbericht met bijlagen van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 8 maart 2013. Door de griffier zijn gewaarmerkte fotokopieën hiervan als bijlagen aan deze uitspraak gehecht.
De raadsman heeft, zakelijk weergegeven, betoogd, dat de overlevering geweigerd moet worden ten aanzien van de tenuitvoerlegging van de straffen die – in eerste instantie voorwaardelijk – zijn opgelegd bij de vonnissen van 21 december 2010 en 11 maart 2011. Ten tijde van het plegen van deze feiten was de opgeëiste persoon immers 14 jaar oud. Uit artikel 99 van het Roemeense wetboek van strafrecht, zoals opgenomen op pagina 4 van het EAB, blijkt dat minderjarigen vanaf 16 jaar strafrechtelijk verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor hun daden. Minderjarigen jonger dan 16 jaar kunnen kennelijk niet strafrechtelijk vervolgd worden. Nu voor een deel van de feiten geldt dat niet voldaan is aan de strafbaarheidstoets van artikel 7 OLW en er dus ook sprake is van ongenoegzaamheid van de stukken, moet de overlevering deels geweigerd worden, aldus de raadsman.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het verweer niet kan slagen. Uit het feit dat de opgeëiste persoon is veroordeeld bij de vonnissen van 21 december 2010 en 11 maart 2011, volgt immers dat minderjarigen jonger dan 14 jaar wel degelijk strafrechtelijk veroordeeld kunnen worden in Roemenië. Hierbij gaat de rechtbank – op grond van het interstatelijke vertrouwensbeginsel – in beginsel uit van de juistheid van de informatie in het EAB en het genoemde aanvullende e-mailbericht van de uitvaardigende justitiële autoriteit. Het verweer van de raadsman leidt bovendien niet tot twijfel aan de juistheid van deze informatie. Het verweer wordt daarom verworpen.
Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan indien voldaan wordt aan de in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, 2e OLW gestelde eisen.
De rechtbank stelt vast dat de feiten waarvoor overlevering wordt verzocht, zowel naar het recht van Roemenië als naar Nederlands recht strafbaar zijn en dat op deze feiten in beide staten een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
diefstal door twee of meer verenigde personen
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
medeplegen van opzetheling
Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.
6. Toepasselijke wetsbepalingen
De artikelen 45, 47, 310, 311, 312 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en 2, 5, en 7 OLW.
STAAT TOE de overlevering van [opgeëiste persoon] aan the Judge of the Botosani Court of Law (Roemenië) ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. W.H. van Benthem, voorzit¬ter,
mrs. H.P. Kijlstra en P. Rodenburg, rech¬ters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, grif¬fier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 26 maart 2013.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.