ECLI:NL:RBAMS:2014:3303

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 juni 2014
Publicatiedatum
10 juni 2014
Zaaknummer
AWB-12_4839
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering openbaarmaking medische gegevens op grond van de Wet openbaarheid van bestuur en Kwaliteitswet zorginstellingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 juni 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen RTL Nederland B.V. en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de weigering van openbaarmaking van documenten op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) en de Kwaliteitswet zorginstellingen. Eiseres, RTL Nederland B.V., had verzocht om inzage in calamiteiten en meldingen van overlijdensgevallen in ziekenhuizen, maar de minister weigerde dit verzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister terecht heeft geweigerd om medische gegevens openbaar te maken, omdat dit in strijd zou zijn met het beroepsgeheim en de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen zou kunnen aantasten. De rechtbank oordeelde dat de belangen van inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen zwaarder wegen dan het belang van openbaarmaking. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de minister niet verplicht was om de gevraagde informatie op een andere manier te verstrekken, omdat dit zou vereisen dat nieuwe documenten zouden worden vervaardigd. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en bevestigde de beslissing van de minister om de gevraagde informatie niet openbaar te maken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 12/4839

uitspraak van de meervoudige kamer van 12 juni 2014 in de zaak tussen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid RTL Nederland B.V.,

gevestigd te Hilversum, eiseres
(gemachtigden R.J.E. Vleugels en H.B. van IJperen),
en
de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, verweerder
(gemachtigde mr. J.W.T. Berg).

Procesverloop

Bij besluit van 28 april 2010 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres om openbaarmaking van documenten afgewezen.
Bij besluit van 6 januari 2011 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Op 29 maart 2012 heeft verweerder een nieuw besluit op het bezwaarschrift van eiseres genomen. Deze rechtbank heeft bij uitspraak van 5 juli 2012 (zaaknummer AWB 11/916 WOB) het door eiseres tegen deze besluiten ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard voor zover gericht tegen het besluit van 6 januari 2011 en gegrond verklaard voor zover gericht tegen het besluit van 29 maart 2012 en verweerder opgedragen opnieuw op het bezwaar te beslissen.
Bij besluit van 16 augustus 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 maart 2014.
Eiseres is ter zitting vertegenwoordigd door haar gemachtigden. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.
Bij brief van 4 februari 2010 heeft eiseres - kort weergegeven - een verzoek gedaan op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om inzage in de calamiteiten en overige meldingen omtrent overlijdensgevallen in ziekenhuizen gedaan bij de IGZ. Eiseres heeft verzocht om kopieën van meldingen in het tijdvak 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009, per ziekenhuis met daarbinnen een detaillering per specialisme, meldingen over overlijdensgevallen opgesplitst naar de categorie calamiteit en de categorie overige meldingen en het verstrekken van documenten waarbij de patiëntgegevens geanonimiseerd zijn. Eiseres heeft daarbij verzocht om een specialisatie van gegevens per melding.
2.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de volgende gegevens niet openbaar gemaakt:
  • medische gegevens uit patiëntendossiers die zich bevinden in de kolommen “Zoekkenmerken melding”, “Beschrijving melding”, “Werkproces” in de activiteitenoverzichten en in de activiteitenoverzichten zelf op grond van artikel 7, derde lid, van de Kwaliteitswet zorginstellingen (Kwaliteitswet);
  • de inhoud van de kolommen “Zoekkenmerken melding”, “Beschrijving melding” en “Werkproces” in de activiteitenoverzichten op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef onder d en g, van de Wob;
  • voor zover artikel 7, derde lid, van de Kwaliteitswet niet van toepassing zou zijn, de zich in documenten bevindende medische gegevens en naast deze medische gegevens de zich in de kolommen “Zoekkenmerken melding”, “Beschrijving melding”, “Werkproces” en de zich in de activiteitenoverzichten zelf bevindende persoonsgegevens op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob. Voorts zijn op grond van deze weigeringsgrond niet openbaar gemaakt de namen van de beroepsbeoefenaren in de kolommen “Beschrijving melding”, “Betrokkene 1 tot en met 5” en in de activiteitenoverzichten en de namen van ambtenaren, niet zijnde inspecteurs, in de kolommen “Ingevoerd door” en “Verantwoordelijke” in de activiteitenoverzichten en de activiteitenoverzichten zelf;
  • de namen van ziekenhuizen en beroepsbeoefenaren in de kolommen “Zoekkenmerken melding”, “Beschrijving melding”, “Betrokkene 1 tot en met 5”, “Werkproces” in de activiteitenoverzichten en in de activiteitenoverzichten zelf op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob.
