ECLI:NL:RBAMS:2014:4736

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 juli 2014
Publicatiedatum
31 juli 2014
Zaaknummer
AWB-13_5756
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergelijking van Zweeds en Nederlands eindexamenresultaat voor toelating tot studie geneeskunde

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 juli 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die in Zweden zijn middelbare school heeft afgerond, en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De eiser had bezwaar gemaakt tegen de indeling in lotingsklasse C voor de opleiding Geneeskunde, omdat hij meende dat zijn Zweedse diploma, inclusief bonuspunten, hem recht gaf op indeling in lotingsklasse A. De rechtbank heeft de procedure en de besluiten van de minister beoordeeld, waarbij het Nuffic-rapport over de vergelijking van examencijfers tussen Nederland en Zweden centraal stond. De rechtbank oordeelde dat de minister niet elk buitenlands diploma individueel kan beoordelen, maar dat er een systeem nodig is, waarbij het Nuffic als deskundige organisatie fungeert. De rechtbank concludeerde dat de voorbereiding en motivering van het bestreden besluit tekortschoten en dat de minister de gelegenheid moest krijgen om deze gebreken te herstellen. De rechtbank heeft het onderzoek heropend en verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen twee maanden een nader gemotiveerd standpunt in te nemen. De einduitspraak zal later volgen, waarin ook de vergoeding van het griffierecht aan de orde zal komen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 13/5756

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 juli 2014 in de zaak tussen

[naam] te [woonplaats], eiser

en
d
(gemachtigde drs. P.M.S. Slagter).

