In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 maart 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een ambtenaar en de minister van Veiligheid en Justitie. De eiser, die werkzaam was bij de Penitentiaire Inrichting Amsterdam Over-Amstel, was op 24 september 2012 ontslagen op grond van artikel 98, eerste lid, aanhef en onder i, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR). Dit ontslag was gebaseerd op het feit dat eiser bij zijn indiensttreding in 2002 had verzuimd te melden dat hij in 1995 door een Braziliaanse rechter was veroordeeld tot een gevangenisstraf voor poging tot uitvoer van cocaïne. Eiser had tegen het ontslag bezwaar aangetekend, maar dit werd ongegrond verklaard door de minister.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvolledigheden waren in het onderzoek dat door het Bureau Integriteit & Veiligheid (BI&V) was uitgevoerd. De rechtbank oordeelde dat de minister niet voldoende had aangetoond dat hij aan zijn onderzoeksplicht had voldaan. De rechtbank vond het cruciaal om vast te stellen wat de directie van de Penitentiaire Inrichting in 2005 wist over de veroordeling van eiser. De rechtbank concludeerde dat het ontslagbesluit was gebaseerd op een onvolledig onderzoek en dat de minister niet had aangetoond dat hij de nodige stappen had ondernomen om de feiten te verifiëren.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de minister op om binnen drie maanden een nieuw besluit te nemen, waarbij de gebreken in het onderzoek hersteld moesten worden. Tevens werd de minister veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan eiser. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en volledigheid in bestuursrechtelijke onderzoeken, vooral in gevallen die de integriteit van ambtenaren raken.