ECLI:NL:RBAMS:2014:4020

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 juli 2014
Publicatiedatum
7 juli 2014
Zaaknummer
AWB-12_5055
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing inschrijving in het Register beëdigde tolken en vertalers (Rbtv) voor vertaler Russisch → Engels

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 juli 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een vertaalster, en de minister van Veiligheid en Justitie. Eiseres had verzocht om inschrijving in het Register beëdigde tolken en vertalers (Rbtv) als vertaler Russisch → Engels. De minister had dit verzoek afgewezen, omdat eiseres niet had aangetoond te voldoen aan de wettelijke competentie van vertaalvaardigheid zoals bedoeld in artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b, van het Besluit beëdigde tolken en vertalers (Bbtv). De rechtbank oordeelde dat het advies van de Commissie Btv, dat aan de afwijzing ten grondslag lag, zorgvuldig tot stand was gekomen en geen gebreken vertoonde.

Eiseres had aangevoerd dat haar werkervaring in de vertaalrichting Russisch → Engels voldoende was om het gebrek aan scholing in vertaalvaardigheid te compenseren. De rechtbank constateerde echter dat de Commissie Btv had geconcludeerd dat eiseres onvoldoende werkervaring had in deze vertaalrichting. De rechtbank oordeelde dat de Commissie Btv de werkervaring van eiseres terecht als onvoldoende had beoordeeld, aangezien zij in de relevante periode niet het vereiste aantal woorden had vertaald en geen vertaalopleiding in de betreffende richting had gevolgd.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en oordeelde dat de minister het verzoek om inschrijving in het Rbtv als vertaler Russisch → Engels op grond van artikel 5, onder a, van de Wet beëdigde tolken en vertalers (Wbtv) mocht afwijzen. Wel werd de minister veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die op € 487,- werden vastgesteld, en moest het door eiseres betaalde griffierecht van € 156,- worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/5055

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 juli 2014 in de zaak tussen

[naam]

wonende te Amsterdam,
eiseres,
gemachtigde mr. J. Stam.
en

de minister van Veiligheid en Justitie,

verweerder,
gemachtigde mr. F. Kabbouti.

