ECLI:NL:RBAMS:2015:10263

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 september 2015
Publicatiedatum
16 januari 2018
Zaaknummer
13/676506-12
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in moordzaak na onvoldoende bewijs en twijfelachtige getuigenverklaringen

Op 3 september 2015 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van de moord op [persoon 1] op 25 juni 2012 in Amsterdam. De rechtbank heeft het vonnis uitgesproken na een uitgebreid onderzoek ter terechtzitting, waarbij getuigen zijn gehoord en bewijsmateriaal is gepresenteerd. De verdachte, geboren in Marokko in 1975, werd beschuldigd van het opzettelijk doden van [persoon 1] met een vuurwapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de zittingen op 21 april en 20 augustus 2015 heeft de officier van justitie, mr. M.E. Woudman, zijn vordering gepresenteerd, terwijl de verdachte en zijn raadsman, mr. J-H.L.C.M. Kuijpers, hun verdediging hebben gevoerd.

De rechtbank heeft verschillende getuigenverklaringen en camerabeelden beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat de bewijsvoering niet overtuigend was. De getuigenverklaringen waren twijfelachtig, vooral gezien de omstandigheden waaronder ze waren afgelegd. De rechtbank heeft ook gekeken naar de resultaten van forensisch onderzoek, waaronder schotrestenonderzoek, maar deze gaven geen sluitend bewijs dat de verdachte de dader was. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen overtuigend bewijs was dat de verdachte het ten laste gelegde feit had gepleegd.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het ten laste gelegde niet bewezen kon worden en heeft zij de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen. Dit vonnis is uitgesproken in het openbaar en is een belangrijke uitspraak in het kader van de waarheidsvinding in strafzaken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/676506-12 (Promis)
Datum uitspraak: 3 september 2015
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1975,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 21 april 2015 en 20 augustus 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.E. Woudman en van wat verdachte en zijn raadsman mr. J-H.L.C.M. Kuijpers naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 25 juni 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk (en met voorbedachten rade) [persoon 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg), voornoemde [persoon 1] met een vuurwapen één of meer kogel(s) en/of één of meer kogelrestant(en) in de borst en/of het hoofd geschoten, ten gevolge waarvan voornoemde [persoon 1] is overleden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Bewijsoverwegingen

Ter onderbouwing van de conclusie dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zijn verschillende bewijsmiddelen aan te dragen die hierna één voor één besproken zullen worden.
Getuige [getuige 1]
De getuige [getuige 1] heeft op 25 juni 2012 omstreeks 16:30 uur schoten gehoord, waarna hij een man uit het portiek van de woning van het slachtoffer aan de [adres 6] heeft zien komen. De getuige heeft het gezicht van deze man niet kunnen zien, maar heeft wel gezien dat hij ongeveer 180 cm lang is en een wit petje en een zwarte jas draagt. De getuige heeft ook gezien dat de man de hoek om rent langs de sportschool ‘ [naam fitsesscentrum] ’ aan de [adres 2] . De rechtbank gaat er van uit dat deze man de dader is.
Camerabeelden ‘ [naam fitsesscentrum] ’
Uit de camerabeelden van sportschool ‘ [naam fitsesscentrum] ’ blijkt dat om 16:24 uur een man, die een spijkerbroek, een zwarte jas en een wit petje draagt, vanaf de [adres 6] komt en de trap op rent in de richting van de [adres 2] . De rechtbank gaat er van uit dat dit de dader is. De dader is gedurende 1 seconde in beeld, de kwaliteit van de beelden is niet van hoge kwaliteit en het gezicht van de dader is niet herkenbaar.
Camerabeelden kinderdagverblijf ‘ [naam kinderdagverblijf] ’
Uit de camerabeelden van kinderdagverblijf ‘ [naam kinderdagverblijf] ’, gevestigd aan de [adres 3] , blijkt dat de dader op de dag van het feit van 16:09:55 uur tot 16:20 uur langs het kinderdagverblijf is gelopen. Dit maakt de rechtbank op uit de grote overeenkomsten en het gebrek aan verschillen tussen de man op de beelden van de sportschool en de man op de beelden van het kinderdagverblijf, met name gelet op het papier dat bij beide uit de broekzak rechtsachter lijkt te steken. De dader is alleen op de rug te zien.
Getuige [getuige 2]
Op 29 juni 2012 zijn de camerabeelden van de sportschool getoond aan de getuige [getuige 2] , de werkgever van het slachtoffer en verdachte. [getuige 2] herkent de man op de beelden aan zijn manier van bewegen en zijn jas als verdachte.
Op 6 juli 2012 zijn ook de camerabeelden van het kinderdagverblijf getoond aan de getuige [getuige 2] . Gelet op de jas en de manier van bewegen herkent [getuige 2] de man op de beelden zeker als verdachte.
De rechtbank merkt de betrouwbaarheid van deze herkenningen aan als twijfelachtig. Dit gelet op de kwaliteit en de duur van de beelden. Bovendien is niet onaannemelijk dat sprake is van vooringenomenheid bij de getuige [getuige 2] , aangezien ten tijde van het tonen van de beelden binnen de kennissenkring van het slachtoffer het gerucht de ronde deed dat verdachte de dader was. Op de dag van het feit of uiterlijk op de dag daarna is door de Criminele Inlichtingen Eenheid immers de informatie ingekomen dat het slachtoffer door verdachte is doodgeschoten en dat vrienden van het slachtoffer voornemens zijn verdachte op te zoeken en te vermoorden. Daarbij wist [getuige 2] dat het slachtoffer en verdachte op de dag van het feit slaande ruzie hadden gehad.
Getuige [getuige 3]
Op 9 juli 2012 zijn de beelden van het kinderdagverblijf getoond aan de getuige [getuige 3] , een collega van het slachtoffer en verdachte. [getuige 3] verklaart de man op de beelden aan zijn loopje te herkennen als verdachte. Als hij op de beelden het gezicht had kunnen zien, zou hij het zeker kunnen weten. Het is niet onaannemelijk dat sprake is van vooringenomenheid bij deze getuige om dezelfde reden als geldt voor [getuige 2] .
Getuige [getuige 4]
Op 17 juli 2012 zijn de beelden van de sportschool en het kinderdagverblijf getoond aan de getuige [getuige 4] , een ex-partner van verdachte. [getuige 4] zijn de beelden getoond, zonder haar over het onderzoek of verdachte te vertellen. Zij verklaart dat de man op beide beelden lijkt op verdachte.
Doorzoeking woning verdachte
Op 2 juli 2012 is de woning van verdachte doorzocht. Daarbij is een spijkerbroek in beslaggenomen. Het zwarte jasje, dat verdachte volgens alle getuigen altijd draagt is niet aangetroffen, evenmin als een wit petje.
Doorzoeking woning [persoon 2]
Op 4 oktober 2012 is de woning van de broer van verdachte, [persoon 2] , doorzocht. Op een daarbij aangetroffen externe harde schijf staan een drietal op 18 januari 2009 gemaakte foto’s, waarop verdachte is te zien terwijl hij een zwart jasje en een witte pet draagt. Dit zwarte jasje en deze witte pet vertonen overeenkomsten met de jas en de pet die door de dader gedragen worden op de beelden van de sportschool en het kinderdagverblijf. Beide petten zijn geheel wit, hebben een opening aan de achterzijde en de kleppen zijn halfrond gebogen. Beide jasjes zijn zwart, komen tot boven de billen, hebben epauletten op de schouders, hebben een horizontale naad op de rug ter hoogte van de schouderbladen en hebben een glimmend detail (drukknoopje?) ter hoogte van de rechterborstzak.
Loopanalyse
De Britse podiatrist B.E. Francis heeft de beelden van de sportschool en het kinderdagverblijf bestudeerd en de houding en de manier van lopen van de dader vergeleken met die van verdachte op in detentie heimelijk van hem gemaakte videobeelden. In zijn rapport stelt de deskundige vast dat zowel de dader als verdachte een rechte houding, een uitgestoken hoofd, naar binnen gedraaide tenen links, grote passen en een volledig draaiende beweging van het lichaam vanaf de middel (maar nooit alleen van het hoofd) om terzijde en deels naar achteren te kijken, laten zien. De deskundige merkt vervolgens op dat het voorgaande de dader en verdachte in een groep brengt van minder dan 5% van de bevolking (de rechtbank begrijpt: de Britse bevolking). De deskundige komt tot slot tot de conclusie dat het naar zijn mening zeer waarschijnlijk is dat de personen op beide sets beelden dezelfde persoon zijn en dat daarop niets is gezien dat zou aantonen dat zij dat niet zijn.
Schotrestenonderzoek
De broek van verdachte en zijn bedrijfsauto, die hij op de avond van het feit naar een collega heeft gebracht en waarvan hij de sleutels aan die collega heeft overhandigd, zijn bemonsterd. Uit onderzoek van deze bemonsteringen door het Nederlands Forensisch Instituut blijkt dat op de broek van verdachte zijn 590 schotrestdeeltjes van categorie B en in de auto 78 schotrestdeeltjes van categorie B en op de versnellingspook 3 schotrestdeeltjes van categorie A hebben gezeten. Deeltjes van categorie A hebben een elementsamenstelling die karakteristiek zijn voor schotrestdeeltjes. Deze deeltjes zijn vrij zeldzaam in de natuur. Binnen Nederland zijn tot op heden geen deeltjes aangetroffen op personen die niets te maken hebben gehad met een schietproces. De bewijswaarde van A-deeltjes is groot. Er is dan ook een vrijwel zekere relatie aangetoond tussen de stubs van de onderzoeksset schiethanden waarmee de Daihaitsu Cuore is bemonsterd en een schietproces. Deeltjes van categorie B hebben een elementsamenstelling die overeenkomsten vertoont met die van schotrestdeeltjes. Dit type deeltjes wordt met enige regelmaat aangetroffen op personen die niets te maken hebben gehad met een schietproces. De bewijswaarde van deze deeltjes is gering. Er is dan ook geen relatie aangetoond tussen de bemonsterde delen van de broek en een schietproces.
Nu die collega met de dienstauto van verdachte naar een coffeeshop is geweest voordat deze werd bemonsterd, kan geenszins worden uitgesloten dat die collega in die coffeeshop iets of iemand heeft aangeraakt dat of die bij een schietproces betrokken is geweest en dat de A-deeltjes daarvan door die collega in de auto zijn achtergelaten.
(In de rapportage betreffende het aanvullende schotrestenonderzoek van de NFI staat dat op de bemonsteringen van de auto relatief weinig deeltjes zijn aangetroffen, waardoor de bewijswaarde van een
schotrestvergelijkendonderzoeklaag is.)
Het door verdachte aangevoerde alibi
Verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat hij op de dag van het feit omstreeks 15:10 uur een akkefietje met het slachtoffer heeft gehad(, waarbij een trapje onder verdachte is weggeschopt, verdachte klappen heeft gekregen en zijn masker van zijn gezicht is getrokken), waarna verdachte omstreeks 15:55 uur van het werk is vertrokken. Daarna heeft hij de bus genomen naar het [adres 7] , vanwaar hij rechtstreeks naar huis is gelopen. Hij is omstreeks 16:10 of 16:15 uur thuis gekomen. Daar was ook zijn broer [persoon 2] . Verdachte heeft gedoucht en met [persoon 2] gesproken. [persoon 2] is omstreeks 18:00 uur vertrokken.
[persoon 2] is op 5 en 6 juli 2012 telefonisch verzocht een verklaring te komen afleggen. [persoon 2] heeft daarbij te kennen gegeven dat hij dat niet wilde en dat hij eerst met een advocaat wilde overleggen. Op 9 en 10 juli 2012 was [persoon 2] niet telefonisch bereikbaar. Op 11 juli 2012 heeft [persoon 2] toegestemd om een verklaring af te leggen en heeft hij ook een verklaring afgelegd, inhoudende dat hij van zondagavond 24 juni 2012 tot 25 juni 2012 in de woning van verdachte heeft verbleven. Verdachte is op 25 juni 2012 omstreeks 15:00 uur thuis gekomen en is in ieder geval thuis gebleven tot omstreeks 18:00 uur toen [persoon 2] naar zijn eigen woning ging.
Getuige [getuige 5]
Ik ben deskundig toezichthouder asbestsloop. Op 25 juni 2012 was ik aanwezig in perceel [adres 4] te Amsterdam. Dit betreft een bejaardentehuis dat wordt gerenoveerd. [verdachte] en [persoon 1] waren op deze dag ook aanwezig en hebben gewerkt met toezichthouder [persoon 4] op de 4de etage. Tussen 14:45 en 15:00 uur kwam [verdachte] opeens naar beneden en sprak mij aan. [verdachte] vertelde mij zojuist ruzie te hebben gehad met [persoon 1] en dat zij daarbij gevochten hebben. Ik heb ongeveer 5 minuten met [verdachte] gesproken en daarna is [verdachte] naar huis gegaan.
Getuige [persoon 4]
Ik ben deskundige toezichthouder asbest en heb de leiding over de asbestsaneerders. Op 25 juni 2012 waren [verdachte] , [persoon 1] en ik aan het werk op het project [adres 4] te Amsterdam. Tijdens de 3de shift hoorde ik ze op een gegeven moment schreeuwen tegen elkaar. Ik ben gaan kijken en zag dat ze alletwee hun maskers af hadden. [verdachte] schijn toen [persoon 1] al geslagen te hebben want [persoon 1] vertelde dat hij een kroon kwijt was door een klap van [verdachte] . Het ging om een ruzie omdat ze elkaar in de weg stonden. Dat ik erbij was bleven ze bekvechten en toen ik erbij stond werd [persoon 1] het zat en sloeg hij [verdachte] . Ik heb [verdachte] weggestuurd. Ongeveer 10 minuten daarna kwam hij weer terug. Hij had zijn burgerkloffie al aan. Ik heb [verdachte] weer weggestuurd. Ik heb [verdachte] voor de laatste keer weggestuurd om kwart voor drie, drie uur.
Blijkens de camerabeelden is verdachte om 15:47 uur langs de Blokker op het [adres 7] gelopen.
Blijkens de GBA staat [persoon 2] als enige ingeschreven op het adres [adres 5] . Op 24 juni 2012 om 21:20 uur en op 25 juni 2012 om 13:32 uur is met de vaste lijn in de woning in [adres 5] gebeld met een prepaid mobieltje. Blijkens zijn bankgegevens heeft [persoon 2] 2 OV-chipkaarten, waarvan op 23, 24 en 25 juni 2012 geen gebruik is gemaakt.
De politie heeft [persoon 2] benaderd om hem met betrekking tot het voorgaande wat vragen te stellen over zijn eerdere verklaring. [persoon 2] heeft te kennen gegeven, geen nadere verklaring te willen afleggen.
OVC gesprek 3 augustus 2012.
[verdachte] : Heb jij het dossier gelezen?
[persoon 2] : Nee, waar moet ik die lezen en zien? Ik heb het niet gelezen en niet gezien.
[verdachte] : Maar nu, ik niet meer in beperkingen. Het mag. Begrijp je het? Niets zeggen vriend, dat ik wegging!
OVC gesprek 12 augustus 2012.
[verdachte] : Ze hebben een foto van de jas gevonden. Dat wel!
[persoon 2] : Watte, wat voor foto?
[verdachte] : Ze hebben…computer hebben ze euh euh allerlei dingen der uigehaald, hebben ze een foto gevonden. Dat is de enige extra wat bijgeleverd hebben deze keer.
[persoon 5] : Van wat?
[verdachte] : Maar voor de rest niks.
[persoon 5] : Van wat, foto?
[verdachte] : Een foto, ze zeggen die jas lijkt op die jas van die beelden, weet je!
[persoon 2] : Is bullshit [verdachte] , die jas is zwart! Iedereen heeft een zwarte jas!
[verdachte] : Maar die beelden zijn niet duidelijk, dat heeft de advocaat ook gezegd tegen mij.
[persoon 5] : Ik had al tegen jij gezegd, ‘deze moet je fshssst.’ Kun jij het je nog herinneren?
(…)
[persoon 5] : Waar hebben zij die foto gevonden, in jouw huis, foto’s en zo?
[verdachte] : Nee! Die had ik al bekeken vriend. Die had ik al bekeken!
[persoon 5] : En euh en euh waar hebben zij die foto vandaan gehaald?
[verdachte] : Ik weet niet waar ze het vandaan hebben gehaald. Misschien bij een chickie of zo.
[persoon 2] : Van de computer denk ik.
[persoon 5] : Van een chickie heh?
[persoon 2] : Misschien van de computer of zo.
[persoon 5] : Nee, nee. Misschien zijn ze bij een chickie geweest, in Enschede of daar ergens.
[verdachte] : Nee, nee niet daarvandaan!
[persoon 5] : Waar?
[verdachte] : Die andere denk ik.
[persoon 5] : Ja heh. Of Hyves of dinges?
[verdachte] : Nee, ook niet. Ik heb ze allemaal al bekeken. [persoon 5] praat er doorheen: Hyves, facebook.
[verdachte] : Nee, ook niet. Ik heb ze allemaal al bekeken. Er zat niks bij/tussen.
Al met al acht de rechtbank het ten laste gelegde niet overtuigend bewezen. Verdachte zal daarvan dan ook worden vrijgesproken.

5.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.E. Mildner, voorzitter,
mrs. E.F.A. van Buitenen en J.P.W. Helmonds, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.L. Slaats, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 september 2015.