Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.Waardering van het bewijs
- hij die een ander met een dwangmiddel dwingt of beweegt zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, dan wel
- hij die onder de in lid 1 onder 1 genoemde omstandigheden enige handeling onderneemt waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die ander zich daardoor beschikbaar stelt tot het verrichten van arbeid of diensten.
een groot deel van de verdiensten uit de door [persoon 2] verrichte prostitutiewerkzaamheden,
- het dwingen van [persoon 1] te (blijven) werken ondanks haar menstruatieperiode;
- het bepalen van de werktijden en het bepalen dat [persoon 1] 7 dagen per week beschikbaar moest zijn voor het verrichten van prostitutiewerkzaamheden;
- het tegen [persoon 1] zeggen dat zij niet alleen naar buiten mocht en/of de woning niet zelfstandig mocht verlaten,
5.De strafbaarheid van de feiten
6.De strafbaarheid van verdachte
7.Motivering van de straf
8.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Beslissing
die [persoon 1] (meermalen) onder druk gezet en/of er (zodoende) toe aangezet en/of gebracht om in Nederland in de prostitutie/escort te gaan werken en/of te blijven werken.
mensenhandel;
van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
[verdachte], daarvoor strafbaar.
22 maanden.
12 maanden.
- (telkens) een groot deel van de verdiensten uit de door [persoon 2], verrichte prostitutiewerkzaamheden en/of
- een of meer geldbedra(a)g(en)
- Op 13 april 2011 hebben wij aangebeld bij de woning aan de [adres 1].
- Een man die later opgaf te zijn genaamd [persoon 2] deed de deur open.
- Ik, [persoon 4], heb een vrouw in de slaapkamer aangetroffen.
- De vrouw was de taal niet machtig en sprak alleen Roemeens. Zij gaf mij later op te zijn: [persoon 2].
- Ik ben ruim 2 maanden in Amsterdam geweest.
- Ik heb [persoon 1] in Engeland bij een vriendin leren kennen. [persoon 1] zei dat ze in Nederland wilde werken. Ik was ongeveer vier jaar in Engeland toen ik [persoon 1] leerde kennen. Ik zei dat als ze wilde, zij mee kon gaan naar Nederland om te werken. De eerste keer dat ik haar zag was bij een bushalte, naast mijn huis. Zij zei dat ze naar Nederland wilde. Mijn vriendin heeft tegen [persoon 1] gezegd dat ik naar Nederland zou gaan en dat zij mee kon gaan als zij dat wilde.
- In 2011, toen ik naar Nederland kwam, kwam zij ook.
- Kort na het gesprek zijn we naar Nederland gegaan.
- [persoon 1] heeft verteld dat ze andere mensen in de gevangenis heeft gebracht in Spanje en dat ze in Engeland was weggevlucht bij pooiers. Ze vertelde dat ze blij was van die mensen af te zijn. Zij heeft dat verteld onderweg in de bus.
- Ze vertelde dat ze in Engeland in de prostitutie werkte.
- We zijn naar Amsterdam gegaan.
- [persoon 1] wilde werken om haar familie, in het bijzonder haar moeder, te onderhouden. Ze zei dat haar moeder geld nodig had voor een operatie.
- Ze kon de taal niet spreken. Ze sprak Spaans het best en Roemeens.
- Ze had niet voldoende geld. Ik heb een deel van haar ticket betaald.
- Ze kreeg eten van mij en sigaretten.
- Wij zijn door [persoon 10] opgehaald bij het busstation. We hebben daarna wat gegeten. Ik denk dat hij ons naar een vriend heeft gebracht of een hotel. Ik kan het mij niet goed herinneren. Het adres van die oudere man heb ik van [persoon 10] gekregen.
- Ik heb met haar in een hotel geslapen. Ik zei: “Als ik toch een hotel betaal, kan jij daar ook verblijven.” Ik weet niet hoe lang dat heeft geduurd. Ik denk dat wij daarna naar een huis zijn gegaan. [persoon 1] is ook meegegaan.
- Ik zei tegen haar dat ik haar kon helpen zolang ik in Nederland zou zijn.
- Ik heb een periode in een bar gewerkt. Dat was in de ‘[bar 1]’. Ik heb in de bediening gewerkt. [persoon 1] had op een gegeven moment een vriend gevonden, [persoon 2]. Ze ging met mannen mee voor geld.
