In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 juni 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een besloten vennootschap, eiseres, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder. Eiseres had ontheffingen aangevraagd voor het spelen van mechanisch versterkte muziek tijdens twee dance-evenementen, Thunderdome en Valhalla, die plaatsvonden op respectievelijk 15 en 22 december 2012. De ontheffingen waren onderworpen aan geluidsnormen, waaronder een maximale dB(A)-waarde en een maximale dB(C)-waarde, en een norm die voorschreef dat het verschil tussen het equivalente geluidsniveau (LAeq) en het equivalente geluidsniveau (LCeq) niet meer dan 18 dB mocht bedragen. Dit laatste was bedoeld om de bastonen te reguleren.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (StAB) had in een advies aangegeven dat het normeren van een maximaal verschil tussen het A- en C-gewogen geluidniveau van 18 dB geen effect zou hebben op de hinder van bastonen in de omgeving. De rechtbank volgde dit advies en oordeelde dat de geluidsnorm, zoals opgenomen in de ontheffingen, niet langer gerechtvaardigd was. De rechtbank herroept de primaire besluiten van verweerder, waardoor geluidsnorm 4 niet langer deel uitmaakt van de ontheffingen.
De rechtbank oordeelde dat eiseres belang had bij de beoordeling van haar beroep, ondanks dat de evenementen al hadden plaatsgevonden, omdat er een reële kans was op herhaling van de besluitvorming. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en herroept de primaire besluiten voor zover deze betrekking hebben op geluidsnorm 4. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.