Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de meervoudige kamer van 17 april 2015 in de zaak tussen
Vereniging Woonschepen Zuid,
Procesverloop
Overwegingen
van dit bouwplan verleend en op 6 september 2010 heeft verweerder een bouwvergunning voor wijziging van het bouwplan (toevoegen extra bouwlaag) verleend.
kanworden ingetrokken en, in tegenstelling tot het eerste lid van dit artikel, niet dat de omgevingsvergunning
wordtingetrokken indien niet binnen drie jaar handelingen zijn verricht. Voor het standpunt van eisers dat alleen van intrekking kan worden afgezien indien het uitblijven van handelingen de vergunninghoudster niet kan worden toegerekend, vindt de rechtbank geen steun in het recht. De rechtbank ziet in de Memorie van Toelichting dan ook geen aanleiding voor de lezing van eisers, dat een vergunning moet worden ingetrokken als niet is aangetoond dat de bouwactiviteiten niet binnen drie jaar mogelijk waren. Verweerder heeft derhalve, zoals ook uit rechtsoverweging 8.5 blijkt, een discretionaire bevoegdheid om de reeds onherroepelijk geworden vergunningen in te trekken. Voorts ziet de rechtbank - anders dan eisers – geen aanleiding om aan te nemen dat er na drie jaar een zwaardere toets dient te volgen dan na
26 weken, nu de wetgever in het artikel alleen een onderscheid in het type activiteiten heeft gemaakt. De beroepsgrond faalt derhalve.
30 augustus 2013 is gebleken dat vergunninghoudster na de intrekking van een eerdere kapvergunning gesprekken heeft gevoerd met het stadsdeel over een nieuwe aanvraag van een kapvergunning, dat er een bureau is ingeschakeld voor het opstellen van een boomadvies en een ecologisch advies ten behoeve van de aanvraag en dat VDR Bouwgroep de opdracht voor de nieuwbouw en de revitalisatie heeft bevestigd. Tijdens de hoorzitting van 31 januari 2014 heeft vergunninghoudster aangegeven dat er inmiddels een bomenadvies en een ecologisch advies is gegeven, dat de adviezen ter toetsing bij het stadsdeel liggen en dat bij akkoord de aanvraag voor een kapvergunning kan worden ingediend. Voorts heeft vergunninghoudster aangegeven dat met de asbestsanering is begonnen. De Adviescommissie Bezwaarschriften heeft vervolgens overwogen dat uit de stukken, waaronder het overleg met het stadsdeel en het inschakelen van deskundigen voor flora- en faunaonderzoek, blijkt dat vergunninghoudster nog steeds de intentie heeft om het bouwplan uit te voeren. De Adviescommissie concludeert dat de aanvraag van mogelijke andere vergunningen niet maakt dat de verleende vergunningen moeten worden ingetrokken, omdat niet vast staat dat de eventuele andere vergunningen niet kunnen worden verleend.
Beslissing
.