Procesverloop

Bij besluit van 19 juli 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser meegedeeld dat hij is ingedeeld in lotingsklasse C met volgnummer 0967 en dat in deze klasse gegadigden zijn ingeloot tot en met volgnummer 0274, zodat eiser is uitgeloot voor de opleiding B Geneeskunde (Voltijd) voor het studiejaar 2013-2014.
Bij besluit van 13 augustus 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 mei 2014.
Eiser is verschenen, vergezeld door zijn moeder [naam]. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.
Verweerder deelt op grond van artikel 7.57b, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) degenen die inschrijving verlangen voor een opleiding aan de hand van het behaalde gemiddelde eindexamencijfer in vijf klassen in.
Op grond van artikel 7.57b, tweede lid, WHW hebben de in het eerste lid bedoelde klassen als grenzen:
A. hoger dan of gelijk aan 8
B. lager dan 8 maar hoger dan of gelijk aan 7,5
C. lager dan 7,5 maar hoger dan of gelijk aan 7
D. lager dan 7 maar hoger dan of gelijk aan 6,5
E. lager dan 6,5.
De klassen B tot en met Eworden aangeduid als lotingsklassen. Klasse A geeft zonder loting toegang tot de gewenste studie (mits aan de overige vereisten wordt voldaan).
2. Gegadigden met een buitenlands diploma werden in het verleden steeds ingedeeld in lotingsklasse C. Naar aanleiding van de uitspraak Raad van State van 7 september 2011 (LJN: BR6920) heeft verweerder een methode vastgesteld om voor buitenlandse diploma’s behaald in EU Lidstaten tot vaststelling van de A-categorie te kunnen komen, op basis van een onderzoek verricht door het Nuffic en met gebruikmaking van voorhanden zijnde statistische gegevens. Daardoor kunnen studenten met een buitenlands diploma ook in lotingsklasse A worden ingedeeld. Verweerder geeft daarmee uitvoering aan artikel 13 van de Regeling aanmelding en selectie hoger onderwijs, waarin thans is bepaald dat verweerder de gegadigde die in het bezit is van een diploma, afgegeven buiten Nederland in een andere lidstaat van de Europese Unie (……), in klasse A indeelt, indien naar het oordeel van verweerder de gemiddelde waardering van de geëxamineerde vakken vergelijkbaar is met een gemiddeld eindexamencijfer van 8 of hoger.
3.
Verweerder heeft een aantal pagina’s uit een ‘Cijfervergelijking examencijfers voor toelating tot lotingstudies op basis van een buitenlands diploma’ van 15 juni 2012 van het Nuffic overgelegd, waarin het beoordelingssysteem voor diploma’s uit Zweden wordt uitgelegd. Daarin leest de rechtbank dat de waardering voor een vak wordt vermenigvuldigd met de bijbehorende score. Het totaal van al deze scores wordt gedeeld door het totaal aantal punten. Het totaal aantal punten kan verschillen, omdat een leerling extra vakken kan hebben gedaan. De uitkomst van de totale score gedeeld door het aantal punten geeft het gemiddelde, 20 is daarbij het hoogst haalbare. De conclusie van het Nuffic is dat waar in Nederland 3,8% van de kandidaten een 8 of hoger gemiddeld haalt en in Zweden 4,4% van de kandidaten een 19,6 of hoger, een gegadigde met een Zweeds diploma een gemiddelde van 19,6 of hoger dient te hebben behaald om in lotingsklasse A te worden ingedeeld. Verweerder heeft dit rapport kort samengevat in een ‘Voorbeeldlijst DUO voor indeling in lotingsklasse A voor Europese diploma’s’, waarin eveneens voor Zweden een gemiddelde van tenminste 19,6 op de eindlijst wordt aangegeven om in lotingsklasse A te worden ingedeeld.
4.
Eiser is een Nederlander die in Zweden de middelbare school heeft gevolgd en nu in Nederland de opleiding B Geneeskunde wil volgen. Hiertoe heeft hij zijn Zweedse gymnasium cijferlijst (school-leaving certificate en final grade statement) overgelegd. Op grond van deze stukken scoort eiser, indien alleen de scores vermeld op het school-leaving certificate worden meegerekend, totaal 18,95 punten. In het Zweedse systeem kunnen bonuspunten worden behaald door vakken die op het school-leaving certificate worden vermeld in een meer intensieve vorm te volgen. Op die manier kunnen maximaal 2,5 bonuspunten worden behaald. Eiser heeft 1,5 bonuspunt behaald, wat zijn gemiddelde volgens de final grade statement op 20,45 punten brengt.
5.
Verweerder is bij het bestreden besluit uitgegaan van de gemiddelde score volgens het school-leaving certificate, 18,95 punten. Verweerder verwijst daarvoor naar het bij rechtsoverweging 3 vermelde Nuffic-rapport. Voor zover dat niet duidelijk zou zijn verwijst verweerder voorts naar een mailwisseling met het Nuffic over een andere gegadigde met een Zweeds diploma. Daarin wordt door het Nuffic aangegeven: “
Met het toekennen van extra punten voor vakken in Zweden is het mogelijk voor de student om een betere uitgangspositie te krijgen bij loting. Dit zijn regels die in Zweden gelden voor toelating. Elk land heeft eigen specifieke regels en het toekennen van extra punten hoeft dus niet in Nederland te worden overgenomen. De cijfervergelijking is gebaseerd op de berekening van het gemiddelde, het toekennen van extra punten aan de Zweedse aanmelders zou niet eerlijk zijn tegenover de Nederlandse en alle andere buitenlandse aanmelders, omdat zij niet de mogelijkheid hebben om deze extra punten bij elkaar te sprokkelen.”
6.
Eiser meent dat uitgegaan moet worden van zijn final grade statement en daarmee van 20,45 punten. Eiser voert daartoe aan dat het systeem van bonuspunten eigen is aan het Zweedse eindexamen en dat in Zweden deze bonuspunten wel meetellen voor de toelating tot vervolgopleidingen. Eiser wijst erop dat hij door deze bonuspunten een mindere score in de Zweedse taal – zonder belang voor de studie medicijnen in Nederland – heeft kunnen compenseren met vakken die voor die studie juist wel belangrijk zijn. Daarnaast voert eiser aan dat de door verweerder gehanteerde systematiek tevoren niet duidelijk was. Eiser is uitgegaan van de op de website van verweerder verstrekte informatie, te weten een minimale gemiddelde score van 19,6 punten. Als eiser geweten had dat bonuspunten niet zouden meetellen voor die gemiddelde score had hij kunnen kiezen voor vakken als gym en tekenen. Die zouden dan niet als bonuspunten zijn meegeteld, maar als ‘gewoon’ vak op zijn school-leaving certificate hebben gestaan en wel zijn meegeteld bij de gemiddelde score. Eiser meent voorts dat niet juist kan zijn wat in het Nuffic-rapport is vermeld dat in Zweden 4,4% van de kandidaten 19,6 punten gemiddeld scoort op alleen het school-leaving certificate. Eiser heeft eindexamen gedaan op een van de beste scholen van Zweden, [naam], en zelfs daar haalt bij lange na geen 4,4% van de leerlingen een dergelijke score als de bonuspunten niet meegeteld zouden worden.
7.
De rechtbank onderkent dat verweerder niet ieder buitenlands diploma op zijn individuele merites kan beoordelen, maar dat daarvoor een systeem nodig is en dat het Nuffic de aangewezen organisatie is om een dergelijk systeem op te zetten. Dat aan een dergelijk systeem een zekere grofheid kleeft is niet te vermijden. Indien vakken die voor de gewenste vervolgstudie niet van belang zijn (zoals in het geval van eiser: Zweeds) niet zouden worden meegenomen zou scheefgroei ontstaan met de Nederlandse diploma’s waarmee wordt vergeleken. Ook daar wordt immers ieder eindexamencijfer voor het gemiddelde meegeteld. De omstandigheid dat eiser voor (bijna) ieder vak de maximale score heeft gehaald, behalve voor Zweeds, leidt daarom op zichzelf niet tot het oordeel dat hij in lotingsklasse A moet worden ingedeeld.
8.
De rechtbank is voorts met verweerder van oordeel dat indien de website van verweerder twijfel liet over het wel of niet meetellen van de bonuspunten het aan eiser was om daarover nadere informatie te vragen. Vertrouwen op de in rechtsoverweging 3 genoemde Voorbeeldlijst (die daar geen uitsluitsel over geeft) kan niet zover gaan dat verweerder om die reden nu de bonuspunten zou moeten meetellen.
9.
Waar het gaat om vergelijking van Zweedse examencijfers met Nederlandse laat het rapport van het Nuffic dat verweerder aan het bestreden besluit ten grondslag legt ruimte voor twijfel of de bonuspunten wel of niet worden meegeteld, temeer daar dit rapport juist aangeeft dat een leerling extra vakken kan hebben gedaan. Verweerder heeft dit onderkend en aan het Nuffic nadere informatie gevraagd. De door het Nuffic in een vergelijkbaar geval gegeven antwoorden overtuigen de rechtbank echter niet. Zo heeft eiser ter zitting uitgelegd dat de bonuspunten worden gegeven voor vakken die op het school-leaving certificate staan vermeld, maar die hij in een verzwaarde vorm heeft gevolgd en dat hij er ook voor had kunnen kiezen hele andere vakken als gym en tekenen te kiezen. Als gym en tekenen wel zouden hebben meegeteld voor het gemiddelde is niet zonder meer te begrijpen waarom andere vakken in een verzwaarde vorm niet mee zouden tellen. Daarnaast heeft ook de rechtbank twijfels bij de conclusie van het Nuffic dat 4,4% van de kandidaten in Zweden een score van 19,6 of hoger gemiddeld haalt. Dit omdat de maximaal haalbare score 20 is, tegenover een maximaal haalbaar gemiddelde in Nederland van 10. Een score van 19,6 zou vertaald naar de Nederlandse situatie dan een gemiddelde van 9,8 betekenen. Het komt onwaarschijnlijk voor dat 4,4% van de leerlingen een dergelijke score haalt. Als de bonuspunten daarentegen wel worden meegenomen en dus wordt uitgegaan van een maximaal haalbare score van 22,5 staat een score van 19,6 punten gelijk aan een 8,7 in het Nederlandse systeem. Hoewel de rechtbank onderkent dat deze redenering te simpel is en geen recht zal doen aan de manier waarop het Nuffic diploma’s vergelijkt, maakt het wel dat de rechtbank het wenselijk acht dat nadere informatie bij het Nuffic wordt gevraagd over de waardering van het Zweedse eindexamendiploma in het door het Nuffic opgezette systeem van cijfervergelijking van Europese examencijfers.
10.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat de voorbereiding en motivering van het bestreden besluit aanvulling behoeft. De rechtbank ziet in dit geval aanleiding tot toepassing van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en zal verweerder in de gelegenheid stellen om met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen, de gebreken in het bestreden besluit te herstellen en, indien verweerder dat nodig acht, een nader besluit te nemen. Eiser zal vervolgens in de gelegenheid worden gesteld hier (schriftelijk) op te reageren, waarna de rechtbank einduitspraak zal doen.
11.
De rechtbank zal zich in de einduitspraak uitlaten over de vergoeding van het betaalde griffierecht.

Beslissing

De rechtbank:
  • heropent het onderzoek;
  • stelt verweerder in de gelegenheid om binnen twee maanden na verzending van deze uitspraak nader gemotiveerd een standpunt in te nemen en dit standpunt (al dan niet in besluitvorm) aan de rechtbank en aan eiser te sturen;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.I. van der Does, rechter,
in aanwezigheid van mr. A.T. Hoogendijk, griffier
.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2014.
de griffier de rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak kunnen partijen en belanghebbenden géén hoger beroep instellen. Hoger beroep is slechts mogelijk tegelijk met het hoger beroep tegen de nog te wijzen einduitspraak.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB