Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM,
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
“kunt u aangeven of er naast het DNA op de jerrycan, nog meer aanwijzingen zijn dat [opgeëiste persoon] betrokken is geweest bij de plofkraak?”. De rechtbank is aldus van oordeel dat het feit genoegzaam is omschreven, terwijl het voor de opgeëiste persoon duidelijk is tegen welk feit hij zich dient te verdedigen en waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. De rechtbank verwerpt het verweer en ziet geen aanleiding de behandeling van de zaak aan te houden in verband met het opvragen van nadere informatie uit België.
4.Strafbaarheid
5.Onschuldverweer
6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de OLW
7.Artikel 13, eerste lid, onder a, van de OLW
8.Slotsom
9.Toepasselijke wetsartikelen
10.Beslissing
[opgeëiste persoon]aan de Rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen (België) ten behoeve van het in België tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.