Procesverloop

Bij besluit van 10 mei 2012 heeft verweerder geweigerd eiseres in te schrijven in het Register beëdigde tolken en vertalers (Rbtv). Bij besluit van 12 juli 2012 heeft verweerder het besluit van 10 mei 2012 met toepassing van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) herzien, in die zin dat het advies van de Commissie beëdigde tolken en vertalers (Commissie Btv) ten grondslag wordt gelegd aan de afwijzing van het verzoek
(de primaire besluiten)
Bij besluit van 6 september 2012 (het bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard, onder verwijzing naar het advies van de Commissie voor bezwaar van de Raad voor Rechtsbijstand.
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 november 2013. Eiseres is verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst tot 1 februari 2014 ten einde eiseres in de gelegenheid in te stellen aanvullende stukken in te brengen, waarna het dossier opnieuw aan de Commissie Btv ter advisering zou worden voorgelegd. Desgevraagd heeft de rechtbank de schorsingsperiode verlengd tot 1 maart 2014.
Uit de vervolgens door partijen in het geding gebrachte stukken blijkt dat de Commissie Btv op 27 januari 2014 heeft geadviseerd om het verzoek tot inschrijving in het Rbtv als tolk Engels ↔ Russisch toe te kennen. Onder verwijzing naar dit advies heeft verweerder op 7 februari 2014 besloten eiseres per die datum
in te schrijven als tolk Engels ↔ Russisch in het Rbtv (het besluit IIA). Vervolgens heeft de Commissie Btv op 25 februari 2014 geadviseerd het verzoek van eiseres tot inschrijving in het Rbtv als vertaler Engels → Russisch te honoreren. Onder verwijzing naar dit advies heeft verweerder op 27 februari 2014 besloten eiseres per 28 februari 2014 in te schrijven als vertaler Engels → Russisch in het Rbtv (het besluit IIB). Tenslotte heeft de Commissie Btv op 26 februari 2014
geadviseerd het verzoek van eiseres tot inschrijving in het Rbtv als vertaler Russisch → Engels af te wijzen. Bij besluit van 3 maart 2014 heeft verweerder de
motivering van het bestreden besluit I aangevuld, voor zover dat betrekking heeft op de afwijzing van het verzoek tot inschrijving als vertaler Russisch → Engels, in
die zin dat naar dit nadere advies van de Commissie Btv wordt verwezen (het bestreden besluit IIC).
Nadat partijen toestemming hebben gegeven om zonder nadere zitting uitspraak te doen is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1.
De rechtbank constateert met inachtneming van het bepaalde in artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dat het beroep van eiseres nog slechts gericht is tegen de afwijzing van haar verzoek om in het Rbtv ingeschreven te worden als vertaler Russisch → Engels. Nu verweerder het bestreden besluit I voor zover dat betrekking heeft op de eerdere afwijzing van het verzoek van eiseres om ingeschreven te worden als tolk Engels ↔ Russisch en als vertaler Engels → Russisch heeft ingetrokken heeft eiserEs geen belang meer bij behandeling van haar beroep tegen deze onderdelen van het bestreden besluit I. Het beroep van eiseres is niet gericht tegen de besluiten IIA en IIB, zodat de rechtbank daar evenmin aandacht aan zal besteden.
2. De rechtbank gaat bij de boordeling van het beroep uit van het volgende juridisch kader.
2.1.
Op grond van artikel 2, eerste lid, eerste volzin, van de Wbtv is er een register voor beëdigde tolken en vertalers.
2.2. Op grond van artikel 3 van de Wbtv dient de tolk dan wel vertaler om voor inschrijving in het register in aanmerking te komen te voldoen aan de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen eisen ten aanzien van de volgende competenties:
- attitude van een tolk voor de tolk;
- attitude van een vertaler voor de vertaler;
- integriteit;
- taalvaardigheid in de brontaal;
- taalvaardigheid in de doeltaal;
- kennis van de cultuur van het land of gebied van de brontaal;
- kennis van de cultuur van het land of gebied van de doeltaal;
- tolkvaardigheid voor de tolk;
- vertaalvaardigheid voor de vertaler.
2.3.
Op grond van artikel 5, aanhef en onder a, van de Wbtv wordt de aanvraag tot inschrijving afgewezen indien de aanvrager niet voldoet aan de in artikel 3 bedoelde eisen.
2.4.
Op grond van artikel 8, eerste lid, van het Besluit beëdigde tolken en vertalers (hierna: het Bbtv) wordt een tolk of vertaler in het register ingeschreven, indien hij voldoet aan een of meer van de volgende eisen:
a. hij beschikt over een of meer van de volgende getuigschriften waaruit blijkt dat hij met goed gevolg het examen heeft afgelegd ter afsluiting van een opleiding tot tolk of vertaler als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek:
1º. een getuigschrift waaruit blijkt dat het recht is verkregen om de titel baccalaureus te voeren;
2º. een getuigschrift waaruit blijkt dat de graad Bachelor is verleend; of
3º. een getuigschrift waaruit blijkt dat de graad Master is verleend;
b. hij kan anderszins aantonen te voldoen aan de wettelijke competenties.
2.5.
Op grond van artikel 3 van het Besluit inschrijving Rbtv, welk besluit is vastgesteld ter invulling van artikel 8, eerste lid, onder b, van het Bbtv, kan, indien voor een vaardigheid en/of talencombinatie, c.q. vertaalrichting geen toets beschikbaar is, de Raad voor Rechtsbijstand in uitzonderlijke gevallen een verzoek tot inschrijving voorleggen aan de Commissie beëdigde tolken en vertalers.
Daartoe moet de tolk of vertaler aantonen:
- te beschikken over hbo-werk en denkniveau en
- te beschikken over taalvaardigheid in de betreffende talencombinatie of vertaalrichting(en) en op het vereiste niveau en
- minimaal vijf jaar ervaring te hebben als beroepstolk of –vertaler in de betreffende vaardigheid en talencombinatie c.q. vertaalrichting en
- scholing te hebben gevolgd om tolk- of vertaalvaardigheid en –attitude te ontwikkelen.
3.
Verweerder heeft voor de motivering van het bestreden besluit IIC verwezen naar het advies van de Commissie Btv van 26 februari 2014. De Commissie Btv heeft in dit advies geconcludeerd dat het dossier van eiseres onvoldoende waarborgen biedt ten aanzien van het niveau voor inschrijving in het Rbtv als vertaler Russisch → Engels. Daartoe heeft de Commissie Btv - samengevat weergegeven - overwogen dat eiseres onvoldoende werkervaring heeft in de vertaalrichting Russisch → Engels, nu gebleken is dat eiseres gedurende de periode 2004 - 2001 in deze vertaalrichting 74.784 woorden heeft vertaald. De werkervaring van eiseres in de vertaalrichting Russisch → Engels acht de Commissie Btv onvoldoende om het gebrek aan scholing in de vertaalvaardigheid te compenseren. De Commissie Btv concludeert dat onvoldoende is aangetoond, mede door het gebrek aan werkervaring als vertaler Russisch → Engels, dat de combinatie van de actieve beheersing van de B-taal (Engels) met de kennis van de vertaalstrategieën van de A-taal (Russisch) naar de B-taal van eiseres toereikend is voor het aantonen van de vertaalvaardigheid en -attitude op het niveau dat vereist is voor inschrijving als vertaler Russisch → Engels. De omstandigheid dat de vertaalvaardigheid en -attitude in algemene zin en kennis van de talen en culturen van eiseres voldoende zijn maakt dat niet anders.
4.
Eiseres heeft hiertegen - samengevat weergegeven - aangevoerd dat de competentie vertaalvaardigheid niet door de wet is gedefinieerd als een vaardigheid die aan een bepaalde taal is gebonden. Eiseres heeft bovendien op verschillende wijze aangetoond dat zij beschikt over vertaalvaardigheden. Voorts bevat het advies van de Commissie Btv van 26 februari 2014 volgens eiseres onzorgvuldigheden.
5. De rechtbank stelt in de eerste plaats vast dat tussen partijen nog slechts in geschil is of eiseres in aanmerking komt voor inschrijving in het Rbtv als vertaler Russisch → Engels op grond van artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b, van het Bbtv. Vast staat immers dat eiseres geen vertaalopleiding in de vertaalrichting Russisch → Engels heeft gevolgd als bedoeld in artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a, van het Bbtv.
6.
Ter invulling van het vereiste van artikel 8, eerste lid, onder b van het Bbtv – waardoor een belanghebbende dient aan te tonen dat hij voldoet aan de wettelijke competenties die in artikel 3 van de Wbtv worden gesteld - zijn in artikel 3 van het Besluit inschrijving Rbtv een aantal voorwaarden gesteld. Of een belanghebbende aan deze voorwaarden voldoet wordt beoordeeld door de Commissie Btv, die daarover adviseert aan verweerder. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 augustus 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BX3965) volgt dat een advies van de Commissie Btv ter motivering aan een besluit ten grondslag mag worden gelegd, indien niet is gebleken dat het advies onzorgvuldig tot stand is gekomen dan wel anderszins gebreken vertoont.
7.
Eisers heeft aangevoerd dat getwijfeld moet worden aan de integriteit en onafhankelijkheid van de Commissie Btv, nu in het beleid scholing in plaats van toetsing steeds meer nadruk krijgt en drie van de vijf leden van de Commissie Btv tot op directieniveau werkzaam zijn bij het opleidingsinstituut dat deze scholing aanbiedt. Deze enkele stelling van eiseres kan op zichzelf niet tot het oordeel leiden dat het advies van de Commissie Btv in het geval van eiseres onzorgvuldig tot stand zou zijn gekomen of anderszins gebreken vertoont en leidt daarmee niet tot gegrondverklaring van het beroep.
8.
Eiseres heeft voorts aangevoerd dat artikel 3 van de Wbtv aan de eis ‘vertaalvaardigheid voor de vertaler’ niet ook de voorwaarde verbindt dat dit in de betreffende vertaalrichting moet zijn. Deze competentie is volgens eiseres niet aan een bepaalde taal verbonden. De rechtbank stelt echter vast dat in artikel 3 van het Besluit inschrijving Rbtv deze eis nader is uitgewerkt door voorwaarden te stellen aan de taalvaardigheid en ervaring ‘in de betreffende vertaalrichting’. Voorts wordt ingevolge dit besluit de vertaalvaardigheid – en attitude in algemene zin getoetst. Deze uitwerking van artikel 3 van de Wbtv komt de rechtbank niet onredelijk voor. De Commissie Rbtv mocht daarom de taalvaardigheid en ervaring van eiseres in de vertaalrichting Russisch → Engels aan het advies ten grondslag leggen en verweerder mocht zijn advies daarop baseren.
9. Eiseres heeft voorts aangevoerd dat zij in het jaar 2008, 2009 en 2011 totaal 84.341 woorden heeft vertaald van het Russisch naar het Engels en niet 74.784 woorden, zoals in het advies van de Commissie Btv wordt aangenomen. Bovendien heeft zij 100.000 van het Russisch naar het Engels vertaalde woorden proefgelezen en gemiddeld 20.000 woorden per jaar zelf vertaald van het Russisch naar het Engels. Eisers meent daarmee haar ervaring als beroepsvertaler Russisch → Engels in voldoende mate te hebben aangetoond.
10.
Volgens de Commissie Btv is de werkervaring van eiseres in de vertaalrichting Russisch → Engels onvoldoende om het gebrek aan scholing in vertaalvaardigheid te compenseren en daarmee onvoldoende om inschrijving in het Rbtv te rechtvaardigen. Blijkens de toelichting van de Commissie Btv bij artikel 3 van het Besluit inschrijving Rbtv moet het gaan om vijf jaar werkervaring als beroepsvertaler. Een vertaalproductie van 500.000 woorden in de betreffende vertaalrichting in een periode van vijf jaar is volgens de Commissie Btv in ieder geval aan te merken als voldoende werkervaring. De rechtbank acht deze eis niet onredelijk. Voor zover deze eis fysiek onhaalbaar zou zijn ingeval een vertaler staat ingeschreven voor meerdere vertaalrichtingen merkt de rechtbank op dat eiseres ook met de door haar gestelde vertaalproductie deze eis bij lange na niet haalt, zodat de rechtbank geen aanleiding ziet om verweerder nader te bevragen over deze stelling. Het feit dat eiseres in 1996 is geslaagd voor het Staatsexamen is evenmin van belang voor haar werkervaring in de vertaalrichting Russisch → Engels, nu dit ziet op de combinatie Nederlands ↔ Russisch. Daarbij acht de rechtbank van belang dat verweerder heeft toegelicht dat vertaalvaardigheid hand in hand gaat met de talencombinatie waarin wordt vertaald, zodat vertaalervaring in andere talencombinaties in mindere mate relevant is. Dat eiseres ook staat ingeschreven in het Rbtv voor andere talencombinaties van Nederlands, Engels en Russisch betekent immers niet dat wat de Commissie Btv uitlegt over het gebruik van vertaalstrategieën voor het maken van keuzes die de boodschap van de tekst in de brontaal overbrengen met taalgebruik dat passend is voor de doeltaal, de doelgroep en de situatie, niet juist zou zijn. De commissie Btv heeft bij zijn advies tevens kunnen betrekken dat eiseres niet heeft gewoond of gewerkt in een land waar de Engelse taal de voertaal is. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank dan ook op het standpunt mogen stellen dat de werkervaring die eiseres heeft opgedaan in de vertaalrichting Russisch → Engels onvoldoende is om het gebrek aan scholing in vertaalvaardigheid in deze vertaalrichting te compenseren.
11.
Ook uit hetgeen eiseres overigens heeft aangevoerd is de rechtbank niet gebleken dat het advies van de Commissie Btv onzorgvuldig tot stand is gekomen of gebreken vertoont, zodat verweerder dit advies aan zijn besluit ten grondslag heeft mogen leggen. Verweerder heeft mogen concluderen dat eiseres niet heeft aangetoond te voldoen aan de wettelijke competentie van vertaalvaardigheid als bedoeld in artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b, van het Bbtv, gelezen in samenhang met artikel 3 van de Wbtv. Verweerder heeft het verzoek van eiseres om inschrijving in het Rbtv als vertaler Russisch → Engels dan ook mogen afwijzen op grond van artikel 5, onder a, van de Wbtv. De rechtbank verklaart het beroep daarom ongegrond.
12.
De rechtbank ziet in de omstandigheid dat verweerder het bestreden besluit I deels heeft herroepen en vervangen door de besluiten IIA en IIB aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres in verband met het beroep. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 487,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 487,-- en een wegingsfactor 1). Voorts zal de rechtbank verweerder opdragen het door eiseres betaalde griffierecht van € 156,- te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank,
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 156,- vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van het beroep tot een bedrag van € 487,-, te betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.I. van der Does, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. El Markai, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
8 juli 2014.
de griffier de rechter
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Afschrift verzonden op:
D:
SB