ECLI:NL:RBAMS:2015:5010

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 augustus 2015
Publicatiedatum
5 augustus 2015
Zaaknummer
AWB - 14 _ 2848 en 14_2846
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging vrijwillige AOW-verzekering van zendingswerkers en de vraag naar werkgeverschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 5 augustus 2015 uitspraak gedaan over de beëindiging van de vrijwillige verzekering op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) voor twee zendingswerkers die in de Filippijnen werkzaam zijn. De Sociale Verzekeringsbank (SVB) had de vrijwillige verzekering van eiser en eiseres beëindigd na een periode van tien jaar, met het argument dat er geen sprake was van een werkgeverschap van de uitzendende organisatie, Overseas Missionary Fellowship International Nederland (OMF-NL). De rechtbank oordeelde echter dat de SVB niet in haar standpunt kon worden gevolgd. De rechtbank stelde vast dat eisers, die sinds 1983 als zendingswerkers in de Filippijnen werken, zich vrijwillig hebben verzekerd voor de AOW en dat de beëindiging van deze verzekering onterecht was. De rechtbank concludeerde dat de eisers wel degelijk de band met Nederland hadden behouden via OMF-NL, die hen uitzond voor hun werkzaamheden. De rechtbank vernietigde de bestreden besluiten van de SVB en oordeelde dat eisers recht hebben op de vrijwillige AOW-verzekering, waarbij de SVB verplicht werd om binnen zes weken een nieuwe beslissing op de bezwaarschriften te nemen. Tevens werd de SVB veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan eisers.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 14/2846 en AMS 14/2848

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 augustus 2015 in de zaak tussen

[eiser] , eiser

[eiseres], eiseres
hierna tezamen: eisers
(gemachtigde: mr. G.H.A. Versluis),
en

de raad van bestuur van de sociale verzekeringsbank (SVB), verweerder

(gemachtigde: mr. J.Y. van den Berg).

Procesverloop

Bij besluit van 13 augustus 2012 (het primaire besluit I) heeft verweerder de vrijwillige verzekering op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) van eiser beëindigd.
Bij besluit van 16 april 2013 (het primaire besluit II) heeft verweerder de vrijwillige verzekering op grond van de AOW van eiseres beëindigd
Bij afzonderlijke besluiten van 2 april 2014 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de bezwaren van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Verweerder heeft verweerschriften ingediend.
Beide zaken zijn ter zitting gevoegd behandeld op 24 juni 2015. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Tevens was ter zitting aanwezig [deskundige] , belastingdeskundige.

Overwegingen

1. Eisers zijn in 1983 als zendingswerkers in de Filippijnen gaan werken. Na een periode in Nederland werken zij sinds 2003 via de zendingsorganisatie Overseas Missionary Fellowship International Nederland (OMF-NL) als ontwikkelingswerkers in de Filippijnen. Eiser verricht met name financiële werkzaamheden en eiseres werkt overwegend als verpleegkundige in projecten op het gebied van medische zorg. Daarnaast doen zij beiden tevens kerkelijk werk.
2. Sinds hun komst naar de Filippijnen hebben eisers zich vrijwillig verzekerd voor de AOW. Bij de primaire besluiten heeft verweerder de vrijwillige verzekering van eisers beëindigd omdat de maximale termijn van tien jaar als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de AOW is verstreken. Bij de bestreden besluiten heeft verweerder de primaire besluiten gehandhaafd.
3. Verweerder heeft aan de bestreden besluiten het volgende ten grondslag gelegd. Uitgangspunt is dat bij uitzending sprake moet zijn van een arbeidsrelatie tussen een werkgever en een werknemer, dat sprake moet zijn van een enkele (Nederlandse) werkgever en dat deze werkgever behoort tot een door de Minister aangewezen organisatie voor ontwikkelingssamenwerking. Verweerder heeft geconcludeerd dat eisers uitsluitend voor rekening en verantwoording van OMF International (OMF-Int) werkzaamheden verrichten in de Filippijnen en dat van uitzending door OMF-NL geen sprake is. OMF-NL wordt door verweerder niet aangemerkt als werkgever van eisers en voldoet dan ook niet aan de voorwaarden van artikel 35, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW. Daarbij heeft verweerder van belang geacht dat eisers hebben gesteld dat OMF-NL niet als hun werkgever optreedt voor wat betreft hun werkzaamheden in het buitenland. Verder zijn de financiële middelen voor eisers terug te voeren op de maandelijkse giften van de Gereformeerde Kerk die worden overgemaakt op de buitenlandse rekening van OMF-Int.
4. Eisers hebben zich op het standpunt gesteld dat de vrijwillige verzekering voor de AOW ten onrechte is beëindigd na tien jaar. Op grond van artikel 35, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW in samenhang met artikel 1, aanhef en onder b, van de Regeling aanwijzing ontwikkelingsorganisaties (de Regeling) geldt de maximumtermijn van tien jaren niet voor hen die zijn uitgezonden door organisaties aangesloten bij de Evangelische Zendingsalliantie (EZA). De maximum termijn van tien jaar is niet op eisers van toepassing. OMF-NL is aangesloten bij de EZA en heeft eisers uitgezonden. De AOW noch de Regeling vereisen bij uitzending een arbeidsverhouding in de zin van artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek, aldus eisers.
5.1.
Uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting zijn de navolgende feiten met betrekking tot de uitzending van eisers naar de Filippijnen naar voren gekomen.
In Nederland is gevestigd de Stichting OMF International Nederland (hierna: OMF-NL), die blijkens artikel 2 van zijn statuten de belangen van OMF International, gevestigd te Singapore behartigt. Blijkens artikel 3 van zijn statuten heeft OMF-NL als doelstelling zendingswerk en richt zich daarbij – voor zover hier van belang – in navolging van OMF International - in het bijzonder op de mensen die wonen in Oost Azië. Eisers zijn lid van OMF-NL en zijn blijkens het door hen overgelegde “legal agreement” formulier daarmee tevens lid van de “fellowship” OMF International. In de ‘legal agreement” verklaren eisers de doelstellingen en richtlijnen van OMF International zoals neergelegd in het Handbook of OMF International (bijvoorbeeld ten aanzien van seksueel misbruik) te onderschrijven. OMF-NL stelt zich op het standpunt dat werkers, zoals eisers, in Oost-Azië als vrijwilligers worden uitgeleend aan kerken en lokale organisaties, waarbij ze geen vergoeding krijgen en waar in veel gevallen zelfs gelden meegebracht moeten worden voor de bediening. De zendingswerkers krijgen volgens OMF-NL geen betalingen/vergoedingen. Zendingswerkers moeten volgens OMF-NL zelf voorzien in de kosten van levensonderhoud en ook in de kosten van de bediening en het zendingswerk. Dat doet de zendingswerker door een zogeheten Thuisfrontcommissie (TFC) op te bouwen, door sponsoring en donaties te organiseren van bedrijven, individuen en/of van de uitzendende kerk.
5.2.
In het geval van eisers zamelt de door de Nederlandse Gereformeerde Kerk (NGK) in Utrecht aangestelde thuisfrontcommissie geld in binnen de kerkelijke gemeente ten behoeve van eisers. Blijkens de overgelegde bankafschriften van OMF-NL wordt door de zendingscommissie van NGK maandelijks een bedrag van € 2750 overgemaakt , onder vermelding van de naam van eisers. Tevens blijkt uit die bankafschriften dat ook andere donoren geld overmaken op rekening van OMF-NL ten behoeve van [eisers] .
5.3.
