ECLI:NL:RBAMS:2014:8432

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 december 2014
Publicatiedatum
15 december 2014
Zaaknummer
13/669182-14 (PROMIS)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zes jaar celstraf voor oplichting van voornamelijk oudere slachtoffers met babbeltruc

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 december 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 73-jarige man, die zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting van tien voornamelijk oudere slachtoffers. De verdachte deed zich voor als een buurman in financiële nood, waardoor de slachtoffers, die vaak ouder dan zeventig jaar waren, hem geld leenden. De totale schade die de slachtoffers hebben geleden, loopt in de duizenden euro's. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat hij de huidige misdrijven heeft gepleegd terwijl hij niet van verlof was teruggekeerd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar en hem verplicht om een schadevergoeding van ongeveer vijfduizend euro aan de slachtoffers te betalen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de kwetsbaarheid van de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafmaat. De verdachte heeft misbruik gemaakt van het vertrouwen en de hulpvaardigheid van zijn slachtoffers, wat de psychische gevolgen voor hen heeft vergroot. De rechtbank heeft ook de recidive van de verdachte in aanmerking genomen, aangezien hij eerder lange gevangenisstraffen heeft gekregen voor vergelijkbare delicten. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, met daarbij de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/669182-14 (PROMIS)
Datum uitspraak: 3 december 2014
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres, te plaats 1],
gedetineerd in het Huis van Bewaring “[locatie]” te [plaats 1].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 november 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J.M. Jongkind en van wat verdachte en zijn raadsman mr. R.A. Dayala naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

2.1
Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan de volgende misdrijven uit het Wetboek van Strafrecht (Sr):
1. oplichting van [persoon 1] (geboren [geboortejaar]) op 15 januari 2014, terwijl er nog geen vijf jaren waren verstreken sinds een veroordeling voor een soortgelijk feit;
2. oplichting van [persoon 2] (geboren [geboortejaar]) op 22 januari 2014, terwijl er nog geen vijf jaren waren verstreken sinds een veroordeling voor een soortgelijk feit;
3. oplichting van [persoon 3] (geboren [geboortejaar]) op 29 januari 2014, terwijl er nog geen vijf jaren waren verstreken sinds een veroordeling voor een soortgelijk feit;
4. oplichting van [persoon 4] (geboren [geboortejaar]) en/of [persoon 5] (geboren [geboortejaar]) op
5 februari 2014, terwijl er nog geen vijf jaren waren verstreken sinds een veroordeling voor een soortgelijk feit en/of diefstal van 1.250 euro door middel van een valse sleutel op
5 februari 2014, terwijl er nog geen vijf jaren waren verstreken sinds een veroordeling voor een soortgelijk feit;
5. oplichting van [persoon 6] (geboren [geboortejaar]) op 16 maart 2014, terwijl er nog geen vijf jaren waren verstreken sinds een veroordeling voor een soortgelijk feit;
6. oplichting van [persoon 7] (geboren [geboortejaar]) op 28 maart 2014, terwijl er nog geen vijf jaren waren verstreken sinds een veroordeling voor een soortgelijk feit;
7. oplichting van [persoon 8] (geboren [geboortejaar]) op 8 januari 2014, terwijl er nog geen vijf jaren waren verstreken sinds een veroordeling voor een soortgelijk feit;
8. oplichting van [persoon 9] (geboren [geboortejaar]) op 24 juni 2014, terwijl er nog geen vijf jaren waren verstreken sinds een veroordeling voor een soortgelijk feit en/of diefstal van 950 euro door middel van een valse sleutel, terwijl er nog geen vijf jaren waren verstreken sinds een veroordeling voor een soortgelijk feit;
9. oplichting van [persoon 10] (geboren [geboortejaar]) op 7 maart 2014, terwijl er nog geen vijf jaren waren verstreken sinds een veroordeling voor een soortgelijk feit;
10. oplichting van [persoon 11] (geboren [geboortejaar]) op 28 april 2014, terwijl er nog geen vijf jaren waren verstreken sinds een veroordeling voor een soortgelijk feit;
11. diefstal van 3.000 euro toebehorende aan [persoon 12], voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [persoon 12] op 7 augustus 2014.
2.2
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het onder 1., 2., 3., 4. (cumulatief), 5., 6., 7., 8. (cumulatief), 9. en 10. ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Het bewijs voor die feiten bestaat steeds uit de aangifte, de bekentenis van verdachte, de terugkerende modus operandi en camerabeelden, een herkenning door een politieagent of het slachtoffer of een dactyloscopisch of DNA-spoor.
De officier van justitie vordert vrijspraak voor het onder 11. ten laste gelegde, nu zij onvoldoende overtuigd is van de juistheid van de aangifte van [persoon 12]. De modus operandi die in de aangifte wordt beschreven wijkt sterk af van de modus operandi in alle andere zaken die in het dossier zitten. Verdachte ontkent uitdrukkelijk enig geweld te hebben gebruikt. Duidelijk is dat verdachte in de woning is geweest. Onduidelijk is hoe hij aan het geld van [persoon 12] is gekomen. Als hij het geld door middel van een babbeltruc heeft verkregen, dan wordt daarvan geen melding gemaakt in de aangifte. Als verdachte het geld heeft verkregen door geweld of bedreiging met geweld, dan wordt dat niet door andere bewijsmiddelen ondersteund. Ook een kale diefstal kan niet worden bewezen, nu verdachte uitdrukkelijk zegt dat [persoon 12] hem het geld heeft gegeven. Die verklaring vindt ondersteuning in zijn veelgebruikte modus operandi.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat verdachte van alle hem tenlastegelegde feiten moet worden vrijgesproken. De raadsman heeft daartoe - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
In alle feiten, met uitzondering van de feiten 3. en 11., wordt gesteld dat de aangevers zelf hebben aangeboden om geld aan verdachte te lenen. De vraag die vervolgens dient te worden gesteld is of de gedragingen die verdachte worden verweten, aangevers in alle redelijkheid hebben kunnen bewegen tot afgifte van geld of een pinpas met pincode. De verdediging is van mening dat het feitenrelaas – zoals door de aangevers geschetst wordt – niet voldoende is om te kunnen spreken van oplichting, nog daargelaten de vraag of het verdachte is geweest die de strafbare feiten heeft gepleegd. Niet is gebleken dat aangevers daadwerkelijk het geld aan verdachte hebben overhandigd.
Met betrekking tot het onder 9. ten laste gelegde werpt de raadsman voorts nog de vraag op of wel sprake is geweest van een (voltooide) oplichting, nu aangeefster [persoon 10] de dader en zijn verhaal helemaal niet vertrouwde. Zij realiseerde zich dit nog voordat zij het geld overhandigde. Aangeefster gaf het geld om de dader zo snel mogelijk haar huis uit te krijgen.
Ten aanzien van de onder 4. ten laste gelegde diefstal door middel van een valse sleutel heeft de raadsman naar voren gebracht dat verdachte met de uitdrukkelijke toestemming van aangevers heeft gepind. Van onbevoegd gebruik van de pinpas kan dan ook geen sprake zijn.
Ten aanzien van de onder 8. ten laste gelegde diefstal door middel van een valse sleutel heeft de raadsman overwogen dat uit het dossier niet blijkt dat er daadwerkelijk geld is opgenomen middels de pinpas.
Voor het onder 11. ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte heeft bekend dat hij aangeefster heeft benaderd met het verhaal dat hij geld nodig had. Verdachte ontkent echter dat hij aangeefster zou hebben bedreigd, of dat hij geweld zou hebben gebruikt. Dit is ook niet de modus operandi van verdachte. De verdediging bekruipt het gevoel dat aangeefster een valse aangifte heeft gedaan uit schaamte dat zij het geldbedrag heeft afgestaan. Ten aanzien van dit feit is er dan slechts een aangifte waaruit een andere modus operandi blijkt dan verdachte stelt te hebben gebruikt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak van het onder 11. ten laste gelegde
Met de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank niet bewezen wat onder 11. aan verdachte is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4.3.2
Vrijspraak van het onder ‘en/of’ ten laste gelegde in de feiten 4. en 8.
