ECLI:NL:RBAMS:2014:3370

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 juni 2014
Publicatiedatum
12 juni 2014
Zaaknummer
AWB-13_7340
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de uitkering op basis van een door eiseres ondertekende verklaring en de zorgvuldigheid van het besluit

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 juni 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A. Sarioglu, had beroep ingesteld tegen de intrekking van haar uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) door verweerder. Het primaire besluit, genomen op 29 oktober 2013, leidde tot de beëindiging van de uitkering per 1 oktober 2013. Verweerder had het bezwaar van eiseres gedeeltelijk gegrond verklaard, maar de rechtbank oordeelde dat de beëindiging van de uitkering een belastend besluit is, waarbij de bewijslast bij verweerder ligt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres tijdens een intakegesprek op 17 september 2013 een verklaring heeft ondertekend waarin zij haar uitkering afzegde. Echter, de rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende had geverifieerd of deze verklaring de daadwerkelijke bedoeling van eiseres weergeeft. Eiseres had aangevoerd dat zij onder druk was gezet en verkeerd was geïnformeerd over de mogelijkheden om te bidden tijdens haar werk. De rechtbank concludeerde dat er mogelijk sprake was van miscommunicatie en dat verweerder niet zonder nader onderzoek kon uitgaan van de juistheid van de verklaring van eiseres.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en herroepte het primaire besluit. De rechtbank oordeelde dat de gevolgen van de miscommunicatie voor rekening van verweerder moesten komen, en dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig was voorbereid. De rechtbank droeg verweerder op het betaalde griffierecht van € 44,-- aan eiseres te vergoeden en veroordeelde verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 974,--. Deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending in hoger beroep worden aangevochten bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 13/7340

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 juni 2014 in de zaak tussen

[naam] te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde mr. A. Sarioglu),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder
(gemachtigde mr. I van Kesteren).

Procesverloop

Bij besluit van 29 oktober 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder de uitkering die eiseres ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), ingetrokken met ingang van 1 oktober 2013.
Bij besluit van 27 november 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit gedeeltelijk gegrond verklaard. Verweerder heeft het besluit herzien, in die zin dat het recht van eiseres op bijstand met ingang van 30 oktober 2013 is beëindigd.
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 april 2014. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.
Op 17 september 2013 heeft eiseres een intakegesprek gehad met re-integratieconsulent[naam 1] (hierna: [naam 1]). Tijdens dit gesprek heeft eiseres op een formulier de volgende verklaring geschreven:
“Hier bij wil ik mijn uitkering afzeggen omdat ik mijn geestelijke groei en mijn gebedstijden niet over stem met deze werkgever”.
Onder deze tekst heeft[naam 1] vervolgens geschreven:
“Uitkering wordt per 01-10-2013 beëindigd zodat mevrouw nog de tijd heeft om te solliciteren (zie verder rapportage RAAK v. ogt. [naam 1])”.
Dit formulier is ondertekend door eiseres en[naam 1].[naam 1] heeft dit gesprek met eiseres op diezelfde datum als volgt samengevat in het rapportageoverzicht RAAK (hierna: de rapportage):

Vanuit Onderzoeksweek trede 3 is klant aangemeld voor traject Facilitair. Eigenlijk wil ze traject Horeca maar….. ze wil niet met vlees en alcohol in aanraking komen!!!! Tsja, dan valt Horeca dus af. Zie verder rapportage Onderzoeksweek, daarin staan een aantal belemmeringen die klant zelf opwerpt. In het gesprek met haar blijkt dan ook dat klant een aantal keren overdag moet/wil bidden en dat zij niet bereid is om dat uit te stellen tot ze thuis is om dat in haar eigen tijd te doen (zoals een groot aantal mensen die hetzelfde geloof als klant aanhangen wel doen). Nadat klant geen werk meer had, is zij zeer gelovig geworden en heeft zij zich voorgenomen om haar leven in dienst te stellen van het geloof/Allah en daarmee haar geestelijke groei te bevorderen. Er valt ook verder niet met klant over te praten.”
2.
De rechtbank stelt voorop dat de beëindiging van de uitkering een belastend besluit is. Dit betekent dat de bewijslast bij verweerder ligt. Verweerder heeft de beëindiging van de uitkering gebaseerd op de verklaring van eiseres. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in beginsel mag uitgaan van een door eiseres opgestelde en ondertekende verklaring. Naar het oordeel van de rechtbank dient verweerder zich er in een dergelijk geval echter wel van te vergewissen dat de verklaring de daadwerkelijke bedoeling van eiseres weergeeft en dat zij bij het opstellen van de verklaring juist is geïnformeerd.
3.
Eiseres heeft bevestigd dat zij zich ervan bewust was dat ze geen uitkering meer zou krijgen naar aanleiding van de verklaring.
4.1
Eiseres heeft allereerst aangevoerd dat zij onder druk is gezet bij het op schrift stellen van de verklaring.[naam 1] heeft gedicteerd wat zij moest opschrijven. De rechtbank is van oordeel dat eiseres deze stelling onvoldoende heeft onderbouwd. Ook biedt het dossier hier geen aanknopingspunten voor.
4.2
Daarnaast heeft eiseres aangevoerd dat zij voorafgaand aan het opstellen van de verklaring verkeerd is geïnformeerd door[naam 1]. Eiseres had tijdens de pauzes willen bidden, zoals zij ook heeft gedaan tijdens de cursussen die zij eerder in het kader van de bijstandsuitkering had gevolgd.[naam 1] heeft echter gezegd dat eiseres alleen thuis na werktijd mocht bidden. Op grond van die informatie heeft eiseres het formulier ingevuld en ondertekend. Eiseres vindt het onzorgvuldig van verweerder dat hij niet heeft geverifieerd of het wel haar bedoeling was de uitkering te beëindigen.
4.3
Verweerder heeft bevestigd dat tijdens het werk de mogelijkheid bestaat in de pauzes te bidden. Verweerder heeft niet betwist dat eiseres dit ook al eerder heeft gedaan bij het volgen van cursussen. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat[naam 1] aan eiseres ook de mogelijkheid heeft geboden om te bidden in haar pauzes, want dat wordt altijd gedaan als iemand een aantal maal wil bidden op een werkdag. Verweerder heeft in dit verband ter zitting nog verwezen naar een eindrapportage van[naam 1], opgemaakt op 16 januari 2014 (de eindrapportage).
4.4
De rechtbank is van oordeel dat uit de rapportage van 17 september 2013 niet blijkt dat[naam 1] eiseres de mogelijkheid heeft geboden om in de pauzes te bidden. In de rapportage staat immers dat eiseres niet bereid is om het bidden uit te stellen tot ze thuis is. Dat strookt met de lezing van eiseres. Dat in de eindrapportage, die door verweerder overigens niet is overgelegd, de mogelijkheid om te bidden tijdens de pauzes wel zou zijn vermeld, doet hier niet aan af. Deze eindrapportage is immers opgesteld vier maanden na het gesprek met eiseres. De rechtbank hecht dan ook meer waarde aan de rapportage die is opgesteld op de dag van het gesprek.
4.5
De rechtbank overweegt voorts dat niet is uitgesloten dat in het gesprek tussen eiseres en[naam 1] mogelijk sprake is geweest van miscommunicatie over het begrip ‘eigen tijd’. Daaronder zouden immers zowel de privétijd na het werk als de pauzes kunnen worden begrepen. Gelet op de omstandigheid dat het een belastend besluit betreft en de gevolgen die het besluit voor eiseres heeft, moeten de consequenties van een dergelijke miscommunicatie naar het oordeel van de rechtbank voor rekening van verweerder komen.
4.6
Tot slot acht de rechtbank van belang dat eiseres tijdens de hoorzitting in bezwaar al heeft aangegeven dat ze ook in de lunchpauze of koffiepauze zou kunnen bidden en dat dit in het gesprek met[naam 1] niet aan de orde is geweest.
4.7
Op grond van al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat aannemelijk is dat eiseres bij het opstellen van de verklaring niet is uitgegaan van de juiste informatie. Gelet op de grote consequenties voor eiseres is de rechtbank bovendien onder deze specifieke omstandigheden van oordeel dat verweerder in bezwaar niet zonder nader onderzoek kon uitgaan van de juistheid van de verklaring van eiseres. Nu verweerder dit nader onderzoek heeft nagelaten, is het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd.
4.8
Dat eiseres in de periode na het gesprek van 17 september 2013 niet is teruggekomen op haar verklaring, kan aan het voorgaande niet afdoen, omdat zij zich er niet van bewust was of kon zijn dat ze zich bij het opstellen van de verklaring had gebaseerd op onjuiste of onvolledige informatie.
5.
Gelet op het voorgaande verklaart de rechtbank het beroep gegrond. Het bestreden besluit wordt vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Nu ook het primaire besluit is gebaseerd op de verklaring van eiseres, ziet de rechtbank tevens aanleiding met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb zelf in de zaak te voorzien. De rechtbank verklaart het bezwaar gegrond, herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit.
6.1
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
6.2
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 974,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 487,-- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • verklaart het bezwaar gegrond;
  • herroept het primaire besluit;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 44,-- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 974,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Schaberg, rechter,
in aanwezigheid van mr. A.T. Hoogendijk, griffier
.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 juni 2014.
de griffier de rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB