Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juni 2014 in de zaak tussen
[naam], te [woonplaats], eiser,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2104.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 juni 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een zelfstandige zonder personeel (zzp'er) en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De eiser, wiens inkomen in 2011 drastisch was gedaald door de economische crisis, verzocht om peiljaarverlegging voor de beoordeling van de hoogte van de studiefinanciering voor zijn kinderen. De minister had dit verzoek afgewezen, omdat de daling van het inkomen het gevolg was van de wijze waarop de eiser zijn inkomen verwerft. De rechtbank oordeelde dat een zzp'er in het fiscale systeem en de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) als ondernemer moet worden aangemerkt, wat betekent dat inkomensschommelingen inherent zijn aan het ondernemerschap en niet leiden tot een wijziging van het peiljaar.
De rechtbank overwoog dat de wetgever bewust heeft gekozen voor deze regeling, waarbij de vraag of het ondernemerschap een vrije keuze was, niet relevant is. De eiser betoogde dat hij niet vrijwillig zzp'er was geworden en daarom gelijk behandeld moest worden als een werknemer die zijn baan verliest. De rechtbank erkende dat de keuze om zzp'er te worden vaak niet vrij is, maar benadrukte dat de juridische status van de eiser als ondernemer niet verandert door de omstandigheden.
De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van het verzoek om peiljaarverlegging terecht was, omdat de wetgeving geen ruimte biedt voor uitzonderingen in dit geval. De beroepsgrond van de eiser faalde, en het beroep werd ongegrond verklaard. De rechtbank wees ook op het ontbreken van aanleiding voor vergoeding van griffierecht. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter A.M.I. van der Does, met mr. S. Tax als griffier.