Ten aanzien van hetgeen ten laste is gelegd onder ‘en/of’ in de feiten 4. en 8. is de rechtbank van oordeel dat dat deel van die feiten niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de onder 4. ten laste gelegde diefstal door middel van een valse sleutel dat uit de aangifte van [persoon 4] volgt dat haar man,
[persoon 5], verdachte zijn bankpas en pincode heeft gegeven en tegen verdachte heeft gezegd dat hij geld van de rekening kon halen. Uit de aanvullende aangifte van [persoon 4] volgt dat verdachte toestemming had een geldbedrag van de rekening van [persoon 4] en [persoon 5] te halen. Er is met hem niet gesproken over de hoogte van het bedrag. De rechtbank is van oordeel dat aldus niet kan worden bewezen dat sprake is geweest van wederrechtelijke toe-eigening van het geld middels een valse sleutel.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de onder 8. ten laste gelegde diefstal door middel van een valse sleutel dat uit de aangifte van [persoon 9] volgt dat zij haar pinpas en pincode aan verdachte heeft gegeven om met haar toestemming een geldbedrag van haar rekening te halen. De rechtbank is van oordeel dat aldus niet kan worden bewezen dat sprake is geweest van wederrechtelijke toe-eigening van het geld middels een valse sleutel.
Wel zijn aangevers door het handelen van verdachte – indirect, namelijk doordat zij hun bankpas en pincode ter beschikking stelden – bewogen tot afgifte van een geldbedrag, zodat het onder 4. en 8. tenlastegelegde in zoverre wel bewezen verklaard kan worden.
4.3.3
Het oordeel over het (overige) onder 1., 2., 3., 4., 5., 6., 7., 8., 9. en 10. ten laste gelegde
De overige tenlastegelegde feiten kunnen naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend worden bewezen.
Ten aanzien van het verweer van de raadsman betreffende het onder 9. ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat uit de aangifte van het slachtoffer [persoon 10] blijkt dat zij normaal gesproken nooit 100 euro aan een vreemd persoon zou hebben gegeven, maar door zijn manier van doen en praten hij haar toch zover had gekregen. Daarnaast heeft verdachte ter terechtzitting expliciet bekend dat hij haar wilde oplichten. Gelet hierop gaat het ook bij dit feit om een (voltooide) oplichting. Dat [persoon 10] mogelijk ook wilde dat verdachte zo snel mogelijk haar woning zou verlaten maakt dit niet anders.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht, op grond van de wettige bewijsmiddelen die in de bijlage II zijn opgenomen en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde
Zaak 1
op 15 januari 2014 te Amsterdam, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [persoon 1], geboren [geboortejaar], heeft bewogen tot de afgifte van 400 euro, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven – valselijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid zich voorgedaan als de vader van het buurmeisje van die [persoon 1] en gezegd dat hij, verdachte, geld tekort kwam voor de aanschaf van een rolstoel voor zijn andere zieke dochter, waardoor die [persoon 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een eerdere veroordeling van de verdachte/schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, dat in kracht van gewijsde is gegaan;
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde
Zaak 3
op 22 januari 2014 te Amsterdam, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [persoon 2], geboren [geboortejaar], heeft bewogen tot de afgifte van 920 euro, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid zich voorgedaan als de nieuwe buurman van die [persoon 2] en gezegd dat hij, verdachte, geld tekort kwam voor de levering van nieuw laminaat voor zijn, verdachtes, woning, waardoor die [persoon 2] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een eerdere veroordeling van de verdachte/schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, dat in kracht van gewijsde is gegaan;
Ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde
Zaak 4
op 29 januari 2014 te Amsterdam, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [persoon 3], geboren [geboortejaar], heeft bewogen tot de afgifte van 350 euro, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en
bedrieglijk en in strijd met de waarheid zich voorgedaan als de vader van de nieuwe buurvrouw en gezegd dat hij, verdachte, geld te kort kwam en gezegd dat hij, verdachte, geld wilde lenen voor een nieuwe keuken die geleverd zou worden, waardoor die [persoon 3] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een eerdere veroordeling van de verdachte/schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, dat in kracht van gewijsde is gegaan;
Ten aanzien van het onder 4. ten laste gelegde
Zaak 6
op 5 februari 2014 te Amsterdam, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [persoon 4], geboren [geboortejaar], en [persoon 5], geboren [geboortejaar], heeft bewogen tot de afgifte van enig geldbedrag, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid zich voorgedaan als de nieuwe buurman van die [persoon 4] en [persoon 5] en gezegd dat hij, verdachte, geld te kort kwam voor de aanschaf van een rolstoel voor zijn zieke dochter, waardoor die [persoon 4] en [persoon 5] werden bewogen tot bovenomschreven afgifte,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een eerdere veroordeling van de verdachte/schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, dat in kracht van gewijsde is gegaan;
Ten aanzien van het onder 5. ten laste gelegde
Zaak 10
op 16 maart 2014 te Amsterdam, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [persoon 6], geboren [geboortejaar], heeft bewogen tot de afgifte van 600 euro, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid zich voorgedaan als de nieuwe buurman van die [persoon 6] en gezegd dat hij, verdachte, geld te kort kwam voor een levering uit België voor zijn nieuwe woning, waardoor die [persoon 6] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een eerdere veroordeling van de verdachte/schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, dat in kracht van gewijsde is gegaan;
Ten aanzien van het onder 6. ten laste gelegde
Zaak 12
op 28 maart 2014 te Amsterdam, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels [persoon 7], geboren [geboortejaar], heeft bewogen tot de afgifte van 150 euro, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid zich voorgedaan als de nieuwe buurman van die [persoon 7] en gezegd dat hij, verdachte, geld te kort kwam voor een levering tegels uit België voor zijn nieuwe woning, waardoor die [persoon 7] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een eerdere veroordeling van de verdachte/schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, dat in kracht van gewijsde is gegaan;
Ten aanzien van het onder 7. ten laste gelegde
Zaak 13
op 8 januari 2014 te Haarlem, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [persoon 8], geboren [geboortejaar], heeft bewogen tot de afgifte van 250 euro, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid zich voorgedaan als de nieuwe buurman en gezegd dat hij, verdachte, geld te kort kwam voor tegels die gebracht zouden worden, waardoor die [persoon 8] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een eerdere veroordeling van de verdachte/schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, dat in kracht van gewijsde is gegaan;
Ten aanzien van het onder 8. ten laste gelegde
Zaak 14
op 24 juni 2014 te Amsterdam, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels
[persoon 9], geboren [geboortejaar], heeft bewogen tot de afgifte van enig geldbedrag, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid zich voorgedaan als de nieuwe buurman van die [persoon 9] en gezegd dat hij, verdachte, geld te kort kwam voor een levering van goederen uit België voor zijn nieuwe woning, waardoor die [persoon 9] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een eerdere veroordeling van de verdachte/schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, dat in kracht van gewijsde is gegaan;
Ten aanzien van het onder 9. ten laste gelegde
Zaak 15
op 7 maart 2014 te Zandvoort, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels,
[persoon 10], geboren [geboortejaar], heeft bewogen tot de afgifte van 100 euro, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid zich voorgedaan als de nieuwe buurman en gezegd dat hij, verdachte, geld te kort kwam voor de levering van vloerbedekking en meubels, waardoor die [persoon 10] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een eerdere veroordeling van de verdachte/schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, dat in kracht van gewijsde is gegaan;
Ten aanzien van het onder 10. ten laste gelegde
Zaak 16
op 28 april 2014 te Haarlem, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels,
[persoon 11], geboren [geboortejaar], heeft bewogen tot de afgifte van 400 euro, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid zich voorgedaan als de nieuwe buurman en gezegd dat hij, verdachte, geld te kort kwam voor tegels die vanuit België bezorgd zouden worden, waardoor die [persoon 11] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een eerdere veroordeling van de verdachte/schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, dat in kracht van gewijsde is gegaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf en maatregelen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1., 2., 3., 4., 5., 6., 7., 8., 9. en 10. bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaar, met aftrek van voorarrest.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de vorderingen van de benadeelde partijen [persoon 1], [persoon 2], [persoon 4], [persoon 9], [persoon 6], [persoon 7], [persoon 8], [persoon 10] en [persoon 11] geheel worden toegewezen, met daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Gelet op de gevorderde vrijspraak voor het onder 11. ten laste gelegde dient de vordering van de benadeelde partij [persoon 12] niet-ontvankelijk te worden verklaard.
8.2
Het standpunt/strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft primair algehele vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de raadsman verzocht verdachte een geheel voorwaardelijke straf op te leggen en meer subsidiair om de eis van de officier van justitie te matigen.
Gelet op de bepleite vrijspraak ten aanzien van alle feiten dienen de vorderingen van de benadeelde partijen primair niet-ontvankelijk te worden verklaard. Subsidiair zouden de vorderingen moeten worden afgewezen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich in een half jaar tijd schuldig gemaakt aan het oplichten van tien mensen. Acht van hen waren ouder dan 70 jaar, de oudste bijna 90 jaar. Verdachte deed zich tegenover zijn slachtoffers over het algemeen voor als een buurman in financiële nood, waardoor zij werden bewogen tot afgifte van geld. Verdachte heeft misbruik gemaakt van de hulpvaardigheid van zijn slachtoffers en hun vertrouwen ernstig beschaamd. Het feit dat de slachtoffers bovendien in hun eigen woning - een plek waar men zich veilig moet kunnen voelen - zijn benaderd en benadeeld, zal de psychische gevolgen die zij van deze feiten hebben ondervonden nog vergroten. De rechtbank rekent dit verdachte zeer aan.
Verdachte heeft uitsluitend gehandeld uit eigen financieel gewin. De totale financiële schade van de gedupeerden loopt in de duizenden euro’s. Bij een aantal van de slachtoffers betreffen de ontvangen geldbedragen hun spaartegoed.
Blijkens een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d.
4 november 2014 is verdachte veelvuldig voor dit soort feiten met politie en Justitie in aanraking geweest. Hij heeft een aantal lange gevangenisstraffen gekregen voor vergelijkbare feiten in het verleden. Zijn laatste veroordeling, voor 16 oplichtingen, dateert van 4 maart 2010. Verdachte is toen tot een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf veroordeeld. Hij heeft zich echter binnen vijf jaar na voormelde veroordeling wederom schuldig gemaakt aan nieuwe, vergelijkbare, feiten. Kennelijk kan niets verdachte ervan weerhouden zich keer op keer schuldig te maken aan een veelheid van dit soort strafbare feiten.
De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van het omtrent verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 20 oktober 2014. De reclassering beschrijft dat het plegen van delicten door verdachte een langdurig ingesleten patroon lijkt te zijn. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. De reclassering is van mening dat een inzicht gevende behandeling bij
De Waag geïndiceerd zou zijn. Verdachte heeft echter bij de reclassering aangegeven hieraan niet mee te willen werken, hij vindt zichzelf ‘te oud om nog te reclasseren’. Ter zitting heeft verdachte dit standpunt enigszins genuanceerd.
De reclassering adviseert een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur de enige manier om de maatschappij tegen de strafbare praktijken van verdachte te beschermen. Gelet op de hoeveelheid feiten, de ernst daarvan en de omvangrijke documentatie van verdachte ten aanzien van vergelijkbare feiten, is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf ook overigens passend en geboden is.
Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon 1] en de schadevergoedingsmaatregel
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van
[persoon 1]niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1. bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 400,00 (vierhonderd euro). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van
[persoon 1]voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon 2] en de schadevergoedingsmaatregel
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van
[persoon 2]niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 2. bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 920,00 (negenhonderdtwintig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (22 januari 2014) tot aan de dag van de algehele voldoening. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van
[persoon 2]voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon 4] en de schadevergoedingsmaatregel
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van
[persoon 4]niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 4. bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 1.250,00 (twaalfhonderdvijftig euro). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van
[persoon 4]voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon 6] en de schadevergoedingsmaatregel
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van
[persoon 6]niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 5. bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 600,00 (zeshonderd euro). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van
[persoon 6]voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon 7] en de schadevergoedingsmaatregel
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van
[persoon 7]niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 6. bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 150,00 (honderdvijftig euro). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van
[persoon 7]voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon 8] en de schadevergoedingsmaatregel
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van
[persoon 8]niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 7. bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 250,00 (tweehonderdvijftig euro). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van
[persoon 8]voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon 9] en de schadevergoedingsmaatregel
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van
[persoon 9]niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 8. bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 950,00 (negenhonderdvijftig euro). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van
[persoon 9]voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon 10] en de schadevergoedingsmaatregel
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van
[persoon 10]niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 9. bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 100,00 (honderd euro). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van
[persoon 10]voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon 11] en de schadevergoedingsmaatregel
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van
[persoon 11]niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 10. bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 400,00 (vierhonderd euro). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van
[persoon 11]voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon 12]
Nu aan verdachte - zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht - geen straf of maatregel is opgelegd ten aanzien van het onder 11. ten laste gelegde, is [persoon 12] in de vordering niet-ontvankelijk.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36f, 43a, 57 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart het onder 11. ten laste gelegde en het onder ‘en/of’ ten laste gelegde in de feiten 4. en 8. niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1., 2., 3., 4., 5., 6., 7., 8., 9. en 10. ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1., 2., 3., 4., 5., 6., 7., 8., 9. en 10. bewezen verklaarde
Oplichting, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
6 (zes) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de teruggave aan verdachte van een roze Samsung zaktelefoon (4820763).
Wijst de vordering van
[persoon 1], wonende op het adres [adres]
[te plaats], toe tot € 400,00 (vierhonderd euro).
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [persoon 1] aan de Staat € 400,00 (vierhonderd euro) te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 8 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van
[persoon 2], wonende op het adres [adres]
[te plaats], toe tot € 920,00 (negenhonderdtwintig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon 2] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [persoon 2] aan de Staat € 920,00 (negenhonderdtwintig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 18 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van
[persoon 4], wonende op het adres [adres]
[te plaats], toe tot € 1.250,00 (twaalfhonderdvijftig euro).
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon 4] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [persoon 4] aan de Staat € 1.250,00 (twaalfhonderdvijftig euro) te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 22 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van
[persoon 6], wonende op het adres [adres]
[te plaats], toe tot € 600,00 (zeshonderd euro).
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon 6] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [persoon 6] aan de Staat € 600,00 (zeshonderd euro) te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 12 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van
[persoon 7], wonende op het adres [adres], [te plaats], toe tot € 150,00 (honderdvijftig euro).
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon 7] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [persoon 7] aan de Staat € 150,00 (honderdvijftig euro) te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 3 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van
[persoon 8], wonende op het adres [adres]
[te plaats], toe tot € 250,00 (tweehonderdvijftig euro).
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon 8] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [persoon 8] aan de Staat € 250,00 (tweehonderdvijftig euro) te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 5 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van
[persoon 9], wonende op het adres [adres]
[te plaats], toe tot € 950,00 (negenhonderdvijftig euro).
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon 9] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [persoon 9] aan de Staat € 950,00 (negenhonderdvijftig euro) te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 19 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van
[persoon 10], wonende op het adres [adres]
[te plaats], toe tot € 100,00 (honderd euro).
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon 10] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [persoon 10] aan de Staat € 100,00 (honderd euro) te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 2 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van
[persoon 11], wonende op het adres [adres]
[te plaats], toe tot € 400,00 (vierhonderd euro).
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon 11] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [persoon 11] aan de Staat € 400,00 (vierhonderd euro) te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 8 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Verklaart
[persoon 12]niet-ontvankelijk in haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.W. Inden, voorzitter,
mrs. V.V. Essenburg en H.M. van Niftrik, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.M. Noomen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 december 2014.