Deze donaties worden niet rechtstreeks ter beschikking gesteld van eisers, aangezien de totale begroting gemoeid met de uitzending (Total Support Figure) ook kosten insluit die worden voldaan door OMF-NL of andere rechtspersonen binnen de internationale fellowship. De bedragen worden overgemaakt via het hoofdkantoor van OMF International(OMF-HQ) te Singapore. Volgens OMF Nederland houden zij toegang tot financiële systeem in Singapore. Vervolgens wordt het geld aangewend voor het zendingswerk van de vrijwillige zendelingen ter plaatse. Bij de stukken bevindt zich een verklaring van OMF International Philippines dat eisers geen financiële compensatie van de deze organisatie krijgen maar dat eisers voor hun zendingswerk en levensonderhoud geheel afhankelijk zijn van de gelden die door OMF-NL (via OMF International Philippines) aan hen worden betaald.
5.4
Volgens eisers houdt de rol van OMF-NL in dat zij kandidaat-zendingswerkers screent, voorbereidt op uitzending, opbouwt en motiveert, begeleidt bij uitzending en helpt bij herintreding na de uitzending. Ter zitting heeft de gemachtigde van eisers het standpunt nader toegelicht in die zin dat OMF-NL beslist over de uiteindelijke uitzending. Daarbij is nog vermeld dat voor het geval uitgezondenen zich niet zouden houden aan het “legal agreement” zij door OMF-NL kunnen worden teruggeroepen. Uitgezondenen kunnen tevens worden teruggeroepen in geval van ziekte of wanneer de financiering door donateurs niet voldoende blijkt te zijn. Wanneer vrijwilligers met verlof naar Nederland komen volgt een debriefing door OMF-NL en OMF-NL beslist of de vrijwilligers na het verlof opnieuw zullen worden uitgezonden. OMF-NL houdt de beschikking over het geld om tijdens verloven de vrijwilligers door te kunnen betalen. OMF-NL betaalt voorts in Nederland verzekeringspremies ten behoeve van eisers, zoals ten behoeve van een arbeidsongeschiktheidsverzekering en de vrijwillige verzekering ingevolge de AOW.
Voor zijn werk krijgt OMF-NL ongeveer 10% van de gestorte bijdragen terug als bijdrage in de operationele kosten.
5.5
Zowel eisers als OMF-NL stellen zich uitdrukkelijk op het standpunt dat OMF-NL niet als werkgever van hen functioneert. Eisers beschouwen zich niet als werknemers van OMf-NL, maar als leden van de fellowship die vrijwillig door OMF-NL worden uitgezonden. Dat eisers geen werknemers zijn blijkt volgens eisers tevens uit de omstandigheid dat de Belastingdienst op 15 juni 2015 heeft geaccordeerd dat er geen sprake is van bron van inkomen die aan de Nederlandse belasting is onderworpen omdat eisers leven van donaties die in de vorm van leefgeld via OMF-NL en OMF-HQ te Singapore volgens een bepaalde verdeelsleutel aan eisers worden betaald.
6. Op grond van artikel 35, eerste lid, van de AOW kan de gewezen verzekerde die de aanvangsleeftijd heeft bereikt zich, zolang hij de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt, vrijwillig verzekeren over een periode van maximaal tien jaar, met ingang van de dag na de dag waarop de verplichte verzekering is geëindigd. De eerste zin is alleen van toepassing indien de gewezen verzekerde direct voorafgaande aan de periode van vrijwillige verzekering ten minste een jaar verplicht verzekerd is geweest.
7. Op grond van artikel 35, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW is de periode van maximaal tien jaar, bedoeld in het eerste lid, niet van toepassing op de gewezen verzekerde die is uitgezonden om werkzaamheden te verrichten voor door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Buitenlandse Zaken aan te wijzen organisaties voor ontwikkelingssamenwerking.
8. In artikel 1, aanhef en onder b, van de Regeling wordt, voor zover hier van belang, als organisatie voor ontwikkelingssamenwerking als bedoeld in artikel 35, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW aangewezen de religieuze instituten en overige organisaties die missionarissen en ontwikkelingswerkers uitzenden voorzover deze zijn aangesloten bij de EZA.
9. De rechtbank stelt vast dat OMF-NL is aangesloten bij de EZA. Dat is tussen partijen niet in geschil.
10. In het verweerschrift van 12 juni 2015 heeft verweerder zich onder uitvoerige verwijzing naar de wetsgeschiedenis van de Wet herziening vrijwillige verzekering AOW en ANW en het Besluit op het standpunt gesteld dat in haar beleid pas sprake kan zijn van een toelating tot de vrijwillige verzekering van meer dan tien jaar als gebleken is van een situatie dat de betreffende personen voor hun werkzaamheden buiten Nederland de band met Nederland via de werkgever hebben behouden. Uit de wetsgeschiedenis blijkt volgens verweerder dat voor de beperking van de duur van de vrijwillige verzekering aansluiting is gezocht bij de gedragslijn die Nederland ter zake van de verplichte verzekering volgt bij langdurige detacheringen naar een EU-land dan wel een land waarmee Nederland een verdrag inzake sociale zekerheid heeft gesloten. Verweerder legt artikel 35, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW zo uit dat die geldt voor personen die zijn uitgezonden door een organisatie die als hun werkgever moet worden aangemerkt. Verweerder benadrukt dat artikel 25, derde lid, van de AOW een uitzondering betreft op de hoofdregel dat er niet meer dan 10 jaar vrijwillige verzekering kan worden toegestaan. In die visie past volgens verweerder zijn restrictieve uitleg waarbij het feit of het dienstverband met de Nederlandse werkgever gedurende het verblijf buitenslands in stand is gebleven bepalend is. Nu OMF-Nederland niet als werkgever van eisers kan worden aangemerkt, kunnen eisers niet worden toegelaten tot de vrijwillige verzekering, aldus verweerder.
11. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn interpretatie dat sprake moet zijn van een dienstverband en derhalve een werkgeverschap van de uitzendende organisatie ten opzichte van de zendingswerkers. Naar het oordeel van de rechtbank volgt verweerders interpretatie niet uit de tekst van de wet. In artikel 35, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW is sprake van “
de gewezen verzekerde die is uitgezonden om werkzaamheden te verrichten voor een organisatie voor ontwikkelingssamenwerking”. Uit deze tekst blijkt niet dat sprake moet zijn van een werkgever-werknemer relatie. Dit blijkt evenmin uit de tekst van artikel 1 eerste lid, aanhef en onder b, van de Regeling waarbij als organisaties voor ontwikkelingssamenwerking als bedoeld in artikel 35, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW worden aangewezen de religieuze instituten en overige organisaties die missionarissen en ontwikkelingswerkers uitzenden voor zover deze zijn aangesloten bij de EZA. Ook in deze bepaling staat het woord “uitzenden” centraal, en is niet bepaald dat de uitzendende organisatie als werkgever van de missionaris moet optreden. Ook uit de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel inzake herziening van de vrijwillige verzekering voor de AOW en ANW (TK, 2000-2001, 27 468, nr. 3) leidt de rechtbank niet af dat sprake moet zijn van een arbeidsrelatie tussen een werkgever en een werknemer. Uit de Memorie van Toelichting blijkt weliswaar dat een verband is gelegd met de in het Besluit afwijkende regels beperking export uitkeringen genoemde personen die werkzaamheden in het algemeen belang verrichten, maar de conclusie van verweerder dat de wetgever het begrip uitzending zoals vermeld in artikel 1 van het Besluit Export Uitkeringen onlosmakelijk verbonden acht met de begrippen werkgever en arbeidsrelatie onderschrijft de rechtbank niet. In de Memorie van Toelichting bij artikel 35, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW is immers niet nader toegelicht wanneer er sprake is van uitzending door een ontwikkelingsorganisatie.
