ECLI:NL:RBAMS:2014:8907

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 december 2014
Publicatiedatum
23 december 2014
Zaaknummer
13-669125-14
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brute woningoverval met geweld en bedreiging

Op 17 december 2014 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een ander een brute woningoverval heeft gepleegd. De overval vond plaats op 10 juni 2014 in Amsterdam, waarbij de verdachte en zijn mededader veel geweld hebben gebruikt tegen de slachtoffers, [persoon 2] en [persoon 3]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met opzet heeft bijgedragen aan het geweld en de diefstal, en dat zijn alternatieve verklaring niet aannemelijk is. De rechtbank achtte de verklaringen van de slachtoffers betrouwbaar, ondersteund door bewijs van letsel. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij [persoon 2] toegewezen, die schadevergoeding heeft geëist voor de geleden materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om deze schadevergoeding te betalen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/669125-14
Datum uitspraak: 17 december 2014
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Bulgarije) op [geboortedatum],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het [detentie adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

1.1.
Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 december 2014.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M. Diependaal, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A. Berends, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 10 juni 2014 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meerdere (buitenlandse) bankbiljetten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [persoon 1] en/of [persoon 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd
van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [persoon 2] en/of [persoon 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [persoon 2] tegen grond heeft/hebben gewerkt en/of
- bij die [persoon 2] een hand voor de mond heeft/hebben gedaan en/of een of meerdere vingers in de mond van die [persoon 2] heeft/hebben gedaan en/of
- met die [persoon 2] heeft/hebben gevochten en/of
- die [persoon 2] heeft/hebben geslagen en/of
- die [persoon 2] met kracht heeft/hebben geschopt tegen het hoofd en/of de rug en/of de ribbenkast, althans tegen het lichaam en/of
- de keel van die [persoon 2] met een/de hand(en) heeft/hebben dichtgeknepen en/of
- die [persoon 2] met een sjaal en/of riem de mond heeft/hebben (dicht)gesnoerd en/of
- die [persoon 2] een sjaal om de keel heeft/hebben gedaan en aangetrokken en/of
- die [persoon 3] aan haar arm naar de eerste verdieping heeft/hebben gesleurd en/of
- tegen die [persoon 3] heeft/hebben gezegd: 'ssshhhhh' en/of 'I kill you',althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 10 juni 2014 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [persoon 2] en/of [persoon 3] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of (een of meer) van zijn mededader(s)
- die [persoon 2] tegen de grond gewerkt en/of
- bij die [persoon 2] een hand voor de mond gedaan en/of een of meerdere vingers in de mond van die [persoon 2] gedaan en/of
- met die [persoon 2] gevochten en/of
- die [persoon 2] geslagen en/of
- die [persoon 2] met kracht geschopt tegen het hoofd en/of de rug en/of de ribbenkast, althans tegen het lichaam en/of
- die [persoon 2] met een sjaal en/of een riem de mond gesnoerd en/of
- bij die [persoon 2] een sjaal om de keel gedaan en aangetrokken en/of
- die [persoon 3] aan haar arm naar de eerste verdieping gesleurd en/of
- tegen die [persoon 3] gezegd: 'ssshhhhh' en/of 'I kill you', althans woorden van gelijk dreigende aard en/of strekking;
3.
hij op of omstreeks 10 juni 2014 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [persoon 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk dreigend tegen die [persoon 3] gezegd 'I kill you';

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

De raadsvrouw heeft betoogd dat geen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de tweede man in de woning van aangeefster [persoon 2] (verder: [persoon 2]) en dat verdachte geen opzet had op het plegen van de diefstal met geweld en de wederrechtelijke vrijheidsberoving. Daarbij heeft de raadsvrouw erop gewezen dat de verklaringen van [persoon 2] en aangeefster [persoon 3] (verder: [persoon 3]) op essentiële onderdelen niet betrouwbaar zijn. Bovendien heeft verdachte een alternatief scenario geschetst, wat erop neer komt dat hij [persoon 2] heeft willen helpen.
De rechtbank verwerpt deze verweren en overweegt als volgt. Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [persoon 2] en [persoon 3] betrouwbaar zijn. Behalve dat de verklaringen van [persoon 2] worden ondersteund door het letsel dat zij heeft opgelopen, ondersteunen de verklaringen van [persoon 2] en [persoon 3] elkaar wezenlijk. De rechtbank neemt deze verklaringen dan ook als uitgangspunt.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte met de andere man naar binnen is gegaan en dat hij in de woning meteen naar boven is gegaan, de kast in de slaapkamer van [persoon 2] doorzocht en om ‘money’ heeft gevraagd. Ook is gebleken dat verdachte een bijdrage heeft geleverd aan het geweld. Verdachte heeft immers de sjaal en de riem, waarmee geprobeerd is [persoon 2] te wurgen, naar beneden gebracht en heeft daarmee de andere dader geholpen. [persoon 3] heeft daarover verklaard dat zij zag dat één van de mannen [persoon 2] bij haar keel vasthad en de andere man haar handen.
Hieruit volgt dat verdachte een substantiële bijdrage heeft geleverd aan het geweld en dat hij heeft gezocht naar geld, waarmee hij nauw en bewust heeft samengewerkt met de andere dader. Uit de uiterlijke verschijningsvormen volgt dat verdachte het opzet had om geld te stelen uit de woning van [persoon 2] en dat geweld is toegepast om dat doel te bereiken.
Voor zover verdachte heeft aangevoerd dat zijn handelingen moeten worden uitgelegd in het kader van het alternatieve scenario, is dit niet aannemelijk geworden, temeer nu de verklaring van verdachte wordt weersproken door de overige inhoud van het dossier.
Naar het oordeel van de rechtbank leveren de feitelijkheden zoals die hierna zullen worden bewezen verklaard een eendaadse samenloop op van diefstal met geweld en wederrechtelijke vrijheidsberoving. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank met de officier van justitie het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan. Het bewijs dat verdachte (of zijn mededader) “I kill you” of woorden van gelijke strekking tegen [persoon 3] heeft gezegd, is alleen afkomstig van [persoon 3], hetgeen onvoldoende is. Bovendien heeft [persoon 3] in haar verklaring bij de rechter-commissaris niet verklaard dat er “I kill you” is gezegd, maar dat één van de daders een gebaar met zijn hand langs zijn keel maakte. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder 3 ten laste gelegde en verdachte ten aanzien van feit 1 en 2 partieel vrijspreken van de feitelijkheid dat tegen [persoon 3] “I kill you” zou zijn gezegd.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1
op 10 juni 2014 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen buitenlandse bankbiljetten toebehorende aan [persoon 1] en/of [persoon 2], welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [persoon 2] en [persoon 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan een andere deelnemer aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden, dat verdachte en zijn mededader
- die [persoon 2] tegen grond hebben gewerkt en
- bij die [persoon 2] een hand voor de mond hebben gedaan en een of meerdere vingers in de mond van die [persoon 2] hebben gedaan en
- met die [persoon 2] hebben gevochten en
- die [persoon 2] hebben geslagen en
- die [persoon 2] met kracht hebben geschopt tegen het hoofd, de rug en de ribbenkast en
- de keel van die [persoon 2] met de handen hebben dichtgeknepen en
- die [persoon 2] met een sjaal en riem de mond hebben (dicht)gesnoerd en
- die [persoon 2] een sjaal om de keel hebben gedaan en aangetrokken en
- die [persoon 3] aan haar arm naar de eerste verdieping hebben gesleurd en
- tegen die [persoon 3] hebben gezegd: 'ssshhhhh';
ten aanzien van feit 2
op 10 juni 2014 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [persoon 2] en [persoon 3] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededader
- die [persoon 2] tegen de grond gewerkt en
- bij die [persoon 2] een hand voor de mond gedaan en een of meerdere vingers in de mond van die [persoon 2] gedaan en
- met die [persoon 2] gevochten en
- die [persoon 2] geslagen en
- die [persoon 2] met kracht geschopt tegen het hoofd, de rug en de ribbenkast en
- die [persoon 2] met een sjaal en een riem de mond gesnoerd en
- bij die [persoon 2] een sjaal om de keel gedaan en aangetrokken en
- die [persoon 3] aan haar arm naar de eerste verdieping gesleurd en
- tegen die [persoon 3] gezegd: 'ssshhhhh'.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

7.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straffen en maatregelen

9.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [persoon 2], vermeerderd met de wettelijke rente, zal worden toegewezen, en dat daarbij de schadevergoedingsmaatregel zal worden opgelegd.
9.2.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een brute woningoverval waarbij veel geweld is gebruikt. Ten tijde van de overval waren [persoon 2] en [persoon 3] in de woning aanwezig. Het door verdachte en zijn mededader toegepaste geweld heeft zowel fysiek als metaal zijn sporen nagelaten bij [persoon 2]. Zij heeft onder meer enkele weken last gehad van gekneusde of gebroken ribben en houdt aan de overval mogelijk een blijvend litteken op haar slaap over. [persoon 2] was er ten tijde van de wurgpoging van overtuigd dat zij het niet zou overleven. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van woningovervallen gedurende langere tijd nog veel last van ondervinden van die overval. Dat dit in deze zaak niet anders is, blijkt duidelijk uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [persoon 2]. Zij voelt zich als gevolg van de overval niet veilig meer en is het vertrouwen in de medemens kwijtgeraakt. Verdachte heeft zich dan ook schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten.
Uit een verdachte betreffend uittreksel van justitiële documentatie van 19 november 2014 blijkt dat verdachte niet eerder in Nederland is veroordeeld. Uit de stukken blijkt voorts dat verdachte in Bulgarije wel is veroordeeld voor een soortgelijk feit, maar omdat dit een veroordeling uit 2000 betreft, zal de rechtbank dit niet strafverzwarend laten meewegen.
De oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht noemen een gevangenisstraf van vijf jaren voor een woningoverval met meer geweld dan licht geweld of bedreiging met geweld. Alles afwegend ziet de rechtbank geen aanleiding om van voornoemd oriëntatiepunt af te wijken. Daarbij is van belang dat het toegepaste geweld en het daardoor opgelopen letsel is verdisconteerd in voornoemd oriëntatiepunt.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [persoon 2] vordert een vergoeding van € 4.345,20 aan materiële schade en €2.000,00 aan immateriële schade. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor onder 1 en 2 bewezen geachte feiten, rechtstreeks schade heeft geleden. De gevorderde materiële schade met betrekking tot het eigen risico (€ 360), de extra loonkosten (€ 875), de kleding (€ 80) en het herstel van de muur (€ 790,20) acht de rechtbank volledig voor toewijzing vatbaar.
Daarbij overweegt de rechtbank als volgt. De waarde van de kleding is weliswaar niet onderbouwd, maar naar het oordeel van de rechtbank is het gevorderde bedrag niet onredelijk voor een spijkerbroek en een T-shirt. De omstandigheid dat de schade aan de muur mogelijk is veroorzaakt door een mededader, staat er niet aan in de weg dat verdachte medeaansprakelijk is voor de geleden schade, nu deze schade is geleden als gevolg van strafbare feiten waaraan verdachte zich als medepleger heeft schuldig gemaakt.
Ten aanzien van de gevorderde vergoeding voor de psychotraumatherapie is de rechtbank van oordeel dat deze kan worden toegewezen tot een bedrag van € 1.120,-. Deze schadepost is onderbouwd met een viertal facturen en de specificatie van deze facturen, met een totaalbedrag van € 1.120,-. Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat uit de onderbouwing van de vordering voldoende blijkt dat de kosten voor psychotraumatherapie niet door de zorgverzekering van de benadeelde partij worden gedekt.
Uit het door [persoon 2] opgelopen letsel en de gevolgde psychotraumatherapie blijkt dat [persoon 2] als gevolg van de bewezen geachte feiten immateriële schade heeft geleden. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, waardeert de rechtbank de immateriële schade op € 2.000,-.
Het toegewezen bedrag – van in totaal € 5.225,20 – zal worden vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (10 juni 2014) tot aan de dag van de algehele voldoening. De vordering wordt voor het overige afgewezen.
In het belang van [persoon 2] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 47, 55, 282 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5. is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
eendaadse samenloop van
-
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, of gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of een andere deelnemer aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, gepleegd door twee of meer verenigde personen, en
-
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
5 (vijf) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
1. STK Handschoen Kl: Wit
Plastic
4774276
2 1.00 STK Simkaart van zaktelefoon
4791579
3 1.00 STK Portemonnee
ONYX
4773320
4 1.00 STK Simkaart van zaktelefoon
4791597
5 1.00 STK Simkaart van zaktelefoon
4791588
6 1.00 STK Simkaart van zaktelefoon
4791585
7 1.00 STK Simkaart van zaktelefoon
4791601
8 1.00 STK Simkaart van zaktelefoon
4791526
Wijst de vordering van de benadeelde partij [persoon 2], wonende op het adres [adres, te plaats], toe tot een bedrag van € 5.225,20 (vijfduizend tweehonderdvijfentwintig euro en twintig cent), bestaande uit € 2.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (10 juni 2014) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [persoon 2] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Wijst de vordering voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [persoon 2], te betalen de som van € 5.225,20 (vijfduizend tweehonderdvijfentwintig euro en twintig cent), bestaande uit € 2.000 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (10 juni 2014) tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 61 (eenenzestig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van de voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.P. Kijlstra, voorzitter,
mrs. M. Woerdman en P. Rodenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C. Wolswinkel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 december 2014.