- Als ze aan het praten was met mannen, was ik ook in de bar. Ze vroeg mij of ik haar wilde helpen omdat zij niet met de mannen kon praten vanwege de taal. Dat heb ik gedaan.
- Als ik niet met mijn vriend in de bar was, hielp ik haar. Ik heb haar geholpen. Ze vroeg of ze ook in het huis mocht logeren. Ik zei dat het oké was als ze geen onderdak had.
- Ik heb de identiteitskaart aan [persoon 10] gegeven.
- Ze at met mij mee.
- [verdachte] is mijn bijnaam.
- Ik heb met de telefoon van [persoon 1] gebeld.
- Ik ben ongeveer drie maanden in Amsterdam geweest.
- Ik heb die vrouw leren kennen die mijn ID heeft afgepakt zodat ik niet terug kon gaan. Ik weet niet of [verdachte] haar echte naam was. Zo noemde zij zichzelf.
- [verdachte] heeft mij geholpen bij mijn werk in de prostitutie. Ik heb haar gevraagd of zij mij wilde helpen naar Roemenië te gaan. Ik deed dat voor geld om naar Roemenië te gaan.
- Ik werkte elke dag. Ik begon op verschillende tijdstippen.
- Zij sprak met de klanten af. Ik spreek geen Nederlands.
- De klanten betaalden aan haar. Ik kreeg geen geld van [verdachte]. Ik kreeg alleen geld voor beltegoed. Ik kan mij niet herinneren waar ik woonde. Zij betaalde het eten. Ze gaf mij geen geld.
- Ik ben vanuit Engeland alleen met deze vrouw naar Nederland gekomen.
- Ik spreek Roemeens en Spaans. Geen Engels en geen Turks.
- Ik was in Nederland voor de jaarwisseling 2010-2011.
- [verdachte] is niet teruggegaan naar Londen.
- Zij heeft het ticket betaald van Engeland naar Nederland.
- Wij zijn opgehaald bij een busstation. Dat was een kennis van haar. Een Turk. Wij zijn met zijn vieren met deze Turkse man meegereden.
- Hij heeft een hotel geregeld voor de eerste nacht.
- Met [verdachte] heb ik vijftig/vijftig afgesproken. Ik deed dit omdat zij zei dat ze mij wilde helpen om geld te verdienen voor vertrek naar Roemenië.
- Ik heb gezegd dat ik dat niet wilde. U vraagt mij waarom ik toch geld heb afgestaan. Zij nam mijn geld af.
- Ik heb één of twee keer zelf geld van een klant gekregen. Dat geld gaf ik aan [verdachte]. Zij nam het van mij af. Ik kon het niet zelf houden. Ze controleerde mij steeds, in mijn zakken en mijn tas.
- [verdachte] bepaalde of ik met een klant meeging. Ik mocht niet weigeren.
- Ze betaalde het eten en de huur met mijn geld.
- Ik heb [verdachte] voor het eerst ontmoet in Engeland in een huis.
- Ik werkte in Londen in de prostitutie.
- Ik leerde [verdachte] kennen toen ik ongeveer twee weken in Londen was.
- Ik heb toen gevraagd of ze mij wilde helpen.
- Ik ben naar Spanje gegaan omdat er thuis geen geld was. Ik was toen 18 jaar. Mij was verteld dat ik daar eerlijk werk zou gaan doen. Een vrouw had dat geregeld. Het pakte echter anders uit. Ik ben in de prostitutie terechtgekomen.
- Ik ben twee keer in Spanje geweest. Een keer één jaar en een keer 8 maanden. Een vrouw uit Hirsova regelde alles. In Spanje had ik het paspoort zelf bij mij. Aan het begin was ik niet vrijwillig aan het werk. Daarna wel.
- In Londen heb ik geen afspraken om te gaan werken in een restaurant of in de schoonmaak. Uiteindelijk kwam ik daar ook in de prostitutie terecht.
- Ik ben van Roemenië naar Engeland met de bus gegaan. Dat kostte 100 euro. U vraagt mij of ik voor de terugreis niet 100 euro van iemand kon lenen. Ik zou niet weten van wie. Ik heb het niet aan [verdachte] gevraagd. Ik dacht dat ze mij dat niet zou geven. Ik ben met haar naar Nederland gegaan omdat ik dacht ze mij wilde helpen om naar Roemenië te gaan.
- Mijn tarief was 50 euro per uur of 150 euro per nacht.
- Ik hoor u zeggen dat ik na twee klanten al genoeg geld had om terug te gaan naar Roemenië. Ik kon niet naar Roemenië omdat ik niet mocht vertrekken. Zij liet mij niet alleen.
- Ik werkte vanuit een bar.
- U vraagt mij wat ik deed als ik niet werkte. Dan was ik thuis. Als ik naar buiten ging naar de winkel dan ging [verdachte] mee. Ik mocht niet alleen naar buiten. Mijn spullen waren in het huis. Mijn ID was bij haar. Zij was bang dat ik weg zou gaan.
- Ik werd niet steeds door dezelfde taxi weggebracht. Ik ging soms ook lopend. [verdachte] betaalde de taxi. Ik heb zelf geen contact gehad met de taxichauffeur per telefoon. Ik hoor u zeggen dat uit het dossier het lijkt alsof er regelmatig contact is tussen een taxichauffeur en mijn telefoon. [verdachte] belde met de taxichauffeur. Ik kon ook niet met hem spreken vanwege de taal.
Verbalisanten zien dat [persoon 1] begint te huilen.
- Ik heb een abortus gehad. Kort hierna ben ik naar Spanje gegaan. Ik was toen achttien jaar. Er is een vrouw langsgekomen en die heeft met mij en mijn moeder gesproken en die zei dat ik in Spanje kon gaan werken in een restaurant. Bij aankomst in Spanje heeft zij mij op straat in de prostitutie laten werken. Ik heb daar meer dan 2 jaar gewerkt. Toen kon ik het niet meer aan en wilde naar huis. Ik ben toen ongeveer een maand thuisgebleven. In november 2010 ben ik samen met een man en een vrouw naar Engeland gegaan om in de prostitutie te werken. De vrouw heet [persoon 6]. Ik heb dit zelf besloten. Mijn moeder had geld nodig voor een operatie.
- In Londen ging ik naar een woning van een kennis van [persoon 6] en haar man. De man van [persoon 6] wilde met mij naar bed. Ik heb dat geweigerd. Hij heeft mij toen geslagen en aan mijn haren getrokken. Ik kwam [persoon 7] tegen en die heeft gezegd dat [verdachte] langs zou komen en mij misschien zou kunnen helpen. [verdachte] kwam diezelfde dag nog langs. Ik vroeg aan [verdachte] of zij mij drie dagen kon helpen zodat ik genoeg geld kon verdienen om zelf mijn kamer te huren. Ik ben met [verdachte] meegegaan naar haar adres. Na vier dagen heeft zij gevraagd of ik mee wilde naar Nederland. Ze zei dat ik in de prostitutie kon gaan werken. We zouden 50-50 doen en ik ben hier mee akkoord gegaan. Ik kende in Engeland verder niemand. Ik was van haar afhankelijk en daarom ging ik akkoord met de 50-50 regeling.
- Ik kwam naar Nederland toe met de bus in januari 2011 samen met [verdachte]. [verdachte] had dit geregeld. We zijn om 00.00 uur aangekomen in Amsterdam en nog dezelfde nacht heeft [verdachte] mij naar een club gebracht om te werken. Ik mocht daar niet werken omdat ze dachten dat ik minderjarig was. Ik had geen geld dus toen heeft [verdachte] meteen geregeld dat ik op escort kon. Met dezelfde taxichauffeur ben ik met [verdachte] naar het huis van een Italiaan gegaan. Hij heeft 200 euro betaald, 100 euro voor [verdachte] en 100 euro voor de club. Ik heb daar geen cent van gekregen. Ik heb gevraagd waarom ik geen geld kreeg. Ze begon toen tegen me te schreeuwen. [verdachte] heeft mij na de escort opgewacht met dezelfde taxichauffeur en bracht ons naar een formule 1 hotel in Amsterdam. [verdachte] heeft de kamer betaald. Ik denk dat ze hierom ook mijn geld niet heeft gegeven.
- Ik werkte 7 dagen in de week met een gemiddelde van 2 klanten per dag. Een uur was 50 euro en voor de hele nacht was het 150 euro. Als de taxichauffeur die mij altijd bracht vrij was, dan bestelde ik een taxi. Dan werd ik opgehaald vanuit de [bar 1]. Ik werkte altijd vanuit deze bar. Ik werd gebracht door de taxichauffeur vanuit de [adres 2] naar de bar. Ze ging altijd mee. [verdachte] zocht de klanten voor mij. Ik heb bijna 3 maanden voor [verdachte] gewerkt.
- Ik werk in de bar waar [verdachte] achter de bar werkt.
- Zij heeft mijn geld van mij afgepakt.
- Ik wil graag naar huis ik wil niet blijven omdat het heel zwaar is.
- Ik heb in deze maanden maar 100 euro kunnen overmaken naar Roemenië. Ik had 600 euro naar Roemenië moeten overmaken want dit kost de operatie van mijn moeder.
- De man met wie ik was, was een klant. Hij heeft mij meegenomen en ik heb er 150 euro gekregen.
- Het kaartje is van een taxi het nummer dat hierop staat is [telefoonnummer]. Als ik ergens ver weg ben dan moet ik bellen en dan wordt ik opgehaald. Maar ik heb ook het telefoonnummer van [verdachte]. Het nummer is [telefoonnummer verdachte] en dat is het nummer van [verdachte], ze heeft dit voor mij op een briefje geschreven. U mag het nummer houden.
- U vraagt mij hoe ik in contact ben gekomen met [persoon 1]. Dat was een meisje dat bij haar wandelde. Ik heb hen in een bar gezien. Dat was in [bar 1] in de [straat 2].
- U vraagt mij hoe dat ging. Hoe ik contact kreeg met dat meisje. Ik was daar toevallig binnen. Ik zag die andere vrouw ook. [verdachte] kwam bij mij en vroeg aan mij: “Bestel maar een drankje voor ons”. Zo hebben wij kennis gemaakt. Toen ik binnenkwam waren zij daar al. [verdachte] kende ik al en [verdachte] heeft mij kennis laten maken met [persoon 1].
- U vraagt mij wat voor contact ik had met [persoon 1]. Dat was voor betaalde seks. Ik zag haar één à twee keer per week. Ik heb vijf à zes keer betaalde seks met haar gehad. Als [persoon 1] bij mij was was dat meestal voor twee à drie of vier uurtjes en ik betaalde dan 150 euro of 200 euro. De volgende ochtend bracht ik haar dan altijd met mijn eigen auto naar [verdachte]. Ik kreeg dan te horen waar [verdachte] was en dan bracht ik haar daar naar toe. Ik kon niet met [persoon 1] communiceren omdat wij niet een gemeenschappelijke taal spreken. [verdachte] fungeerde als tolk. Wij spraken dan Turks en of Nederlands. [verdachte] was er altijd bij als ik [persoon 1] zag. [verdachte] ging niet mee naar mijn woning.
- Ik hoor u zeggen dat [persoon 1] en [verdachte] op enig moment even bij mij hebben gewoond. Dat klopt. Dat is één dag geweest.
- Op de avond dat ik [persoon 1] voor het eerst zag wist ik niet dat [verdachte] die avond daar ook was. Ik was er toevallig met vrienden van mij. U vraagt mij of ik toen al wist dat [verdachte] was veroordeeld voor mensenhandel. Ik wist wel dat ze was veroordeeld maar wist toen nog niet dat ze vast had gezeten. Na de eerste ontmoeting met [persoon 1] heeft zij mij hierover wel verteld. Ze vertelde dat ze vast had gezeten en ze was altijd in panieksituatie.
- Ik hoor u zeggen dat ik een paar dagen voor mijn aanhouding een paar keer telefonisch contact heb gezocht met [verdachte]. Dat was voor [persoon 1]. Dat was om te regelen dat [persoon 1] bij mij kwam voor seks.
- Ik hoor u zeggen dat ik na mijn aanhouding telefonisch contact heb gehad met [persoon 10]. Er is ook een afspraak met hem gemaakt. Dat was omdat [persoon 1] geen ID bij zich had en hij ging naar [verdachte] om de ID van [persoon 1] op te halen. Bij het politiebureau gaf hij de ID aan mij.
- Gisteren werd ik gebeld door de pooier van [persoon 1]. Ik noem haar [verdachte] of [verdachte]. Dit zijn niet haar echte namen. Haar echte naam is [verdachte] of zo iets. [verdachte] vroeg mij waar [persoon 1] was gebleven. Ik zei dat [persoon 1] bij de politie was. Ik hoorde dat [verdachte] in paniek raakte. Kort daarna werd ik opgebeld door de taxichauffeur [persoon 10]. Hij wilde mij ontmoeten in de [straat 1]. Daar aangekomen gaf hij mij het identiteitsbewijs van [persoon 1]. Hij had dit van [verdachte] gekregen en moest dit aan mij geven. Ik heb gevraagd of [persoon 10] wilde wachten zodat ik naar het politiebureau kon gaan om het identiteitsbewijs af te geven. Daarna zijn wij naar een eetcafé gegaan. Toen [persoon 10] terug kwam had hij [verdachte] bij zich. Vervolgens hebben wij met zijn drieën iets gegeten.
- Ik ken [verdachte] ongeveer 3 a 4 jaar. Ik weet dat zij een pooier is. Zij koopt en verkoopt meisjes alsof het broodjes zijn. Zij brengt meisjes in bars aan de man. Je komt een bar binnen en ziet een paar meisjes en dan ga je met [verdachte] onderhandelen over de prijs.
- Vandaag om 7.30 uur heeft [verdachte] mij weer gebeld. Zij vroeg mij om het meisje mee te nemen. Ik zei dat het meisje bij de politie was en [verdachte] begon te vloeken. Even later werd ik weer gebeld door [verdachte]. Zij vroeg mij wanneer ik het meisje kwam brengen en begon mij te bedreigen.
- Ik ken [verdachte] ongeveer vijf jaar. Zij is twee jaar lang mijn vriendin geweest. Dat was twee à drie jaar geleden.
- Ik weet dat [persoon 1] daar werkte in de prostitutie. U vraagt mij wat ik bedoel met ‘daar’. Zij hebben geen vaste plek waar een bar is, is zij aan het werk.
- Als wij het over [persoon 1] hebben weet ik wie u bedoelt. Ik weet niet precies exact wanneer ik haar voor het eerst heb gezien. Dat moet twee jaar geleden zijn geweest in de [bar 1]. Ze was daar met mensen aan het praten en drinken. Zij ging met mensen uit.
- Ik heb [persoon 1] wel eens gereden in mijn taxi. Ik heb haar nergens naar toe gebracht. Alleen opgehaald. Zij vroeg mij dan: “Pik mij op van dit adres”. U vraagt mij hoe dat dan ging. Ik spreek een beetje Engels. Haar Engels en Nederlands is slecht. U vraagt mij hoe dat dat ging als wij elkaar niet verstaan. Ze stuurde een sms met het adres. Als ik haar ophaalde bracht ik haar altijd naar de hoek op de [straat 3]. Daar stapte ze uit. Ze zei dat ze daar in de buurt woonde.
- Ik weet niet hoe [persoon 1] bij haar klanten kwam. Ik weet wel dat [verdachte] haar met dingen hielp.
- U vraagt mij hoe het dan zit met haar ID als zij vrij kon staan en gaan waar zij wilde. Ik hoor u zeggen dat ik het paspoort heb opgehaald en naar [persoon 2] heb gebracht bij het politiebureau. Iemand heeft dit aan mij meegegeven. U vraagt mij wie dat was. Er waren drie personen waarvan ik denk dat zij het paspoort hebben gegeven. Dat waren [verdachte], haar zoon of haar schoondochter. Ik kan het mij niet meer herinneren van wie.
- De eerste keer dat ik [persoon 1] zag samen met [verdachte] was in [bar 1]. Ik hoor u zeggen dat ik bij de politie op bladzijde B03 000028 heb verklaard dat ik [persoon 1] samen met [verdachte] heb opgehaald van de bus toen ze uit Engeland kwamen. Volgens mij was de schoondochter daar ook bij. Ik hoor de rechter-commissaris vragen of dat de eerste keer was dat ik [persoon 1] zag. Dat klopt dat was de eerste keer.
- Ik hoor u zeggen dat ik zojuist op vragen van de raadsman heb gezegd dat ik geen geld ontving voor mijn taxidiensten voor [persoon 1]. Het klopt dat ik dat heb gezegd. Ik hoor u zeggen dat ik bij de politie op bladzijde B03 00009 heb verklaard dat ik wel geld zou hebben ontvangen van [verdachte] voor het taxivervoer van [persoon 1] en [verdachte]. In de meeste gevallen kreeg ik geen geld. Van de vier keer kreeg ik één keer wel geld.
- Ik heb [persoon 1] twee keer opgehaald van adressen waar zij heeft gewerkt als prostituee.