Ter motivering heeft verweerder het volgende gesteld. In de betreffende documenten bevinden zich medische gegevens uit patiëntendossiers van overleden patiënten. De IGZ heeft een afgeleide geheimhoudingsplicht jegens derden en mag daarom geen informatie over een patiënt verstrekken aan derden zonder diens toestemming. Deze gegevens zijn geweigerd op grond van artikel 7, derde lid, van de Kwaliteitswet.
Volgens verweerder kan voorts het belang van inspectie, controle en toezicht, welk belang zwaarder weegt dan het belang van openbaarmaking, worden geschaad bij openbaarmaking van de gegevens van de melders zelf. De inspectie is voor het verkrijgen van informatie afhankelijk van het initiatief van anderen. Het inspectiewerk wordt bemoeilijkt als potentiële melders niet meer melden of in dat kader minder informatie verstrekken uit angst voor openbaarmaking van stukken. Dit leidt tot een weigering op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder d, van de Wob.
Indien en voor zover artikel 7, derde lid, van de Kwaliteitswet niet van toepassing zou zijn, worden medische gegevens van overleden personen geweigerd op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob omdat die gegevens volgens verweerder binnen de persoonlijke levenssfeer vallen. Ook verstrekking van andere persoonsgegevens blijft op die weigeringsgrond achterwege omdat dit de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen ernstig kan aantasten.
Ter voorkoming van onevenredige benadeling van de zorginstellingen die hebben gemeld alsmede ter voorkoming van onevenredige bevoordeling van zorginstellingen die niet hebben gemeld, worden de namen van zorginstellingen niet openbaar gemaakt. Ook de namen van de aan de aan de ziekenhuizen verbonden beroepsbeoefenaren worden niet openbaar gemaakt omdat dit de kans tot herleidbaarheid tot de ziekenhuizen te groot zou maken.
3.
Eiseres heeft het bestreden besluit gemotiveerd betwist.
4.
Op deze zaak is, gelet op het overgangsrecht van deel C, artikel 1, van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht, de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing zoals deze wet luidde tot en met 31 december 2012. Het in beroep bestreden besluit is namelijk bekend gemaakt vóór 1 januari 2013.
4.1.
Ingevolge artikel 7, derde lid, van de Kwaliteitswet zijn de met het toezicht belaste ambtenaren, voor zover dat voor de vervulling van hun taak noodzakelijk is en in afwijking van artikel 5:20, tweede lid, van de Awb, bevoegd tot inzage van de patiëntendossiers. Voor zover de betrokken beroepsbeoefenaar uit hoofde van zijn beroep tot geheimhouding van het dossier verplicht is, geldt gelijke verplichting voor de betrokken ambtenaar.
4.2.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wob kan een ieder een verzoek om informatie, neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid, richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
Ingevolge artikel 3, vijfde lid, van de Wob wordt een verzoek om informatie ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10 en 11.
4.3.
Ingevolge artikel 10, tweede lid, van de Wob blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen: (…)
d. inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen;
e. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer; (…)
g. het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.
5.
De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb kennis genomen van de door verweerder geweigerde documenten.
Medische gegevens
6.
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld wat de verhouding is tussen de Wob en artikel 7, derde lid, van de Kwaliteitswet.
7.
Naar het oordeel van de rechtbank is de Wob niet van toepassing daar waar een bijzondere regeling is getroffen. In dit geval is de Kwaliteitswet een bijzondere regeling die voorgaat op de Wob. De rechtbank verwijst hiervoor naar de brief van 12 februari 2010 van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan de Eerste Kamer (Kamerstukken I, 2009-2010, 31 122, nr. K). De rechtbank is van oordeel dat verweerder op grond van artikel 7, derde lid, van de Kwaliteitswet tot geheimhouding verplicht is, waar het medische patiëntgegevens betreft waarvoor voor de (gewezen) behandelaar een beroepsgeheim geldt. In de kolommen “Zoekkenmerken melding”, “Beschrijving melding”, “Werkproces” in de activiteitenoverzichten en de activiteitenoverzichten zelf staan bijzondere medische patiëntgegevens vermeld, die vallen onder het beroepsgeheim van de beroepsbeoefenaar, zodat daarmee voor verweerder een afgeleid beroepsgeheim geldt. Voor deze medische patiëntgegevens heeft verweerder dan ook terecht openbaarmaking achterwege gelaten op grond van artikel 7, derde lid, van de Kwaliteitswet.
8.
De stelling van eiseres dat artikel 7, derde lid, van de Kwaliteitswet niet op de gevraagde informatie van toepassing is, nu er geen sprake is van openbaarmaking van tot natuurlijke personen herleidbare medische informatie en daarmee geen gegevens uit een medisch dossier zijn, volgt de rechtbank niet. Verweerder heeft in het verweerschrift en ter zitting voldoende aannemelijk gemaakt dat ook bij geanonimiseerde gegevens en los van de vermelding van de naam van het ziekenhuis of een overlijdensdatum uit de omschrijving van de specifieke omstandigheden van de calamiteit herleidbaarheid tot de persoon niet uitgesloten zal zijn. Reeds daarmee is dan het (afgeleide) beroepsgeheim geschonden
Artikel 10, tweede lid, aanhef en onder d
9.
Voor de overige informatie uit de betreffende documenten, niet medisch van aard, wordt het toetsingskader bepaald door de Wob en wel in de eerste plaats door artikel 10, tweede lid onder d. Verweerder dient, wanneer hij zich op deze bepaling beroept een belangenafweging te maken. Verweerder verstrekt de gevraagde informatie niet, voor zover het belang van deze verstrekking niet opweegt tegen het belang van een goede inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen.
10.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder bij de gemaakte belangenafweging in redelijkheid het algemeen belang van een goed werkende inspectie zwaarder heeft mogen laten wegen dan het belang van openbaarmaking van de betreffende documenten.
Door verweerder is genoegzaam aangetoond dat de vertrouwensrelatie met de zorginstellingen op het spel staat indien bekend wordt dat verweerder de door de zorginstellingen overgelegde informatie openbaar maakt. Zoals verweerder ter zitting heeft toegelicht zijn de zorginstellingen wel verplicht om een calamiteit te melden, maar zijn zij daarbij niet verplicht tot het geven van nadere (gedetailleerde) informatie. Verweerder is daartoe geheel aangewezen op de bereidwilligheid van zorginstellingen. De rechtbank acht op grond van deze uitleg aannemelijk dat openbaarmaking van de gevraagde stukken kan leiden tot het terughoudender worden van zorginstellingen om nadere informatie te verstrekken bij calamiteiten (zie ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 27 april 2011, gepubliceerd onder nummer ECLI:NL:RVS:2011:BQ2643).
Artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e
11.
