In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 augustus 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen Tentoo Collective Freelance & Flex B.V. (eiseres) en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) (verweerder) over een loonsanctiebesluit. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder, dat het tijdvak waarover een werkneemster recht heeft op loon tijdens ziekte had verlengd op basis van artikel 25, negende lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Verweerder stelde dat eiseres onvoldoende re-integratie-inspanningen had verricht, wat door eiseres werd betwist.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiseres meer aan re-integratie had moeten doen. De werkneemster was in het verleden ziek geweest en had zich onder behandeling gesteld, maar de rechtbank oordeelde dat de conclusies van de verzekeringsarts niet voldoende onderbouwd waren. De rechtbank oordeelde dat de werkneemster, hoewel zij niet volledig belastbaar was, in de toekomst wel mogelijkheden had om te re-integreren. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond, vernietigde het bestreden besluit en herstelde het primaire besluit, waarbij het UWV werd veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van re-integratie-inspanningen door werkgevers en de noodzaak voor het UWV om zijn besluiten deugdelijk te onderbouwen. De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiseres toegewezen, die aanzienlijk waren door de rechtsbijstand in zowel bezwaar als beroep.