1.Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staan de volgende feiten en omstandigheden vast:
1.1[eiser] en [naam] zijn een vennootschap onder firma aangegaan onder de naam [V.O.F.]. De vennootschap onder firma is op 22 januari 2008 in het handelsregister ingeschreven en in de loop van 2008 operationeel geworden. De vennootschap onder firma dreef een onderneming die zich bezig hield met recruitment voor HBO/WO starters. De inbreng en winstverdeling was op 50/50 basis. In mei 2009 is de website live gegaan.
1.2[eiser] heeft in augustus 2009 met [naam] besproken dat hij ([eiser]) ofwel een parttime-baan ernaast moest gaan doen, ofwel vanuit de vennootschap onder firma zou moeten worden betaald.
[naam] heeft op 8 september 2009 aan [eiser] te kennen gegeven geen heil meer te zien in verdere samenwerking. [eiser] en [naam] hebben elkaar op 24 september 2009 over en weer beëindigingsvoorstellen gestuurd. In het voorstel van [eiser] aan [naam] is onder meer vermeld:
“Hierbij stuur ik je deze e-mail naar aanleiding van jouw beslissing om [V.O.F.] v.o.f te ontbinden. Laat ik allereerst nogmaals opmerken dat ik je beslissing betreur en dat we wat mij betreft op dezelfde voet door hadden kunnen gaan. Als jij echter wilt ontbinden kan ik daar helaas niets tegen doen. Laten we er nu voor zorgen dat de onderneming netjes wordt vereffend, zodat wij op een prettige en zakelijke manier uit elkaar kunnen gaan. (..)”
1.3[naam] en [eiser] hebben elkaar daarna wederom beëindigingsvoorstellen gedaan, maar dit heeft niet geleid tot overeenstemming tussen partijen over de afwikkeling van de vennootschap onder firma.
1.4[eiser] heeft zich op 12 oktober 2009 met terugwerkende kracht per 8 september 2009 als vennoot uitgeschreven uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel. De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 12 oktober 2009 onder meer aan [naam] bericht:
“ (..) U vermengt een aantal kosten van uw onderneming [bedrijf x] met die van de v.o.f., zoals de huur van het bedrijfspand, gebruik van de CV database van Monsterboard en nationale vacaturebank en de kosten van uw werkneemster [naam 2]. U hebt haar sinds maart 2009 in dienst van de v.o.f. genomen, terwijl ze tevens activiteiten voor [bedrijf x] verricht. (..)”
1.5[naam] heeft bij brief van 15 oktober 2009 aan de advocaat van [eiser] bericht:
“Voor wat betreft de schuldenlast van [V.O.F.], geldt dat deze tot het einde van het jaar totaal € 40.700,- zal bedragen. [eiser] en ik hebben in dit verband onder meer dat [V.O.F.] VOF aan [bedrijf x] een huur zal betalen van € 500,-- per maand. De huur terzake van de periode maart 2009 tot en met december 2009 zou vervolgens in december 2009 door [V.O.F.] aan [bedrijf x] worden voldaan. Het doorberekenen van de 36% van de huurkosten van [bedrijf x] is na expliciete goedkeuring van [eiser] tussen partijen overeengekomen. (..) Het zou natuurlijk volstrekt onrealistisch zijn om te denken dat [V.O.F.] VOF gratis haar bedrijfsruimte in Amsterdam zou kunnen gebruiken. (..) Voor wat betreft het doorberekenen van 3/5 deel van de loonkosten van [naam 2] is dit eveneens met [eiser] overeengekomen en nota bene in overleg met [accountantsbureau] besproken. De accountant zal dit uiteraard kunnen bevestigen. (..) Gezien het gegeven dat [V.O.F.] VOF nog minimaal 3 maanden aan haar verplichtingen jegens derden zal moeten voldoen, stel ik voor dat de activiteiten gedurende deze periode door partijen gezamenlijk zullen worden voortgezet en [V.O.F.] VOF uiteindelijk op 1 januari 2010 zou worden geliquideerd.”
1.6[naam] heeft bij e-mail van 20 oktober 2009 aan de advocaat van [eiser] bericht:
“Ik herhaal maar eens dat ik niet bereid ben om de VOF zelfstandig voort te zetten. Wij hebben daarover geen overeenstemming kunnen bereiken, omdat uw client achteraf belachelijke kostenposten tracht op te voeren zoals goodwill en een uit de lucht gegrepen uurloon. (..)
Zoals reeds eerder vermeld, is [V.O.F.] VOF verplichtingen aangegaan tot 1 januari 2010. Ik zal de activiteiten van [V.O.F.] om die reden tot die datum voor rekening van beide partijen moeten continueren en daarna een afrekening voor uw cliënt opmaken.”
1.7[naam] heeft [eiser] bij brief van 17 maart 2010 de balans en winst- en verliesrekening van de vennootschap onder firma over 2009 doen toekomen en verzocht om de helft van het verlies (minus een reeds betaald bedrag van € 1.000,-) te voldoen.
1.8[naam] heeft [eiser] gedagvaard voor de rechtbank Amsterdam en betaling gevorderd van € 15.577,86 vermeerderd met rente en kosten. De rechtbank Amsterdam heeft [eiser] bij vonnis van 19 januari 2011 veroordeeld tot betaling aan [naam] van € 15.457,86, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 maart 2010, alsmede de proceskosten van [naam] van € 1.336,93 (hierna: het vonnis).
1.9Het vonnis houdt voor zover hier van belang het volgende in:
“
4. De beoordeling
4.1.Een ontbonden vennootschap onder firma dient te worden vereffend en daarna dient de gemeenschap te worden verdeeld. Vast staat dat de v.o.f. is ontbonden. Gebleken is dat de vereffening al heeft plaatsgevonden, nu [naam] de lopende zaken heeft afgewikkeld en de schulden heeft betaald. [eiser] stelt dat de vereffening door de vennoten gezamenlijk had moeten plaatsvinden, maar nu vast staat dat [eiser] na zijn uitschrijving uit het handelsregister zich niet meer met de v.o.f. heeft beziggehouden en de vereffening dus min of meer aan [naam] heeft overgelaten, terwijl bovendien ook niet is gesteld of gebleken dat [naam] onjuist heeft gehandeld bij de vereffening, zal aan dit verweer worden voorbijgegaan.
4.2.Voor de verdeling van de waarde van de gemeenschap van de v.o.f. is van belang per welke datum de v.o.f. is ontbonden. Van welke datum moet worden uitgegaan is tussen partijen in geschil. Een vennootschap onder firma kan worden ontbonden door de opzegging daarvan van een vennoot aan de andere vennoot. Opzegging is een eenzijdige rechtshandeling die slechts rechtsgeldig is indien deze uitdrukkelijk – mondeling dan wel schriftelijk – aan de overige vennoten is geschied. [eiser] voert aan dat de v.o.f. door [naam] op 8 september 2009 per direct is opgezegd omdat [naam] toen aangaf dat een verdere samenwerking samenwerking geen zin had. [naam] betwist niet dat hij een dergelijke mededeling heeft gedaan, maar wel dat hij hiermee de vennootschap onder firma met onmiddellijke ingang heeft opgezegd. Nu niet gesteld of gebleken is dat het voor [naam] een optie was samen door te gaan, zoals [eiser] voorstond, dient de betreffende mededeling als opzegging per een nog nader te bepalen datum te worden aangemerkt. (..) De verhouding tussen partijen is op enig moment zodanig verstoord geraakt, dat op of omstreeks 12 oktober 2009 [naam] [eiser] de toegang heeft ontzegd tot de website en [eiser] zich op 12 oktober 2009 (met terugwerkende kracht) als vennoot heeft laten uitschrijven uit het handelsregister, waarvan [naam] bij brief van 15 oktober 2009 door [eiser] op de hoogte is gesteld. Nu partijen niet uitdrukkelijk overeenstemming hebben bereikt over de einddatum van de v.o.f., maar met hun handelen aan elkaar te kennen hebben gegeven dat in ieder geval per half oktober 2009 geen sprake meer was of kon zijn van samenwerking, zal ervan worden uitgegaan dat de activiteiten van de v.o.f. per 15 oktober 2009 zijn beëindigd en dat de v.o.f. per die datum is ontbonden.
4.3.Het voorgaande heeft tot gevolg dat voor de verdeling in beginsel een eindbalans van de v.o.f. per 15 oktober 2009 moet worden opgemaakt. Een balans per 15 oktober 2009 is er op dit moment niet. Het laten opstellen van een dergelijke balans wordt, gelet op de overgelegde balans van 31 december 2009, evenwel in het onderhavige geval niet nodig geacht. Van belang hierbij wordt geacht dat [naam] zich door de uitschrijving van [eiser] als vennoot voor de keuze wordt gesteld zich eveneens uit te laten schrijven of de v.o.f. voort te zetten als eenmanszaak. [naam] heeft voor dit laatste gekozen, echter alleen, zo blijkt uit het e-mailbericht van [naam] aan [eiser] van 20 oktober 2009 en de gang van zaken nadien, om aan alle door de v.o.f. aangegane verplichtingen te voldoen (te weten uit hoofde van de huurovereenkomst met de verhuurder en arbeidsovereenkomst met [naam 2]). Dat [naam] in de tweenenhalve maanden dat hij de v.o.f. heeft voortgezet nieuwe verplichtingen is aangegaan, is onvoldoende gesteld. (..) Waar [eiser] verder ook onvoldoende betwist dat de balans van 31 december 2009 niet juist is – de enkele stelling dat een accountant fouten kan maken is daarvoor onvoldoende – staat derhalve niets eraan in de weg bij de vaststelling van de waarde van de v.o.f. per 15 okotber 2009 uit te gaan van de overgelegde balans per 31 december 2009.
4.4.Uit de balans per 31 december 2009 blijkt een negatief resultaat van de v.o.f. van € 33.155,72. Uitgangspunt bij een negatief saldo is dat ieder van de vennoten bijdraagt in het negatieve saldo naar rato van diens aandeel in de v.o.f. Volgens [naam] had ieder een gelijk aandeel in de v.o.f., zodat [eiser] de helft van het negatieve saldo dient te dragen.
4.5.[eiser] voert aan dat in dit geval aanleiding bestaat om het negatieve saldo geheel voor rekening van [naam] te laten. (..) [eiser] voert (..) aan dat [naam] het verlies zelf heeft veroorzaakt door de v.o.f. voortijdig te beëindigen. Dit hangt samen met de stelling van [eiser] dat de opzegging in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. Nog daargelaten dat [eiser] ervoor heeft gekozen geen vordering tot vernietiging van de opzegging op deze grond in te stellen, is onvoldoende gebleken dat de opzegging in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. Weliswaar was een ontbinding van de v.o.f. na zo’n relatief korte periode van samenwerking niet wat partijen bij aanvang van de samenwerking voor ogen stond, maar nu – als onweersproken vast staat – in de zeven maanden dat de website van de v.o.f. online is geweest slechts éénmaal een kandidaat is geplaatst, is het, ook na zo’n relatief korte periode van samenwerking, gerechtvaardigd te concluderen dat de samenwerking niet bracht wat partijen bij aanvang hadden verwacht. Daarbij wordt verder in aanmerking genomen dat de v.o.f. aanzienlijke kosten heeft gemaakt en niet is gesteld of gebleken dat het aannemelijk was dat de v.o.f. op afzienbare termijn wel substantiële inkomsten kon verwachten waarmee zij aan haar verplichtingen jegens haar schuldeisers kon voldoen. (..)
4.6. (..)Al met al dienen partijen ieder voor de helft het negatieve saldo van de v.o.f. te dragen.
4.7.Volgens [eiser] dient bij de verdeling van de v.o.f. ook rekening te worden gehouden met de waarde van een aantal activa van de v.o.f., te weten de website, de database van klanten die - min of meer – deel uitmaakt van die website en de laptop.
4.8. (..)Nu geen van partijen de website wil exploiteren en niet is gesteld of gebleken dat er andere gegadigden zijn voor de website, is onvoldoende gesteld om aan te nemen dat de website op 15 oktober 2009 enige waarde vertegenwoordigde.
4.9. (..)zodat de laptop die op 15 oktober 2009 ongeveer 1 jaar oud was, door afschrijving op dat moment een waarde vertegenwoordigde van EUR 240,-. Dit bedrag zal in de verdeling worden meegenomen in die zin dat de laptop aan [naam] wordt toebedeeld onder de verplichting EUR 120,- aan [eiser] te betalen.
4.10.Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [eiser] de helft van het verlies van de v.o.f. ad EUR 33.155,72 dient te dragen, waarbij overeenkomstig de vordering van [naam] ervan wordt uitgegaan dat [eiser] reeds EUR 1.000,- heeft voldaan en rekening wordt gehouden met de verplichting van [naam] om EUR 120,- aan [eiser] te betalen in verband met de aan [naam] toebedeelde laptop. In totaal dient [eiser] derhalve een bedrag van ((0,5 x EUR 33.155,72) – EUR 1.000,- - EUR 120,- =) EUR 15.457,86 aan [naam] te betalen. In zoverre zal de vordering van [naam] worden toegewezen. De door [naam] gevorderde wettelijke rente is, als niet weersproken, eveneens toewijsbaar.”
1.1Mr. Ebels heeft als opvolgend advocaat van [eiser] op 19 april 2011 een appeldagvaarding uitgebracht met als aangezegde rechtsdag 11 oktober 2011. De appeldagvaarding is door mr. Ebels bij het hof Amsterdam aangebracht. In september 2011 heeft [eiser] zich tot [gedaagde] gewend met het verzoek hem bij te staan in de hoger beroepsprocedure. Bij e-mail van 6 oktober 2011 heeft [gedaagde] de aan hem verstrekte opdracht bevestigd. In deze e-mail heeft [gedaagde] gewezen op de toepasselijkheid van zijn algemene voorwaarden waarvan een kopie is meegezonden.
1.11Artikel 8 van de algemene voorwaarden van [gedaagde] bepaalt:
“Aansprakelijkheid