Voor zover openbaarheid is geweigerd op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob overweegt de rechtbank dat dit nog zou kunnen zien op de openbaarmaking van de namen van beroepsbeoefenaars. Verweerder heeft de openbaarmaking daarvan in redelijkheid kunnen weigeren nu namen van beroepsbeoefenaars in combinatie met overlijdensgevallen in de openbaarheid zouden kunnen komen en de persoonlijke levenssfeer van beroepsbeoefenaars hierdoor zou kunnen worden aangetast.
Artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g
12.
Voor zover verweerder heeft geweigerd de namen van de zorginstellingen openbaar te maken op grond van artikel 10, tweede lid, onder g, van de Wob overweegt de rechtbank dat openbaarmaking van de namen van de zorginstellingen kan leiden tot onevenredige benadeling van zorginstellingen. Ten onrechte zou een negatief beeld kunnen ontstaan van bepaalde deelnemende zorginstellingen en zouden deze zorginstellingen ten opzichte van andere zorginstellingen onevenredig kunnen worden benadeeld. Niet kan worden geoordeeld dat verweerder het voorkomen van dergelijke onevenredige benadeling in dit geval niet zwaarder heeft kunnen laten wegen dan het belang van openbaarmaking van de gevraagde gegevens. Zoals eerder is overwogen acht de rechtbank het aannemelijk dat openbaarmaking van de gevraagde stukken kan leiden tot het terughoudender worden van zorginstellingen om nadere informatie te verstrekken bij calamiteiten.
Overige verzoeken
13.
Eiseres heeft verzocht de elementen informatie, ziekenhuis, locatie, omschrijving calamiteit, gegrond/ongegrond los van elkaar (ontkoppeld) te verstrekken zodat geen enkele onderlinge verbinding tussen die elementen kan worden gelegd. Eiseres vermoedt op basis van een bezoek aan een kantoor van verweerder dat een dergelijke verstrekking tot de (technische) mogelijkheden behoort.
14.
Verweerder heeft ter zitting betwist dat een dergelijke informatieverstrekking met een redelijke mate van inspanning mogelijk is. De informatie met name onder het punt “omschrijving calamiteit” is volgens verweerder (destijds) niet op die manier verwerkt in het systeem. De rechtbank overweegt in dit verband dat verweerder volgens de Afdeling op grond van de Wob niet verplicht is gegevens te vervaardigen die nog niet in bestaande documenten zijn neergelegd, ongeacht de mate van inspanning. Verweerder kan alleen worden verplicht tot verstrekking van gegevens die zijn neergelegd in bestaande documenten (zie de uitspraak van de Afdeling van 5 juni 2013, met nummer ECLI:NL:RVS:2013:CA2102) Het door eiseres geopperde alternatieve scenario stuit hier op af.
15.
Met betrekking tot het verzoek van eiseres om in ieder geval informatie te ontvangen welke melding gegrond is en welke niet overweegt de rechtbank nog het volgende. Verweerder stelt dat IGZ geen uitspraken doet over de ‘gegrondheid’ van een melding, nu een melding, anders dan een klacht, niet ongegrond kan zijn. Verweerder geeft wel aan of en zo ja, wat er eventueel met die melding is gedaan. Dit staat vermeld op de activiteitenoverzichten. De rechtbank acht deze uitleg van verweerder afdoende. Voor zover eiseres doelt op het eindoordeel van de inspectie vermeld op de activiteitenoverzichten heeft verweerder in het bestreden besluit overwogen dat dit in beginsel openbaar is gemaakt, tenzij een andere weigeringsgrond toepasselijk is. De rechtbank heeft bij bestudering van de te beoordelen stukken geen aanleiding gevonden om deze stelling voor onjuist te achten. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogene kan het besluit op dit punt dan ook in stand blijven.
16.
De rechtbank verwerpt de beroepsgronden van eiseres. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
17.
Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Vriethoff, voorzitter, mrs. M.J. van den Bergh en N.J. Koene, leden, in aanwezigheid van mr. I.H.H. Krajenbrink, griffier
.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2014.
de griffier de rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB