ECLI:NL:RBAMS:2014:1643

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 april 2014
Publicatiedatum
1 april 2014
Zaaknummer
AMS 12-6315
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht opgelegde loonsanctie door het Uwv wegens onvoldoende re-integratie inspanningen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 2 april 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen het Academisch Medisch Centrum (AMC) en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de oplegging van een loonsanctie. Het Uwv had besloten om een loonsanctie op te leggen aan het AMC, omdat zij onvoldoende re-integratie inspanningen zou hebben verricht voor een werknemer die langdurig ziek was. De rechtbank heeft vastgesteld dat gedurende een periode van ruim een jaar er geen re-integratiemogelijkheden waren voor de werknemer vanwege het ontbreken van belastbaarheid. Het Uwv kon niet aannemelijk maken dat het AMC in de tussengelegen periodes onvoldoende inspanningen had verricht, en dat er verwijtbare kansen waren gemist. De rechtbank oordeelde dat het AMC zijn verantwoordelijkheid als werkgever had genomen door regelmatig de belastbaarheid van de werknemer te laten beoordelen en contact te onderhouden. De rechtbank heeft het beroep van het AMC gegrond verklaard, het bestreden besluit van het Uwv vernietigd en de primaire besluiten herroepen. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van het AMC, die zijn begroot op € 974,-. De uitspraak is openbaar gedaan en kan binnen zes weken na verzending in hoger beroep worden aangevochten bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 12/6315

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

het Academisch Medisch Centrum (AMC), te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde mr. A.C. Siemons),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde mr. J. Knufman.

Tevens heeft als partij aan het geding deelgenomen:[naam], belanghebbende,

(gemachtigde mr. R.J. Ouderdorp).

Procesverloop

Bij besluit van 29 september 2011 (het primaire besluit I) heeft verweerder de op eiseres rustende verplichting tot het doorbetalen van loon bij ziekte aan haar werknemer [naam] (belanghebbende) verlengd tot 2 november 2012.
Bij besluit van 10 november 2011 (het primaire besluit II) heeft verweerder geweigerd de periode waarover eiseres het loon van belanghebbende dient door te betalen te verkorten.
Bij besluit van 15 november 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 januari 2014. Namens eiseres zijn verschenen [naam 1] en [naam 2], bijgestaan door de gemachtigde van eiseres. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Eveneens aanwezig is belanghebbende die is verschenen zonder zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.
De rechtbank gaat uit van de volgende relevante feiten en omstandigheden.
1.1
Belanghebbende was sinds 1 april 1989 bij eiseres werkzaam als arts-onderzoeker/ […] functionaris bij de afdeling [naam afdeling] voor 36 uur per week. Ten gevolge van een reorganisatie bij eiseres is de functie van belanghebbende in mei 2008 komen te vervallen. Belanghebbende werd daarop van 1 september 2008 tot 1 oktober 2009 gedetacheerd bij de Stichting Nederlands Instituut voor Pigmentstoornissen (SNIP). Aangezien deze detachering niet werd verlengd is met belanghebbende op 4 november 2009 besproken dat hij zou worden aangemerkt als herplaatsingskandidaat. Op 6 november 2009 heeft belanghebbende zich ziek gemeld. Op 3 augustus 2011 heeft belanghebbende bij verweerder een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.2
Bij het primaire besluit I heeft verweerder het tijdvak waarin belanghebbende tegenover eiseres als werkgever recht heeft op loon tijdens ziekte met 52 weken verlengd tot 2 november 2012. Verweerder heeft eiseres deze loonsanctie onder verwijzing naar de rapportage van de arbeidsdeskundige van 27 september 2011 opgelegd. De arbeidsdeskundige heeft in die rapportage geconcludeerd dat de re-integratie inspanningen van eiseres niet voldoende zijn geweest.
