In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Amsterdam op 17 april 2014 uitspraak gedaan naar aanleiding van een verzoek van de moeder tot vervallenverklaring van een schriftelijke aanwijzing die was gegeven door de William Schrikker Groep (WSG) in het kader van de ondertoezichtstelling van haar minderjarige kinderen. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R. K. Uppal, verzocht om de aanwijzing te laten vervallen, omdat deze in haar ogen niet in het belang van de kinderen was. De WSG had de aanwijzing gegeven om de continuïteit en stabiliteit in de verzorging van de minderjarigen te waarborgen, terwijl de vader tijdelijk in het buitenland verbleef.
De kinderrechter overwoog dat de WSG het verkeerde middel had gebruikt, aangezien de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij de moeder ligt. De kinderrechter had eerder op 4 maart 2014 een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, die de zorg voor de kinderen bij de vader legde. De WSG had in dit geval een verzoek tot een aanvullende machtiging uithuisplaatsing kunnen indienen, maar had dit niet gedaan. De kinderrechter concludeerde dat de aanwijzing van de WSG niet rechtsgeldig was en verklaarde deze vervallen met ingang van 18 april 2014 om 19:00 uur.
De beslissing houdt in dat de minderjarigen tijdens de afwezigheid van de vader in de woning van de vader blijven, waar zij zorg krijgen van een goede vriend van de vader. De moeder heeft recht op zorg voor de kinderen in de weekenden, en de vaste bezoekregeling herleeft zodra de vader terugkeert. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en er staat geen andere voorziening open dan cassatie in het belang der wet.