12. De rechtbank hecht voor de uitleg van het begrip “uitzenden” in deze meer betekenis aan het antwoord van de Staatssecretaris van Sociale Zaken van 12 september 2014 verwoord in reactie op Kamervragen over de toepassing van de vrijwillige verzekering van de AOW voor ontwikkelingswerkers. In dit antwoord heeft de Staatssecretaris vermeld dat de SVB in de uitvoeringspraktijk de regel hanteert dat er alleen sprake kan zijn van uitzending indien er een arbeidsrelatie is tussen een werknemer en een Nederlandse organisatie die is opgenomen in de Regeling, maar dat deze arbeidsrelatie niet noodzakelijkerwijs de juridische vorm van een arbeidsovereenkomst hoeft te hebben. Ook gewezen verzekerden die als vrijwilliger of stagiair worden uitgezonden om werkzaamheden in het kader van ontwikkelingswerk te verrichten kunnen gebruik maken van de regeling van artikel 35, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW, aldus de Staatssecretaris.
13. De rechtbank leidt hier uit af dat ook andere (rechts)vormen van uitzending, zoals onderhavige vorm van een fellowship van leden onder omstandigheden kunnen leiden tot toelating tot de vrijwillige verzekering AOW na 10 jaar. Nu het hier gaat om uitzending door een religieuze organisatie ligt het ook niet voor de hand te eisen dat aan de uitzending een arbeidsverhouding naar burgerlijk recht ten grondslag ligt omdat, zoals ter zitting is besproken, het mogelijk is dat werkzaamheden van overwegend geestelijke aard niet als dienstbetrekking worden beschouwd in verband met het ontbreken van werkgeversgezag. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 1 november 1989 en 11 januari 2007 ( ECLI:NL:CRVB:1989:AK8930 en ECLI:NL:CRVB:2007:AZ7058).
Ook wordt op grond van art. 8 lid 1 onder d van het Besluit aanwijzing gevallen waarin arbeidsverhouding als dienstbetrekking wordt beschouwd niet als dienstbetrekking beschouwd de arbeidsverhouding van de freelancer/zzp’er die arbeid van overwegend geestelijke - in de zin van godsdienstige, religieuze aard - verricht. Het alleen tot de vrijwillige verzekering AOW na 10 jaar toelaten van personen met een dienstverband kan de groep van zendingswerkers en missionarissen voor een eis stellen waaraan zij mogelijkerwijs niet kunnen voldoen en noch uit de wetsgeschiedenis noch uit de antwoorden van de staatsecretaris leidt de rechtbank af dat dit de bedoeling van de wetgever is geweest. De rechtbank is dan ook van oordeel dat een redelijke uitleg van artikel 35, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW meebrengt dat de eis dat bij uitzending door een organisatie die is opgenomen in de Regeling sprake moet zijn van een werkgever-werknemerrelatie naar burgerlijk recht niet kan worden gesteld.
14. In de Memorie van Toelichting is ten aanzien van de beperking van de vrijwillige verzekering en de vraag hoe lang de periode van vrijwillige verzekering mag zijn, overwogen dat het invoeren van een beperking voor degenen die uitsluitend buiten Nederland hun werkzaamheden kunnen verrichten maar die hun band met Nederland, bijvoorbeeld via hun werkgever, blijven behouden onredelijk zou kunnen uitvallen. Daarbij gaat het met name om ontwikkelingswerkers en personen die in de missie of zending werkzaamheden verrichten in het algemeen belang. De rechtbank is daarbij evenals verweerder van oordeel dat artikel 25, derde lid, van de AOW een uitzondering betreft op de hoofdregel dat er niet meer dan 10 jaar vrijwillige verzekering kan worden toegestaan. Ook naar het oordeel van de rechtbank past daarbij een restrictieve uitleg waarbij het feit dat met de Nederlandse uitzendende organisatie gedurende het verblijf buitenslands een band is gebleven bepalend is.
15. De vraag is aan de orde of in het onderhavige geval de Nederlandse organisatie OMF-NL kan worden aangemerkt als de uitzendende organisatie en dat eisers daarmee voldoen aan de eis dat zij via deze uitzendende organisatie een band met Nederland hebben behouden.
16. Gelet op het door eisers weergegeven en hiervoor onder 5. vermelde feitencomplex acht de rechtbank voldoende vaststaan dat eisers vanuit Nederland door OMF-NL worden uitgezonden. Zo is voldoende aannemelijk geworden dat het vrijwilligerswerk door eisers mogelijk wordt gemaakt door donaties die zijn bijeengebracht in Nederland door de Gereformeerde Kerk en individuele donors en via OMF-NL en OMF-HQ ter plaatse voor eisers beschikbaar komen. Verder is gebleken dat OMF-NL beslist over de uitzending van vrijwilligers en dat OMF-NL de mogelijkheid heeft om zendingswerkers terug te roepen wanneer er problemen zijn. Tevens vindt voorafgaande aan de uitzending een training door OMF-NL plaats en wanneer vrijwilligers terugkeren in Nederland vindt debriefing plaats. OMF-NL betaalt gedurende de verlofperioden in Nederland een vergoeding aan eisers en betaalt ook de premies vrijwillige verzekeringen hier te lande.
17. De enkele omstandigheid dat in artikel 4 van de Statuten wordt vermeld dat OMF-NL geen arbeidsovereenkomst aangaat met de zendingswerkers en geen verplichtingen aangaat om de financiële behoeften van de zendingswerkers te dekken is onvoldoende om OMF-NL niet als uitzendende organisatie aan te merken. Daarbij acht de rechtbank van belang dat eisers voldoende hebben toegelicht dat geen sprake is van werknemerschap maar van een fellowship. Ook de omstandigheden dat de gelden door OMF-NL worden gestort op de internationale rekening en via OMF-HQ (en kennelijk ook via OMF International Philippines) bij eisers ter plaatse komen, acht de rechtbank in dit geval niet beslissend voor de vraag of de band met Nederland voldoende is aangetoond. Eisers en OMF-NL hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat deze financiële gang van zaken is ingegeven door administratieve redenen en dat dit mede is ingegeven door de omstandigheid dat de Nederlandse bijdragen niet alleen de vergoeding voor eisers maar ook de kosten van hun werk in de Filippijnen betreffen. Uit de verklaring van OMF International Philippines blijkt naar het oordeel van rechtbank voorts dat ook binnen het fellowship van OMF International OMF-NL als de uitzendende organisatie wordt gezien en dat zij afhankelijk zijn van de bijdragen uit Nederland.
18. Naar het oordeel van de rechtbank is in het geval van eisers voldaan aan de uitzonderingsbepaling van artikel 35, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW, omdat naar het oordeel van de rechtbank voldoende is komen vaststaan dat zij worden uitgezonden door de organisatie OML-NL, die is aangesloten bij de EZA.
19. De beroepen zijn gegrond en de rechtbank vernietigt de bestreden besluiten wegens strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank ziet geen aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb zelf in de zaken te voorzien in verband met het navolgende. In de primaire besluiten en 13 augustus 2012 (ten aanzien van eiser) en van 16 april 2013 (ten aanzien van eiseres) is bepaald dat de vrijwillige AOW-verzekering van eiser eindigt op 14 januari 2013 en die van eiseres op 10 juni 2013. In het bezwaarschrift hebben eisers verzocht ook na deze data te worden toegelaten tot de vrijwillige verzekering. Zoals hiervoor is overwogen kan verweerders weigering om eisers toe te laten niet in stand blijven en zal verweerder derhalve in een nieuwe beslissing op bezwaar eisers in de gelegenheid moeten stellen zich vrijwillig te verzekeren waarbij mede aan de orde kan komen welke premie eisers daarvoor verschuldigd zijn. De rechtbank ziet in de lengte van de procedure aanleiding om te bepalen dat deze nieuwe beslissing op bezwaarschrift binnen 6 weken na deze uitspraak moet worden genomen.
20. Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 980,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 490,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de bestreden besluiten en bepaalt dat verweerder een nieuwe beslissing op de bezwaarschriften dient te nemen binnen 6 weken na dagtekening van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 90,- aan eisers te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 980,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. de Rooij, rechter, in aanwezigheid van M.E. Sjouke, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2015.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.