ECLI:NL:RBAMS:2014:3886

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 juni 2014
Publicatiedatum
2 juli 2014
Zaaknummer
C/13/554686 / HA RK 13-375
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding en vereffening van de Stichting Vrijwillige Vervroegde Uittreding Unisys Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 juni 2014 een beschikking gegeven over de ontbinding en vereffening van de Stichting Vrijwillige Vervroegde Uittreding Unisys Nederland (SVVUUN). De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.C. Hoogendam, heeft verzet aangetekend tegen de rekening en verantwoording van de vereffenaars van SVVUUN, alsmede tegen het plan van verdeling van het liquidatieoverschot. De rechtbank heeft vastgesteld dat SVVUUN op 6 juni 2012 door het bestuur is ontbonden en dat de vereffenaars sindsdien verantwoordelijk zijn voor de vereffening van het vermogen van de stichting. De verzoeker betwist de kring van gerechtigden die in het plan van verdeling is vastgesteld, evenals de betaling van EUR 4,5 miljoen door SVVUUN aan Unisys Nederland N.V. De rechtbank heeft in haar beoordeling de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek (BW) in acht genomen, met name artikel 2:19 en artikel 2:23b, die de ontbinding en vereffening van stichtingen regelen. De rechtbank concludeert dat de vereffenaars de minnelijke regeling met Unisys op een juiste wijze hebben uitgevoerd en dat de verzoeker niet voldoende heeft aangetoond dat de vereffenaars enige rechtsregel hebben geschonden. De rechtbank wijst het verzet van de verzoeker af en bevestigt de rechtmatigheid van de handelingen van de vereffenaars.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/554686 / HA RK 13-375
Beschikking van 19 juni 2014
in de zaak van
[verzoeker]
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
advocaat mr. M.C. Hoogendam te Leusden,
tegen
de stichting
STICHTING VRIJWILLIGE VERVROEGDE UITTREDING UNISYS NEDERLAND IN LIQUIDATIE,
gevestigd te Amsterdam,
verweerster,
advocaat mr. A.W. Rutten te Amsterdam,
alsmede

1.[belanghebbende 1],

wonende te [woonplaats],
2. [belanghebbende 2],
wonende te [woonplaats],
3.[belanghebbende 3],
wonende te [woonplaats],
4. [belanghebbende 4],
wonende te [woonplaats],
5. [belanghebbende 5],
wonende te [woonplaats],
6. [belanghebbende 6],
wonende te [woonplaats],
7. [belanghebbende 7],
wonende te [woonplaats],
8. [belanghebbende 8],
wonende te [woonplaats],
9. [belanghebbende 9],
wonende te [woonplaats],
belanghebbenden,
advocaat mr. A.W. Rutten te Amsterdam.
Partijen zullen hierna wederom [verzoeker], SVVUUN en belanghebbenden worden genoemd.

1. De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van 13 februari 2014;
- de mondelinge behandeling van 8 mei 2014, het daarvan opgemaakte proces-verbaal en de daarin vermelde stukken.
1.2.
De beschikking is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
SVVUUN is op 17 mei 1982 opgericht.
2.2.
De statuten van SVVUUN luiden met ingang van 1 januari 1989, voor zover hier van belang:

Artikel 1. Begripsomschrijving
In deze statuten wordt verstaan onder:
fonds: Stichting Vrijwillige Vervroegde Uittreding Unisys Nederland;
bestuur: het bestuur van het fonds;
Unisys Nederland: de naamloze vennootschap Unisys Nederland N.V., statutair gevestigd te Amsterdam;
(…)
directie: het bestuur van Unisys Nederland;
(…)
werkgever: Unisys Nederland;
werknemer: de werknemer als bedoeld in de statuten van Stichting Pensioenfonds Unisys Nederland;
VUT-gerechtigde: de gewezen werknemer (als bedoeld in de statuten van Stichting Pensioenfonds Unisys Nederland) die een ingegaan recht op een uitkering door het fonds heeft
Stichting Pensioenfonds
Unisys Nederland: de statutair te Amsterdam gevestigde stichting Stichting Pensioenfonds Unisys Nederland;
ondernemingsraden: de ondernemingsraad werkzaam in de onderneming van Unisys Nederland en de ondernemingsraad werkzaam in de verbonden onderneming te Sassenheim;
statuten: de statuten van het fonds zoals deze te eniger tijd luiden;
VUT-reglementen: reglementen waarin de rechten en plichten van de werknemers op een uitkering van het fonds zijn vastgelegd, zoals dit reglement te enigertijd luidt.
(…)
Artikel 3. Doel
Het fonds heeft ten doel: aan werknemers die hun actieve dienstbetrekking bij de werkgever of een verbonden onderneming beëindigen en die daarvoor in aanmerking komen op grond van het toepasselijke VUT-reglement, uitkeringen te doen.
(…)
Artikel 12. Wijziging statuten en VUTreglementen
1. De statuten kunnen slechts worden gewijzigd krachtens besluit van het bestuur, genomen met tenminste twee derden van het in het totaal door alle fungerende bestuursleden uit te brengen aantal stemmen in een speciaal voor dat doel bijeengeroepen vergadering, waarin alle fungerende bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd zijn. Vooraf dient het voorstel van het bestuur tot wijziging van de statuten ter goedkeuring te worden voorgelegd aan de directie en aan de ondernemingsraden.
(…)
Artikel 13. Ontbinding en vereffening
1. Tot ontbinding van het fonds kan door het bestuur slechts worden besloten overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid van het voorgaande artikel.
(…)
2. Ingeval van ontbinding geschiedt de vereffening door het bestuur. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van de statuten en van de reglementen zoveel mogelijk van kracht.
3. Een eventueel overschot na de vereffening zal bij besluit van het bestuur worden bestemd voor een doel, zoveel mogelijk overeenkomend met dat van het fonds. (…)”.
2.3.
Een in mei 1989 tot stand gekomen schriftelijke overeenkomst tussen Unisys Nederland N.V., die in die overeenkomst (en ook hierna) Unisys wordt genoemd, en SVVUUN, die in die overeenkomst de VUT-stichting wordt genoemd, luidt, voor zover hier van belang:

Artikel 1
Unisys verbindt zich hierbij jegens de VUT-stichting tot het verrichten van al hetgeen, dat volgens de statuten, het Reglement Vrijwillige Uittreding Unisys Nederland en het Reglement Vrijwillige Vervroegde Uittreding Burroughs B.V. alsmede volgens – met inachtneming van de bepalingen van de statuten tot stand gekomen – eventuele andere reglementen van het fonds door haar moet worden verricht, welke verbintenis van Unisys door het fonds hierbij wordt aanvaard.
Artikel 2
De VUT-stichting verbindt zich hierbij jegens Unisys tot getrouwe naleving van de statuten en reglementen, welke verbintenis van de VUT-stichting hierbij door Unisys wordt aanvaard.
(…)
Artikel 5
Unisys gaat ermede accoord, dat de grondslagen van de berekening der te betalen premies worden vastgesteld door het bestuur van de VUT-stichting in overleg met de wiskundig adviseur van de VUT-stichting.
Artikel 6
1. Unisys zal telkenjare op 1 januari de benodigde jaarpremies, waaronder mede begrepen de door Unisys op de salarissen van de deelnemers in te houden bijdragen, aan het fonds verschuldigd worden en de hierdoor ontstane schuld vereffenen voor een vierde deel telkens tien dagen na afloop van een kalenderkwartaal. Schulden van Unisys aan het fonds, ontstaan door wijziging in de voor een kalenderjaar vastgestelde jaarpremies, zullen binnen negen maanden na afloop van dat jaar worden vereffend.
2. (…).
3. Positieve balanssaldi van de VUT-stichting zullen worden aangemerkt als teveel betaalde premies en door het fonds per de balansdatum als premierestitutie verschuldigd worden aan Unisys en de verbonden ondernemingen. (…) Bij de vaststelling van het balanssaldo kan de VUT-stichting tot zijn verplichtingen rekenen: een voorziening VUT-verplichting, een reserve geldbelegging en een extra reserve. De omschrijving van deze rekeningen zullen na goedkeuring door Unisys worden vastgelegd in de actuariële en bedrijfstechnische nota van de VUT-stichting. (…)”.
2.4.
Een in december 1995 tot stand gekomen schriftelijke overeenkomst tussen Unisys en SVVUUN, die in die overeenkomst het Fonds wordt genoemd, luidt, voor zover hier van belang:
“Overwegende dat,
- Unisys Nederland N.V. per 1 januari 1996 een nieuwe VUT-regeling wil invoeren, waardoor onduidelijk is hoe lopende VUT-verplichtingen in de toekomst zullen kunnen worden gefinancierd;
- Unisys Nederland N.V. de wens te kennen heeft gegeven om extra gelden aan het fonds te doen toekomen teneinde eventuele toekomstige problemen rond definanciering van uittredingsregelingen het hoofd te kunnen bieden;
- het bestuur van het Fonds het als haar taak ziet om fondsen te beheren voor het ook in de toekomst nakomen van deze verplichtingen;
komen overeen als volgt:
Artikel 1 Stortingen
Unisys Nederland N.V. zal naast de reguliere dotaties die het gevolg zijn van het Reglement Vrijwillige Vervroegde Uittreding Unisys, zoals het te eniger tijd zal luiden, additionele dotaties kunnen verrichten aan het Fonds uit hoofde van de garantieregeling welke dotaties door het Fonds zullen worden aanvaard op basis van de in deze overeenkomst neergelegde regeling.
Artikel 2 Opgave van verplichtingen
Unisys Nederland N.V. zal ieder jaar op of omstreeks 1 januari aan het Fonds opgave doen van het totaal van de verplichtingen uit hoofde van lopende uittredingsregelingen zoals die aan Unisys Nederland N.V. op dat moment bekend zijn en de gemiddelde looptijd per onderdeel daarvan.
Artikel 3 Belegging der gelden
Het Fonds zal de uit door Unisys Nederland N.V. verrichte stortingen opgebouwde kapitalen op solide wijze beleggen en de opbrengsten van deze beleggingen verminderd met de daarop vallende onkosten aan het kapitaal toevoegen. Het bestuur van het Fonds zal in de jaarcijfers van het Fonds apart opgave doen van de door deze regeling beschikbare gelden.
Artikel 4 Verrekening
Zolang Unisys Nederland N.V. voldoet aan de verplichtingen uit hoofde van lopende uittredingsregelingen, zal het bestuur, niet eerder dan nadat een periode van vier kalenderjaren is verstreken sinds de datum van deze overeenkomst, een met de resterende looptijd evenredig deel van de reserve voor een kalenderjaar als vooruitbetaalde werkgeversbijdrage in dat jaar van de reserve afboeken en in mindering brengen op de door de werkgever over dat jaar verschuldigde reguliere dotaties aan de stichting. (…)”
2.5.
De “nieuwe VUT-regeling” (zie hiervoor onder 2.4, onder “Overwegende dat”, achter het eerste liggende streepje), ook wel aangeduid als de FUT-regeling, is eind 2005 geëindigd.
2.6.
In zijn vergadering van 21 januari 2009 heeft het bestuur van SVVUUN besloten een voorstel tot ontbinding van SVVUUN ter goedkeuring voor te leggen aan het bestuur van Unisys en aan de ondernemingsraden.
2.7.
De ondernemingsraden hebben die goedkeuring gegeven.
2.8.
Het bestuur van Unisys heeft die goedkeuring gegeven nadat SVVUUN ten titel van premierestitutie uit hoofde van de hiervoor onder 2.3 en 2.4 vermelde overeenkomsten EUR 4,5 miljoen aan Unisys had betaald. Aanvankelijk had SVVUUN de door Unisys verlangde premierestitutie niet willen betalen. Na onderhandelingen is in april 2012 over voormelde premierestitutie overeenstemming bereikt tussen Unisys en SVVUUN.
2.9.
In zijn vergadering van 6 juni 2012 heeft het bestuur van SVVUUN besloten tot ontbinding van SVVUUN.
2.10.
De door de vereffenaars van SVVUUN ter inzage neergelegde rekening en verantwoording luidt:
“Het uit te keren vermogen na voldoening van de schuldeisers bedraagt € 3.400.000 en is als volgt samengesteld:
Vlottende activa € 3.780.959
Kortlopende schulden
€ 380.959
€ 3.400.000”.
Het door de vereffenaars van SVVUUN ter inzage neergelegde plan van verdeling luidt, voor zover hier van belang:
“Hetgeen na voldoening van de schulden is overgebleven van het vermogen van de ontbonden stichting, wordt uitgekeerd op de volgende wijze:
Conform het besluit van het bestuur (…) genomen in de bestuursvergadering van 6 juni 2012 vindt verdeling van het liquidatieoverschot plaats over de gerechtigde oud-deelnemers.
Volgens bovengenoemd besluit zijn gerechtigde oud-deelnemers alle (oud-)medewerkers van Unisys Nederland NV, Unisys Corporation IDC en Unisys Europe Africa Services BV, evenals van Stichting Pensioenfonds Unisys Nederland, die na 31 december 2005 nog in dienst waren bij een van deze entiteiten en bovendien hebben deelgenomen aan de FUT regeling die SVVUUN heeft uitgevoerd en daarvoor premie hebben betaald in de periode 1996 tot en met 2005.
Het individueel aandeel van iedere gerechtigde oud-deelnemer is bepaald op basis van de hoeveelheid eigen premie die de gerechtigde als premieplichtig werknemer heeft bijgedragen aan de ‘FUT’-regeling in de jaren 1996 tot en met 2005. (…)”
2.11.
[verzoeker] was in dienst bij Unisys. Hij behoort tot de in het plan van verdeling bedoelde oud-deelnemers aan de FUT-regeling.
2.12.
Belanghebbenden sub 1 tot en met 8 zijn de vereffenaars van het vermogen van SVVUUN, belanghebbende sub 9 is de directeur van SVVUUN.

3.Het verzoek

3.1.
[verzoeker] verzoekt de rechtbank om zijn verzet tegen de rekening en verantwoording en het plan van verdeling gegrond te verklaren en SVVUUN te bevelen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van het oordeel van de rechtbank.
3.2.
[verzoeker] verzet zich tegen de in het plan van verdeling vastgestelde kring van gerechtigden (in het bijzonder de daarin gekozen peildatum, 1 januari 2006) en tegen de hiervoor onder 2.8 vermelde betaling van EUR 4,5 miljoen door SVVUUN aan Unisys.
3.3.
SVVUUN en belanghebbenden voeren verweer.
3.4.
Op de stellingen en verweren zal hierna, in het kader van de beoordeling, worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Artikel 2:19 lid 1 aanhef en onder a Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt, voor zover hier van belang, dat een stichting wordt ontbonden door een besluit van het bestuur tenzij in de statuten anders is voorzien. SVVUUN is ontbonden door het bestuursbesluit van 6 juni 2012.
4.2.
De door de vereffenaars van SVVUUN vervolgens ter hand genomen vereffening van het vermogen van SVVUUN is uitgemond in een rekening en verantwoording alsmede een plan van verdeling.
4.3.
[verzoeker] is op de voet van artikel 2:23b lid 5 BW daartegen in verzet gekomen.
4.4.
De rechtbank roept in herinnering dat in de tussenbeschikking reeds is beslist dat [verzoeker] een “gerechtigde” is in de zin van die bepaling en dat hij tijdig in verzet is gekomen. Overigens is [verzoeker] pas gerechtigde geworden op het moment van vaststelling van het plan van verdeling.
4.5.
Het verzet van [verzoeker] tegen de hiervoor onder 2.8 vermelde betaling van EUR 4,5 miljoen door SVVUUN aan Unisys roept de vraag op hoe ver de in artikel 2:23b BW bedoelde rekening en verantwoording reikt en, daarmee, de in dat artikel bedoelde mogelijkheid van verzet. [verzoeker] wenst “een rechterlijke toetsing op rechtmatigheid van, de motivatie voor, de inhoud van, de uitvoering en uitkomst van het minnelijke schikking proces SVVUUN – Unisys” (verzoekschrift, nummer 35). De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
4.6.
Artikel 2:23b lid 2, eerste volzin, BW bepaalt dat de vereffenaar een rekening en verantwoording van de vereffening opstelt, waaruit de omvang en samenstelling van het overschot blijken. De vereffenaar treedt pas aan, en de vereffening neemt pas een aanvang, nadat de rechtspersoon is ontbonden. Zoals hiervoor onder 4.1 reeds is vermeld, is SVVUUN ontbonden door het bestuursbesluit van 6 juni 2012. SVVUUN en belanghebbenden voeren aan dat de minnelijke regeling tussen Unisys en SVVUUN dateert van vóór die datum en reeds daarom geen onderwerp kan zijn van rekening en verantwoording laat staan van verzet (verweerschrift, nummer 4.25). Dat – formele – verweer is op zichzelf juist.
4.7.
De rechtbank ziet in de omstandigheden van het onderhavige geval echter aanleiding tot een meer materiële benadering. Die omstandigheden houden, kort gezegd, het volgende in. Zonder artikel 13 lid 1 in verbinding met artikel 12 lid 1 van de statuten van SVVUUN zou het bestuursbesluit van 21 januari 2009 onmiddellijk hebben geleid tot het aantreden van de vereffenaars en de aanvang van de vereffening. Het bestuur van Unisys heeft zijn op grond van die statutaire bepalingen vereiste goedkeuring, zo is niet in geschil, verbonden met de kwestie van de premierestitutie. Zonder die statutaire bepalingen zou die kwestie, die voor het overige los staat van de ontbinding van SVVUUN, zich in de vereffeningsfase hebben voorgedaan.
4.8.
Ook deze meer materiële benadering baat [verzoeker] echter niet.
Het in artikel 2:23b lid 2, eerste volzin, BW bedoelde overschot is “hetgeen na de voldoening der schuldeisers van het vermogen van de ontbonden rechtspersoon is overgebleven” (artikel 2:23b lid 1, eerste volzin BW). De wetgever houdt de voldoening van de schuldeisers en (de omvang en samenstelling van) het overschot dus uitdrukkelijk uit elkaar. Dat doet hij ook in de wetsgeschiedenis: “Het doel van de vereffening is in de eerste plaats de voldoening der bekende schuldeisers van de rechtspersoon. (…) Tot zijn taak behoort ook het betwisten van vorderingen die hem ongegrond voorkomen en het innen van vorderingen van de rechtspersoon. (…) Artikel 23b bevat de regeling van de nafase der vereffening: de bestemming en de verdeling van het saldo en het verzet tegen de voorgenomen verdeling. (…) De rekening en verantwoording zal inhouden, hoe de vereffenaars aan het te verdelen bedrag komen; zij zal berusten op de gegevens uit de vorige vereffeningsfase (…)” (Tweede Kamer, vergaderjaar 1982-1983, 17 725, nummer 3, bladzijde 68).
De vereffening van het vermogen van een ontbonden rechtspersoon is een grotendeels externe aangelegenheid. De vereffenaar vertegenwoordigt daarbij de ontbonden rechtspersoon. Net als de bestuurder (vergelijk artikel 2:23a lid 1 BW) is de vereffenaar tegenover de (ontbonden) rechtspersoon gehouden tot een behoorlijke vervulling van zijn taak (artikel 2:9 BW). Net als de bestuurder heeft de vereffenaar, binnen de geldende wettelijke en statutaire grenzen, echter ook een zekere vrijheid van handelen. Aanspraken van schuldeisers van de ontbonden rechtspersoon kan hij honoreren, afwijzen of – zoals in het onderhavige geval met de aanspraken van Unisys is geschied – onderwerp maken van een vaststellingsovereenkomst. De financiële eindresultaten van de inspanningen van de vereffenaar blijken uit de rekening en verantwoording. Het eventuele positieve saldo (het in artikel 2:23b lid 2, eerste volzin, BW bedoelde overschot) komt de ontbonden rechtspersoon toe. Deze draagt het over aan de daartoe gerechtigde(n).
“Rekening en verantwoording en het – eventuele – plan van verdeling behoren bijeen. Belanghebbenden aan wie enig recht op het overschot toekomt, kunnen uit de eerste opmaken hoe groot het totale overschot is, en uit het tweede afleiden waarop zij zelf recht hebben. Als zij dit laatste ontvangen, behoeven zij geen nadere verantwoording; ontvangen zij het niet, dan zullen zij de rechtspersoon alsnog kunnen aanspreken. Op die wijze zal voor zoveel nodig inzicht in het beheer moeten worden gegeven” (Tweede Kamer, vergaderjaar 1984-1985, 17 725, nummer 7, bladzijde 23).
Vaststaat dat de vereffenaars van SVVUUN de minnelijke regeling met Unisys bekend hebben gemaakt en enig inzicht gegeven in hun beweegredenen om deze uiteindelijk aan te gaan. De financiële eindresultaten van de inspanningen van de vereffenaars van SVVUUN zijn daarmee in zoverre verantwoord. Meer kan [verzoeker] in het kader van de onderhavige procedure niet verlangen. Het zou – mede met het oog op de belangen van Unisys, die geen wederpartij van SVVUUN (meer) is – te ver voeren indien de inspanningen van de vereffenaars van SVVUUN jegens Unisys in het kader van het onderhavige verzet tegen de rekening en verantwoording (alsnog) aan een beoordeling zouden (kunnen) worden onderworpen. Dit geldt te meer waar die beoordeling consequenties, in de zin van bijstelling naar boven of naar beneden, zou (kunnen) hebben voor de financiële eindresultaten van die inspanningen. Bijstelling die slechts met medewerking van Unisys kan worden gerealiseerd.
4.9.
De slotsom is dat aan de bezwaren van [verzoeker] tegen de betaling van EUR 4,5 miljoen door SVVUUN aan Unisys dient te worden voorbijgegaan.
4.10.
Met betrekking tot het verzet van [verzoeker] tegen de in het plan van verdeling vastgestelde kring van gerechtigden stelt de rechtbank voorop dat haar toetsingsmogelijkheden beperkt zijn. De wet geeft op dit punt, afgezien van de algemene bepaling van artikel 2:8 BW, geen nadere voorschriften. De statuten van SVVUUN bevatten welgeteld één voorschrift: “Een eventueel overschot na de vereffening zal bij besluit van het bestuur worden bestemd voor een doel, zoveel mogelijk overeenkomend met dat van het fonds” (artikel 13 lid 3).
4.11.
[verzoeker] betoogt dat de vereffenaars van SVVUUN bij de vaststelling van de kring van gerechtigden in 2012 ten onrechte zijn afgeweken van de plannen van bestuur van SVVUUN in 2009. In die plannen was de kring van gerechtigden kleiner doordat de “peildatum” later werd gelegd. [verzoeker] ziet daarbij over het hoofd dat in 2009 eerst en vooral de goedkeuringen van het bestuur van Unisys en de ondernemingsraden voor het voorstel van het bestuur tot ontbinding van SVVUUN aan de orde waren. Pas nadat die goedkeuringen waren gegeven, kon het bestuur daadwerkelijk besluiten tot ontbinding van SVVUUN, zoals het in 2012 heeft gedaan. Pas daarmee ook werd het bepaalde in artikel 2:23b lid 2, tweede volzin, BW actueel: “Zijn er twee of meer gerechtigden tot het overschot, dan stelt de vereffenaar een plan van verdeling op dat de grondslagen der verdeling bevat”. Tot de grondslagen der verdeling behoort ook de (vaststelling van de) kring van gerechtigden. Het stond de vereffenaars dan ook vrij de eerder door het bestuur ontwikkelde plannen over te nemen, maar ook om die plannen geheel of gedeeltelijk los te laten. De vereffenaars waren door die plannen niet gebonden, ook niet in die zin dat zij het geheel of gedeeltelijk loslaten daarvan dienden te motiveren. Zij konden en mochten, binnen de hiervoor onder 4.10 vermelde (ruime) wettelijke en statutaire grenzen, hun eigen plannen ontwikkelen. Daarbij is mede van belang dat [verzoeker] niet weerspreekt dat tot het ontbindingsbesluit bij hem van de zijde van SVVUUN geen verwachtingen waren gewekt. Daarbij is voorts van belang dat het bestuur van Unisys en de ondernemingsraden bij de opstelling en vaststelling van het plan van verdeling als zodanig statutair geen rol speelden. Voor zover de ondernemingsraden hun goedkeuring zouden hebben gegeven op basis van onjuiste informatie, is het niet aan [verzoeker], maar aan de ondernemingsraden om daar gevolgen aan te verbinden.
4.12.
SVVUUN en belanghebbenden hebben de “uitgangspunten voor de verdeling” in nummer 2.6 van het verweerschrift als volgt verwoord:
“• Als peildatum voor de vaststelling wie zal kunnen meedelen in de verdeling van het overschot is gekozen voor 1 januari 2006 om de volgende redenen:
(i) Eind september 2005 zijn de werknemers geïnformeerd over het feit dat SVVUUN per 1 januari 2006 haar activiteiten zou stoppen;
(ii) De aanleiding voor een verdeling van een liquidatieoverschot is dus ontstaan op 1 januari 2006 toen op 31 december 2005 het deelnemerschap van de premieplichtige werd beëindigd.
• De verdeling van het overschot over de rechthebbenden is gekoppeld aan de hoogte van de premie die de rechthebbende heeft bijdragen in de periode dat er sprake was van een werknemersbijdrage, 1996-2006.
• Zij die nog een VUT- of FUT-uitkering hebben ontvangen, hebben ook daadwerkelijk een uitkering gekregen voor de door en voor hen betaalde premies en zijn niet getroffen door het sluiten van de regeling.
• Zij die op 31 december 2005 nog niet FUT-gerechtigd waren, hebben geen uitkering ontvangen voor de door en voor hen betaalde premies in de collectieve regeling en zijn getroffen door het sluiten van de regeling.
• De groep van gerechtigden wordt niet uitgebreid met allen die in de periode 1 januari 1996 t/m 31 december 2005 hun werknemerschap hebben beëindigd voordat zij FUT-gerechtigd werden omdat daarvoor geldt dat zij (1) deelnemer waren in een VUT(FUT)-regeling waar bij voortijdige beëindiging van het deelnemerschap geen recht op uitkering of premierestitutie bestond en (2) hun betrokkenheid bij SVVUUN al hadden beëindigd voordat er sprake was van de beëindiging van de regeling met als gevolg het besluit om SVVUUN te liquideren en een overschot vast te stellen. Zij zijn dus niet getroffen door het sluiten van de regeling.
De groep gerechtigden bestaat dan ook uitsluitend uit zij die op 1 januari 2006 nog werknemer waren en geen VUT- of FUT-uitkering hebben ontvangen dan wel daar geen afstand van hebben gedaan of hebben moeten doen, vanuit de gedachte dat zij – ondanks dat zij premie hebben betaald en dus hebben bijgedragen aan de vorming van het overschot – nooit daarvoor een uitkering zouden hebben ontvangen”.
De vereffenaars hadden ongetwijfeld ook andere criteria kunnen kiezen, bijvoorbeeld de door [verzoeker] gewenste. Dat is echter niet relevant. Waar het om gaat is of de vereffenaars bij de vaststelling van het onderhavige plan van verdeling (de onderhavige kring van gerechtigden daaronder begrepen) enige rechtsregel hebben geschonden. [verzoeker] maakt niet, althans niet voldoende, duidelijk dat en waarom dat het geval zou zijn geweest. Dit geldt ook voor de ter gelegenheid van de mondelinge behandeling herhaalde stelling van [verzoeker] dat, ondanks het hiervoor vermelde laatste uitgangspunt voor de verdeling, niettemin ook (oud-)medewerkers die onder een sociaal plan vallen tot de gerechtigden tot het overschot zouden behoren.
4.13.
[verzoeker] stelt tot slot dat de door de vereffenaars vastgestelde kring van gerechtigden in strijd is met artikel 13 lid 3 in verbinding met artikel 3 van de statuten van SVVUUN. Volgens hem ontbreekt daarin ten onrechte het element (potentiële) vervroegde uittreding. [verzoeker] weerspreekt echter niet dat, waar per 1 januari 2006 geen VUT- of FUT-reglement meer bestond, het overschot niet meer kon worden bestemd voor het in artikel 3 van de statuten van SVVUUN geformuleerde doel. De vereffenaars moesten op zoek naar “een doel, zoveel mogelijk overeenkomend met dat van het fonds” (artikel 13 lid 3 van de statuten van SVVUUN). SVVUUN en belanghebbenden zetten in de nummers 4.4 tot en met 4.7 van het verweerschrift uiteen welke overwegingen de vereffenaars tot hun keuzes hebben geleid. [verzoeker] maakt daartegenover niet, althans niet voldoende, duidelijk dat de vereffenaars daarmee enige statutaire regel hebben geschonden. Daarbij is mede van belang dat de statuten met het oog op (de gerechtigdheid tot) het overschot geen (groepen van) personen dwingend aanwijzen of uitsluiten.
4.14.
Uit het voorgaande vloeit voort dat het verzochte dient te worden afgewezen.
4.15.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. K.M. van Hassel en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2014.