Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
geopposeerde in conventie,
1.De procedure
- de dagvaarding van 31 oktober 2014 met producties,
- het verstekvonnis van 17 december 2014,
- de dagvaarding van 9 februari 2015 waarmee [opposant in conventie, eiser in reconventie] in verzet is gekomen, tevens houdende eis in reconventie met producties,
- de conclusie van antwoord in reconventie met één productie,
- het tussenvonnis van 18 maart 2015 waarin een comparitie van partijen is gelast,
- het proces-verbaal van de comparitie van 17 juni 2015 en de daarin genoemde stukken.
2.De feiten
(ongeveer € 257.749,47), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van het vonnis tot aan de dag der volledige betaling alsmede tot betaling van NIS 14.994,- (ongeveer
€ 3.221,33) aan proceskosten en NIS 55.000,- (ongeveer € 11.816,29) aan advocaatkosten, te vermeerderen met de Israëlische BTW van 18% en de wettelijke rente vanaf de dag van het vonnis.
Conclusion
the Judgment is valid and in full force,as well as any and all of the remedies mentioned therein, and
can be entirely enforced against the Defendant, with all its implications. Furthermore, to the date first mentioned above
the Judgment is final and conclusive and can no longer be appealed. (…)”
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
in het geval van een overeenkomstig artikel 36 Executieverdragingesteld verzet, de nationale rechter de rechtsgevolgen
van een faillissementsbeslissinggegeven in de staat van herkomst naar eigen recht kan bepalen. Het arrest ziet dus niet op artikel 431 Rv en het betrof – anders dan [opposant in conventie, eiser in reconventie] heeft gesteld – ook geen ‘vergelijkbare zaak’. Evenmin juist is de conclusie van [opposant in conventie, eiser in reconventie] dat uit dit arrest blijkt dat niet voorbij kan worden gegaan aan een inhoudelijke behandeling, dit is door het Hof van Justitie niet overwogen.
Gesteld noch gebleken is echter dat [geopposeerde in conventie, verweerster in reconventie] met de uitvoer van het vonnis misbruik van recht zou maken dan wel dat er door de uitvoer sprake zou zijn van een noodtoestand op grond van na het vonnis voorgevallen feiten of omstandigheden. Dat het gekozen middel van executoriaal beslag op het appartementsrecht van [opposant in conventie, eiser in reconventie] (gevolgd door openbare verkoop) in het onderhavige geval buitenproportioneel is, is onvoldoende gebleken. De omstandigheid dat [opposant in conventie, eiser in reconventie] door een openbare verkoop het risico loopt met een restschuld te blijven zitten is daartoe – zeker tegenover de omvang van de vordering van [geopposeerde in conventie, verweerster in reconventie] en haar belang bij incassering van dat bedrag – niet afdoende. Hierbij is mede van belang dat de woning in 2012 al te koop heeft gestaan, maar dat [opposant in conventie, eiser in reconventie] de woning zelf uit de verkoop heeft gehaald. Het door [opposant in conventie, eiser in reconventie] opgeworpen executiegeschil slaagt dan ook niet.