ECLI:NL:RBAMS:2014:8422

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 december 2014
Publicatiedatum
12 december 2014
Zaaknummer
AWB - 13 _ 7501
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit inzake verzoek om informatie op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) met betrekking tot onderhoud aan snelheidscontrolemeter

In deze zaak heeft eiseres, een particulier, beroep ingesteld tegen een besluit van de korpschef van de politie Amsterdam-Amstelland inzake een verzoek om informatie op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Eiseres had op 15 maart en 12 april 2013 een verzoek ingediend bij het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) om 27 documenten, waarvan uiteindelijk slechts vier documenten overbleven waar zij bezwaar tegen had gemaakt. Het primaire besluit van 4 juni 2013 verleende gedeeltelijke toegang tot de documenten, maar het bezwaar van eiseres werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 6 november 2013. De rechtbank heeft de zaak op 31 oktober 2014 behandeld.

Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat het verzoek niet alleen betrekking had op het logboek van de snelheidscontrolemeter, maar ook op andere documenten die het onderhoud aan het apparaat documenteren. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder niet voldoende had onderbouwd dat het proces-verbaal van beëdiging niet bij hen berustte. Eiseres heeft niet kunnen aantonen dat dit document wel onder verweerder berustte. De rechtbank oordeelde dat de gemachtigde van eiseres, die tot haar huishouden behoort, geen beroepsmatige rechtsbijstand verleende, waardoor het verzoek om proceskostenvergoeding werd afgewezen.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd voor zover het betrekking had op het verzoek om verstrekking van het logboek en andere documenten over het onderhoud aan de snelheidscontrolemeter. De rechtbank heeft het primaire besluit in zoverre herroepen en bepaald dat het griffierecht van € 160,- aan eiseres moet worden vergoed. De uitspraak is openbaar gedaan op 12 december 2014.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 13/7501

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 december 2014 in de zaak tussen

[eiseres], te[woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. J.J.O. Zandt),
en

de korpschef van de politie, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Fransen-Rabbering).

Procesverloop

Bij brieven van 15 maart 2013 en 12 april 2013 heeft eiseres een verzoek gedaan in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) bij het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB). Eiseres heeft verzocht om 27 verschillende documenten.
Bij brief van 21 mei 2013 heeft het CJIB het verzoek gedeeltelijk doorgestuurd naar de politie Amsterdam-Amstelland.
Bij besluit van 4 juni 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres meerdere documenten verstrekt.
In bezwaar heeft eiseres meegedeeld dat haar verzoek op nog slechts vier documenten ziet.
Bij besluit van 6 november 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 oktober 2014. Beide partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiseres heeft aangevoerd dat haar beroep nog slechts ziet op het proces-verbaal van beëdiging en het logboek waarin alle onderhoudswerkzaamheden aan de snelheidscontrolemeter zijn geregistreerd, of enig ander document waaruit blijkt wanneer onderhoud aan het apparaat heeft plaatsgevonden, zodat de rechtbank zich slechts op deze twee onderdelen zal richten.
2. In het Wob-verzoek heeft eiseres verzocht om, voor zover de betrokken ambtenaren ambtenaar van politie zijn als bedoeld in artikel 2, lid 1, aanhef en onder a, van het Besluit administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (BAHV), verstrekking van het proces-verbaal waaruit blijkt dat de ambtenaar is beëdigd als bedoeld in artikel 10, eerste lid, aanhef en onder i, van het Besluit algemene rechtspositie politie.
3. In het bestreden besluit overweegt verweerder dat voor zover mogelijk aan het verzoek van eiseres is tegemoet gekomen. Verweerder beschikt niet over een proces-verbaal van beëdiging zodat een uitdraai van het personeelssysteem is verstrekt waaruit blijkt dat de betrokken ambtenaar de belofte aflegt. De vraag of een dergelijk proces-verbaal wel of niet bestaat hoeft volgens de Wob niet geantwoord te worden, volstaan kan worden met aan te geven of verweerder wel/niet dergelijke documenten heeft en of deze wel/niet zullen worden verstrekt.
4. In beroep heeft eiseres aangevoerd dat verweerder minstens moet aangeven onder welke instantie het gevraagde proces-verbaal zich dan bevindt, zodat eiseres zelf kan verifiëren of dat een bestuursorgaan is, of een onder de verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wob.
5. De rechtbank stelt op grond van vaste rechtspraak voorop dat wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, het in beginsel aan degene die om informatie verzoekt is om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot het onderzoek door het bestuursorgaan, een bepaald document toch onder dat bestuursorgaan berust (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 20 oktober 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1376).
6. De rechtbank acht de toelichting van verweerder dat het proces-verbaal van beëdiging niet bij verweerder berust niet ongeloofwaardig. Het is vervolgens aan eiseres om aannemelijk te maken dat dit document toch onder verweerder berust. Eiseres is hier naar het oordeel van de rechtbank niet in geslaagd. Deze beroepsgrond faalt.
7. Eiseres heeft verzocht om, indien gebruik is gemaakt van een snelheidscontrolemeter, niet zijnde een boordsnelheidsmeter, verstrekking van het logboek waarin alle onderhoudswerkzaamheden aan het apparaat zijn geregistreerd, of enig ander document waaruit blijkt wanneer onderhoud aan het apparaat heeft plaatsgevonden.
8. Bij het primaire besluit heeft verweerder meegedeeld dat er geen logboek of ander document bij de eenheid aanwezig is waarin alle onderhoudswerkzaamheden aan het apparaat zijn geregistreerd. Dit kan daarom ook niet verstrekt worden. Het onderhoud wordt verricht door het bedrijf Gatsometer BV.
9. In het bestreden besluit heeft verweerder het verzoek van eiseres in het bezwaarschrift om facturen van de verrichte onderhoudswerkzaamheden aangemerkt als een nieuw Wob-verzoek en meegedeeld dat hij eiseres hierover separaat zal informeren.
10 In beroep heeft eiseres aangevoerd dat het verzoek om de facturen ten onrechte als een nieuw verzoek wordt opgevat. Het oorspronkelijke verzoek beperkte zich immers niet tot het logboek, maar zag ook op enig ander document waaruit blijkt wanneer onderhoud aan de snelheidscontrolemeter heeft plaatsgevonden. Ten onrechte is niet op dat gedeelte van het verzoek beslist.
11. In het verweerschrift heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiseres niet kan worden gevolgd in haar standpunt dat mogelijke facturen van onderhoudswerkzaamheden onder het primaire verzoek hadden moeten worden begrepen. Verweerder heeft toegelicht dat het onderhoud niet wordt verricht door de politie, maar door een particulier bedrijf. Documenten met betrekking tot het onderhoud berusten niet bij de politie. Het verzoek is doorgestuurd naar het Landelijk Parket. Deze is immers eigenaar van de flitspaal en mogelijk dat daar facturen berusten.
12. Op grond van artikel 4 van de Wob wordt de verzoeker, indien het verzoek betrekking heeft op gegevens in documenten die berusten bij een ander bestuursorgaan dan dat waarbij het verzoek is ingediend, zo nodig naar dat orgaan verwezen. Is het verzoek schriftelijk gedaan, dan wordt het doorgezonden onder mededeling van de doorzending aan de verzoeker.
13. De rechtbank stelt vast dat het verzoek niet alleen zag op het logboek maar ook op enig ander document waaruit blijkt wanneer onderhoud aan de snelheidscontrolemeter heeft plaatsgevonden. Verweerder heeft de toelichting van eiseres waarin zij als voorbeeld van een dergelijk document facturen heeft genoemd, ten onrechte als een nieuw verzoek aangemerkt. Nu uit het verweerschrift blijkt dat verweerder dat nieuwe verzoek heeft doorgestuurd naar het Landelijk Parket omdat deze eigenaar is van de flitspaal en daar mogelijk facturen berusten, had verweerder het verzoek in zoverre bij het primaire dan wel bestreden besluit naar het Landelijk Parket moeten doorsturen.
14. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de rechtbank het beroep gegrond zal verklaren en het bestreden besluit zal vernietigen wegens strijd met artikel 4 van de Wob, voor zover dat betrekking heeft op het verzoek om verstrekking van een logboek dan wel enig ander document waaruit blijkt wanneer onderhoud aan de snelheidscontrolemeter heeft plaatsgevonden. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien en te bepalen het primaire besluit in zoverre wordt herroepen. Nu verweerder dit gedeelte van het verzoek al heeft doorgestuurd naar het Landelijk Parket hoeft verweerder daarop niet meer te beslissen.
15. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 160,- te vergoeden.
16. Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat geen aanleiding bestaat voor een vergoeding van de in bezwaar en beroep door eiseres gemaakte proceskosten nu de gemachtigde de partner is van eiseres en met haar op één adres woont. De gemachtigde heeft dit ter zitting erkend. Hij heeft in dat verband gesteld dat er tariefafspraken zijn gemaakt maar dat hij nog geen facturen aan eiseres heeft verzonden.
17. Op grond van het bepaalde in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bbp) kan een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 8:75, onderscheidenlijk een vergoeding van de kosten als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, van de Awb uitsluitend betrekking hebben op onder meer kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
18. In de uitspraak van 7 november 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BY2474) heeft de Afdeling onder aansluiting bij het arrest van de Hoge Raad van 19 oktober 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BY0531) geoordeeld dat een familierelatie er op zichzelf niet aan in de weg staat dat de gemachtigde als derde wordt aangemerkt. De familierelatie staat ook niet aan het beroepsmatig karakter van verleende rechtsbijstand in de weg, met dien verstande dat als rechtsbijstand wordt verleend door een persoon die behoort tot het huishouden van de belanghebbende in beginsel moet worden aangenomen dat deze niet op zakelijke basis is verleend en daarom niet kan gelden als beroepsmatig verleend, aldus de Afdeling. Niet in geschil is dat de gemachtigde tot het huishouden van eiseres behoort. Eiseres heeft haar stelling dat er desondanks sprake is van rechtsbijstand op zakelijke basis niet onderbouwd. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat er geen sprake is van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank wijst het verzoek van eiseres om vergoeding van de proceskosten in bezwaar en beroep dan ook af.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit, voor zover dat betrekking heeft op verzoek om verstrekking van het logboek dan wel enig ander document waaruit blijkt wanneer onderhoud aan de snelheidscontrolemeter heeft plaatsgevonden;
- herroept het primaire besluit in zoverre;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit voor zover dit is vernietigd;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van € 160,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W.C.M. van Emmerik, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.R. de Savornin Lohman, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 december 2014.
de griffier
de rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.