1.3
Op 25 oktober 2011 heeft eiseres verweerder verzocht de periode waarover de loonsanctie is opgelegd te verkorten. Bij het primaire besluit II heeft verweerder dit verzoek afgewezen, omdat eiseres niet alle tekortkomingen in de re-integratie inspanningen voor belanghebbende heeft hersteld. Verweerder heeft hierbij verwezen naar de rapportage van de arbeidsdeskundige van 9 november 2011.
1.4
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard. Verweerder heeft hiertoe verwezen naar de rapportages van de bezwaarverzekeringsarts van 1 november 2012 en de bezwaararbeidsdeskundige van 14 november 2012.
1.5
Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat verweerder ten onrechte een loondoorbetalingsverplichting heeft opgelegd en gehandhaafd. Eiseres heeft ten aanzien van de re-integratie inspanningen binnen de eigen organisatie (eerste spoor) aangevoerd dat de functie van belanghebbende als arts-onderzoeker niet meer bestond en eiseres zag ook geen mogelijkheid deze functie opnieuw te creëren. Eiseres heeft vervolgens zorgvuldig onderzocht of er een andere functie was, maar heeft geconcludeerd dat er evenmin een andere passende functie voor belanghebbende was en deze kon ook niet worden gecreëerd. De functie van Wetenschappelijk onderzoeker bij de afdeling [naam afdeling] was mogelijk passend of zou passend te maken zijn voor belanghebbende, maar er was geen ruimte voor een extra Wetenschappelijk onderzoeker vanwege de reorganisatie. Ook bij andere afdelingen bestond zowel organisatorisch als financieel geen ruimte om een passende functie van Wetenschappelijk Onderzoeker aan belanghebbende aan te bieden door deze functie daar voor belanghebbende te creëren. Dat er voor belanghebbende geen passende functie gevonden zou kunnen worden was in het kader van het herplaatsingsonderzoek naar aanleiding van het opheffen van de functie van belanghebbende in 2008 eigenlijk al duidelijk. De detachering naar het SNIP kwam daarop in beeld. Eiseres heeft daarnaast aangevoerd dat verweerder eiseres ten onrechte verwijt dat het tweede spoor niet tijdig is opgestart. Het spreekt voor zichzelf dat verweerder op het moment dat belanghebbende voor het eerst in maart 2010 belastbaar was nog niet het tweede spoor heeft ingezet. Alle inspanningen waren op dat moment nog gericht op re-integratie binnen het AMC zelf, omdat belanghebbende begin maart was gestart in de functie van […] deskundige binnen de Arbogroep. Eiseres heeft na juli 2011 het tweede spoor opgestart door ProActief in te schakelen. Vanaf december 2011 was belanghebbende echter opnieuw niet belastbaar ten gevolge van een auto-ongeluk. Eiseres vraagt zich af wat zij meer aan re-integratie inspanningen had kunnen doen dan zij heeft gedaan. Het loonsanctiebesluit vermeldt niet duidelijk hoe eiseres de door verweerder gestelde tekortkomingen zou kunnen herstellen. Eiseres mocht uit het deskundigenoordeel van verweerder van 11 juli 2011 afleiden dat eiseres zich voldoende had ingespannen. Voor zover er al sprake zou zijn van onvoldoende re-integratie inspanningen had eiseres hiervoor, gelet op dit deskundigenoordeel, een deugdelijke grond. Verweerder heeft daarnaast de afwijzing van het verzoek om verkorting van de loonsanctie onvoldoende gemotiveerd. Eiseres heeft wel degelijk actie ondernomen tegen belanghebbende door de doorbetaling van zijn loon op te schorten en hem een schriftelijke berisping te geven.
2.
De rechtbank gaat uit van de volgende relevante wet- en regelgeving.
2.1
Op deze zaak is, gelet op het overgangsrecht van deel C, artikel 1, van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht, de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing zoals deze wet luidde tot en met 31 december 2012. Het in beroep bestreden besluit is namelijk bekend gemaakt vóór 1 januari 2013.
2.2
In artikel 25 van de Wet WIA zijn bepalingen opgenomen die zien op de re-integratieverplichtingen en de verplichte loondoorbetaling van de werkgever tijdens ziekte van de verzekerde. Op grond van artikel 25, negende lid, van de Wet WIA – kort gezegd en voor zover hier van belang – verlengt het Uwv, indien bij de behandeling van de WIA-aanvraag en de beoordeling bedoeld in artikel 65 blijkt dat de werkgever zonder deugdelijke grond zijn verplichtingen op grond van het eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid dan wel krachtens het zevende lid gestelde regels niet of niet volledig nakomt of onvoldoende re-integratie inspanningen heeft verricht, het tijdvak gedurende welke de verzekerde jegens die werkgever recht heeft op loon, opdat de werkgever zijn tekortkoming ten aanzien van de bedoelde verplichtingen of re-integratie inspanningen kan herstellen. Het tijdvak bedoeld in de eerste zin, is ten hoogste 52 weken.
2.3
Op grond van artikel 65 van de Wet WIA – voor zover thans van belang – beoordeelt het Uwv of de werkgever en de verzekerde in redelijkheid hebben kunnen komen tot de re-integratie inspanningen die zijn verricht.
2.4
In de Beleidsregels beoordelingskader poortwachter (Besluit van 3 december 2002, Stcrt. 2002, 236, gewijzigd bij besluit van 17 oktober 2006, Stcrt. 2006, 224) (Beleidsregels) heeft verweerder een inhoudelijk kader neergelegd voor de beoordeling van onder meer de hiervoor genoemde wettelijke bepalingen. Volgens de Beleidsregels staat bij de beoordeling het bereikte resultaat voorop. Van een bevredigend resultaat is sprake als gekomen is tot een (gedeeltelijke) werkhervatting, die aansluit bij de resterende functionele mogelijkheden van de werkneemster. Indien er geen bevredigend re-integratieresultaat bereikt is, maar het UWV de inspanningen van de werkgever op basis van het beoordelingskader wel voldoende acht, wordt geen loonsanctie opgelegd. Ook als het UWV de re-integratie inspanningen weliswaar onvoldoende acht, maar tot het oordeel komt dat de werkgever daarvoor een deugdelijke grond heeft wordt geen loonsanctie opgelegd. In de uitspraken van 28 oktober 2009 en 18 november 2009 (ECLI:NL:CRVB:2009:BK1570 en ECLI:NL:CRVB:2009:BK3717) heeft de Centrale Raad van Beroep (CrvB) dit beleid als niet onredelijk beoordeeld.
3.
De rechtbank komt tot de volgende beoordeling van het geschil.
3.1
Niet in geschil is dat hier geen bevredigend resultaat als bedoeld in de Beleidsregels is behaald. De vraag die vervolgens voorligt is of verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres zonder deugdelijke grond onvoldoende re-integratie inspanningen heeft verricht ten aanzien van belanghebbende en gelet hierop een loonsanctie op heeft kunnen leggen. Hierbij zijn de re-integratieactiviteiten zoals die zijn verricht vanaf het moment van ziekmelding van belanghebbende op 6 november 2009 tot het beoordelingsmoment op 27 september 2011 van belang. Alle re-integratieactiviteiten die daarna hebben plaatsgevonden zijn ondernomen in het kader van het herstel van het door verweerder gestelde verzuim.
3.2
Verweerder heeft aan zijn standpunt dat eiseres onvoldoende re-integratie inspanningen heeft verricht, de rapportages van de bezwaarverzekeringsarts van 1 november 2012 en de bezwaararbeidsdeskundige van 14 november 2012 ten grondslag gelegd. De bezwaarverzekeringsarts heeft de conclusie van de verzekeringsarts in de rapportage van 6 september 2011 bevestigd. Belanghebbende is onder voorwaarden tot werken in staat te achten. Er is volgens de bezwaarverzekeringsarts onmiskenbaar sprake van een ernstig arbeidsconflict tussen eiseres en belanghebbende. De klachten die belanghebbende ondervindt maken niet dat hij volledig arbeidsongeschikt is, maar het is wel aannemelijk dat de spankracht thans niet optimaal is. De bezwaararbeidsdeskundige heeft vervolgens geconcludeerd dat de re-integratie inspanningen van eiseres onvoldoende zijn en dat eiseres hiervoor geen deugdelijke grond heeft aangevoerd. Eiseres heeft niet inzichtelijk gemaakt waarom re-integratie in het eerste spoor vanaf het moment van belastbaarheid van belanghebbende niet mogelijk zou zijn. Terugkeer in het eigen werk, al dan niet aangepast, is niet aan de orde nu de functie van belanghebbende door een reorganisatie is komen te vervallen. Eiseres dient dan te bezien of elders in de organisatie functies zijn die passend zijn of passend te maken zijn. Gelet op de omstandigheden dat belanghebbende al meer dan twintig jaar in dienst is bij eiseres en het AMC een grote organisatie is, mag er op dit gebied veel van eiseres verwacht worden. Eiseres heeft echter in feite alleen maar aangegeven dat er “gewoonweg geen werk is” voor belanghebbende. Er is geen overzicht gegeven van de bij eiseres aanwezige functies, noch van de eisen die aan die functies gesteld worden. Er wordt niet aangegeven waarom functies niet passend zijn of niet passend gemaakt kunnen worden. De door eiseres aan belanghebbende aangeboden functies waren geen van alle passend. De bezwaararbeidsdeskundige wijst er voorts op dat voorafgaand aan de herplaatsingsverklaring na het vervallen van de eigen functie van belanghebbende al duidelijk moet zijn geweest welke mogelijkheden er intern al dan niet waren. Het eerste spoor is daarmee onvoldoende aantoonbaar onderzocht. Ook is het traject in het tweede spoor te laat en inadequaat ingezet. Eiseres had al in een heel vroeg stadium (al op het moment dat belanghebbende voor de eerste keer belastbaar raakte) een adequaat tweede spoor traject in kunnen zetten, zonder dat daarbij overigens het eerste spoor werd verlaten. Dat eiseres rekening heeft gehouden met de afgegeven deskundigenoordelen, daarbij behoedzaam te werk is gegaan en belanghebbende heeft aangesproken op zijn verplichtingen is terecht, maar levert geen deugdelijke grond op om onduidelijkheid te laten bestaan ten aanzien van het eerste spoor dan wel niet tijdig te starten met het tweede spoor. In de aanvullende rapportage van 26 februari 2013 heeft de bezwaarverzekeringsarts geen aanleiding gezien om af te wijken van het hiervoor weergegeven standpunt.
3.3
De rechtbank overweegt dat belanghebbende niet gedurende de volledige periode van 6 november 2009 tot 26 september 2011 belastbaar is geweest. Van 6 november 2009 tot maart 2010 werd belanghebbende niet belastbaar geacht. Het eerste moment waarop belanghebbende weer belastbaar werd geacht was in maart 2010. Belanghebbende was inmiddels bij besluit van 20 januari 2010 vanwege het opheffen van zijn oorspronkelijke functie ook officieel aangemerkt als herplaatsingskandidaat. In het kader van zijn re-integratie is belanghebbende gestart met werkzaamheden in de functie […] sdeskundige binnen de Arbogroep. Deze werkzaamheden zijn door hem per 13 juni 2010 gestaakt. Op verzoek van belanghebbende heeft de verzekeringsarts op 28 juli 2010 een deskundigenoordeel uitgebracht. Belanghebbende was het namelijk niet eens met het oordeel van de bedrijfsarts dat hij vanaf 25 mei 2010 weer geschikt zou zijn voor één à twee dagen werken in de week. De verzekeringsarts is tot de conclusie gekomen dat belanghebbende per 29 juni 2010 niet in staat is in het aangeboden werk te re-integreren. Op 8 december 2010 heeft bedrijfsarts [naam 3] belanghebbende per 8 december 2010 volledig arbeidsongeschikt geacht. De bedrijfsarts acht belanghebbende op sociaal-medische gronden niet belastbaar voor re-integratie in het AMC. Op 20 april 2011 is belanghebbende volgens [naam 3] nog steeds volledig arbeidsongeschikt. De bedrijfsarts heeft op 9 juni 2011 de situatie van belanghebbende opnieuw bekeken en belanghebbende per 9 juni 2011 belastbaar geacht voor ongeveer 2 x 8 uur in de week voor het oppakken van activiteiten om de re-integratie concreet vorm te geven. Eiseres heeft vervolgens bij verweerder een deskundigenoordeel aangevraagd omtrent de vraag of belanghebbende nu wel of niet in staat is tot re-integratie. Uit de hierop uitgebrachte rapportages van de verzekeringsarts van 6 juli 2011 en de arbeidsdeskundige van 11 juli 2011, volgt dat belanghebbende op korte termijn belastbaar wordt geacht voor re-integratie voor één of twee dagen in de week, mits er duidelijkheid bestaat over het te volgen traject en de perspectieven voor de toekomst. Belanghebbende heeft ernstige beperkingen waardoor het voorstelbaar is dat hij zich niet tot re-integratie in staat acht en het valt hem naar het oordeel van de arbeidsdeskundige niet te verwijten dat hij daardoor niet meewerkte aan een mogelijk traject. De conclusie in het deskundigenoordeel is dat de door belanghebbende uitgevoerde re-integratie inspanningen niet voldoende zijn en dat hij een deugdelijke grond heeft voor het afzien van voldoende re-integratie inspanningen c.q. dat hem dit niet verweten kan worden. Vanaf juli 2011 wordt eiser dus wel weer belastbaar geacht voor re-integratie.
3.4
Uit de Beleidsregels volgt dat de medische beoordeling in deze het uitgangspunt is voor de vaststelling van de re-integratie inspanningen. Het verrichten van re-integratie inspanningen kan in periodes van geen belastbaarheid niet in redelijkheid van eiseres worden verlangd. Verweerder heeft erkend dat er gedurende een periode van ruim een jaar geen re-integratiemogelijkheden waren voor belanghebbende wegens het ontbreken van belastbaarheid. Verweerder heeft dit desgevraagd ter zitting bevestigd.
3.5
Het verwijt dat verweerder aan eiseres maakt is dat zij in de tussengelegen periodes waarin belanghebbende in enige mate belastbaar was, onvoldoende re-integratie inspanningen heeft verricht. De rechtbank overweegt dat het opleggen van de loonsanctie een voor eiseres belastend besluit is. Het is, gelet daarop en gelet op de Beleidsregels, aan verweerder om aannemelijk te maken dat eiseres onvoldoende re-integratie inspanningen heeft verricht in de maanden maart, april, mei en de eerste helft van juni 2010 en in de periode juli 2011 tot 27 september 2011. De rechtbank overweegt in dit kader dat belanghebbende in de eerste maanden dat hij weer belastbaar is geacht werkzaamheden in het kader van zijn re-integratie in de functie […] kundige binnen het AMC heeft verricht. De rechtbank ziet onvoldoende grond voor het oordeel dat reeds op dat moment gestart had moeten worden met de tweede spoor re-integratie, omdat daarvoor pas aanleiding bestond als er op dat moment geen sprake meer zou zijn van concreet perspectief op werkhervatting binnen het eerste spoor. De inspanningen waren op dat moment volledig gericht op re-integratie van belanghebbende binnen het AMC, hetgeen ook in overeenstemming was met zijn positie als herplaatsingskandidaat en de wens van belanghebbende zelf die graag binnen de organisatie werkzaam wilde blijven. Dat de functie […] skundige geen functie zou zijn waarin belanghebbende blijvend zou kunnen hervatten is – wat hier verder ook van zij – een theoretische discussie geworden, gelet op het feit dat belanghebbende in juni 2010 weer volledig arbeidsongeschikt is geworden. Dit is ook bevestigd in het deskundigenoordeel van verweerder van 28 juli 2010. Ook daarna waren er gedurende lange tijd geen re-integratiemogelijkheden. Eerst per juli 2011 kon de re-integratie weer worden opgepakt. Eiseres heeft toen zowel de re-integratie in het eerste spoor als in het tweede spoor weer opgestart. De rechtbank is van oordeel dat eiseres haar verantwoordelijkheid als werkgever voor de re-integratie van belanghebbende heeft genomen door op regelmatige basis de belastbaarheid van belanghebbende te laten beoordelen door de bedrijfsarts en het contact met belanghebbende te blijven zoeken. Dat eiseres hierbij geconfronteerd werd met een weinig coöperatieve houding van belanghebbende, die door bijvoorbeeld niet op afspraken te verschijnen het re-integratietraject verstoorde, kan zo volgt uit het deskundigenoordeel van juli 2011 niet aan belanghebbende worden verweten, maar kan naar het oordeel van de rechtbank evenmin voor rekening en risico van eiseres gelaten worden. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de hiervoor weergegeven omstandigheden, verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat er verwijtbaar kansen zijn gemist en dat eiseres niet in redelijkheid tot de door haar verrichtte re-integratie inspanningen heeft kunnen komen. Verweerder heeft ten onrechte besloten tot het verlengen van de loondoorbetalingsverplichting.
3.7
Het voorgaande brengt mee dat het beroep van eiseres gegrond is. Het bestreden besluit zal worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. De rechtbank ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid onder c, van de Awb zelf in de zaak te voorzien door het bezwaar van eiseres gegrond te verklaren en het primaire besluit I te herroepen, omdat verweerder gelet op de voorgaande overwegingen bij een nieuwe beslissing op bezwaar geen ander besluit zou kunnen nemen dan af te zien van het opleggen van een loonsanctie. Eiseres heeft gelet hierop geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van de gronden die zich richten tegen de weigering van verweerder de loonsanctie te verkorten. De rechtbank zal in het kader van de finale geschilbeslechting eveneens het primaire besluit II herroepen.
3.8
Omdat het beroep gegrond verklaard zal worden, ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten die eiseres voor de behandeling van het beroep bij de rechtbank heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht op € 974,- (één punt voor het opstellen van het beroepschrift en één punt voor het verschijnen ter zitting, € 487,- per punt en wegingsfactor 1). Verweerder dient tevens het door eiseres betaalde griffierecht te vergoeden.
3.9
Daarnaast ziet de rechtbank aanleiding te bepalen dat verweerder de kosten voor rechtsbijstand in de bezwaarfase vergoedt, omdat de primaire besluiten worden herroepen wegens een aan verweerder te wijten onrechtmatigheid en eiseres in de bezwaarfase om vergoeding van deze kosten heeft verzocht. De rechtbank begroot deze kosten op € 974,- (één punt voor het opstellen van het bezwaarschrift en één punt voor het verschijnen op de hoorzitting, € 487,- per punt en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 15 november 2012;
  • herroept de primaire besluiten van 29 september 2011 en 10 november 2011 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 310,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van het geding tot een bedrag van
€ 1948,-, te betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. de Rooij, voorzitter,
mrs. M.J.M. Langeveld en B. de Vos, leden,
in aanwezigheid van mr. R.M. Wiersma, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 april 2014.
de griffier
de voorzitter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB