ECLI:NL:RBAMS:2015:3710

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 juni 2015
Publicatiedatum
15 juni 2015
Zaaknummer
13/654184-14
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in poging doodslag door aanrijding met auto

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, werd de verdachte beschuldigd van poging tot doodslag door opzettelijk met een auto over een slachtoffer heen te rijden. De feiten vonden plaats op 23 juli 2014 in Amsterdam. De rechtbank heeft op 11 juni 2015 uitspraak gedaan na een zitting op 28 mei 2015. De officier van justitie, mr. H. Oppe, stelde dat de poging doodslag bewezen kon worden op basis van getuigenverklaringen. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. L.M. Ravestijn, betwistte echter het opzet van de verdachte en voerde aan dat hij niet bewust was van de kans om het slachtoffer te overrijden. De rechtbank heeft de camerabeelden van het incident bekeken en vastgesteld dat de verdachte in paniek was en probeerde te ontsnappen aan een confrontatie met het slachtoffer. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was voor opzet aan de zijde van de verdachte, en sprak hem vrij van alle tenlastegelegde feiten. De beslissing werd genomen op basis van de onduidelijkheid over de situatie en de snelle gang van zaken tijdens het incident.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/654184-14
Datum uitspraak: 11 juni 2015
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1948,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres, te plaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

1.1.
Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 mei 2015.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. H. Oppe, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. L.M. Ravestijn, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 23 juli 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet als bestuurder van een auto (vol) gas heeft gegeven en/of een of meermalen tegen en/of over die [slachtoffer] is heen gereden;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 23 juli 2014 te Amsterdam aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten (onder meer) een of meer botbreuken (onder meer in het jukbeen en/of de oogkas en/of een of meer ribben en/of het bekken) en/of een geperforeerde long, althans enig ander zwaar lichamelijk letsel, heeft toegebracht, door met dat opzet als bestuurder van een auto een of meermalen tegen en/of over voornoemde [slachtoffer] heen te rijden;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 23 juli 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet als bestuurder van een auto (vol) gas heeft gegeven en/of een of meermalen tegen en/of over die [slachtoffer] is heen gereden;

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de primair ten laste gelegde poging doodslag kan worden bewezen. Op grond van de verklaringen van de heer en mevrouw [persoon 1] en [persoon 2] kan het niet anders dan dat verdachte het slachtoffer voor zijn auto heeft zien staan. Vervolgens is verdachte over hem heen gereden. Op grond hiervan kan opzet worden bewezen.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat geen sprake was van opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, van verdachte. Op het moment van optrekken voor het groene licht was er geen wetenschap of bewustzijn van de kans dat verdachte het slachtoffer zou overrijden. Ook was er geen sprake van een bewuste aanvaarding. Het handelen van verdachte was juist steeds gericht op het vermijden van een confrontatie. Toen verdachte het slachtoffer had waargenomen heeft hij meteen scherp naar links gestuurd. Hij wilde weg van het slachtoffer. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
Op grond van het dossier, waaronder ook de ter terechtzitting bekeken camerabeelden van het incident, stelt de rechtbank het volgende vast. Verdachte in zijn taxi en aangever op zijn fiets hadden voor het Crown Plaza Hotel onenigheid. Verdachte is vervolgens doorgereden, omdat hij – naar eigen zeggen – aangever agressief vond en niet wilde dat het tot een verdere confrontatie zou leiden. Toen verdachte even later voor het stoplicht stond ter hoogte van het Magna Plaza verscheen aangever opeens rechts voor zijn auto. Verdachte zag de aangever, raakte – naar eigen zeggen – in paniek en wilde zo snel mogelijk weg. Hij stuurde daarop scherp naar links, de stoep op om op die manier zijn weg via de trambaan rechtdoor te vervolgen. Daarbij is hij over aangever heen gereden. Dit alles gebeurde in een zeer korte tijdsspanne. Aangever is ernstig gewond geraakt.
Naar het oordeel van de rechtbank is van opzet, ook in voorwaardelijke vorm, aan de zijde van verdachte niet gebleken. Op grond van met name de camerabeelden is immers niet uit te sluiten dat aangever door een uiterst ongelukkige manoeuvre plotseling vanaf de rechterkant voor de voorkant van de auto van verdachte terecht is gekomen, juist op het moment dat verdachte meende aan aangever te kunnen ontkomen door naar links te sturen, en dat verdachte doordat hij naar links stuurde de veranderde positie van aangever niet heeft opgemerkt.
Op grond van voorgaande kan dan ook niet worden bewezen dat verdachte opzettelijk, al dan niet in voorwaardelijke vorm, het slachtoffer heeft willen overrijden. Nu het tenlastegelegde in alle varianten vereist dat een dergelijk opzet bij verdachte heeft bestaan, dient hij daarvan geheel te worden vrijgesproken.

5.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J. Dondorp, voorzitter,
mrs. S. van Eunen en R.H. Mulderije, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. Beerts, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 juni 2015.