ECLI:NL:RBAMS:2015:7459

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 oktober 2015
Publicatiedatum
29 oktober 2015
Zaaknummer
13/669026-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige kinderen door conciërge

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 oktober 2015 uitspraak gedaan in de zaak tegen een conciërge die zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met twee minderjarige kinderen. De verdachte, geboren in 1951, was werkzaam als conciërge op de basisschool van de slachtoffers en kende hen goed. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich in de periode van 1 januari 2014 tot en met 10 februari 2015 schuldig heeft gemaakt aan het zich laten aftrekken door de minderjarige [persoon 1], geboren in 2002, en het betasten van zijn geslachtsdeel door deze minderjarige. Daarnaast heeft hij ontuchtige handelingen gepleegd met een andere minderjarige, [persoon 2], geboren in 2006. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten, maar achtte de bewezenverklaring van de ontuchtige handelingen met beide minderjarigen voldoende onderbouwd.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van de feiten benadrukt, waarbij de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers ernstig is geschonden. De verdachte heeft misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in hem werd gesteld en heeft geen rekening gehouden met de gevolgen van zijn handelen voor de ontwikkeling van de kinderen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychologische rapportages die wijzen op een ziekelijke stoornis bij de verdachte, maar heeft geconcludeerd dat dit niet leidt tot een uitsluiting van zijn strafbaarheid.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van 18 maanden geëist, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een behandelverplichting. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers meegewogen in de strafoplegging. Dit vonnis is gewezen in het openbaar, waarbij de rechtbank de verontrusting in de maatschappij over dergelijke delicten heeft onderstreept.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/669026-15
Datum uitspraak: 15 oktober 2015
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1951,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres]
[plaats 1] ,
gedetineerd in het [detentie adres] te [plaats 2] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

1.1.
Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 oktober 2015.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. S.A. van de Vliet, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. F.J.V.H. Stoffels, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2014
tot en met 18 juni 2014 in de gemeente Amsterdam, in ieder geval in Nederland
met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, [persoon 1] , geboren
op [2002] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
(telkens) één of meer handelingen heeft gepleegd, die (telkens) (mede)
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [persoon 1] ,
hebbende verdachte (telkens)
- zich laten aftrekken door die [persoon 1] en/of zijn penis door die [persoon 1]
laten betasten en/of
- door die [persoon 1] met zijn penis laten spelen en/of
- door die [persoon 1] een condoom om zijn penis laten aanbrengen en/of
- zijn penis en/of vinger(s) in de vagina van die [persoon 1] geduwd/gebracht;
subsidiair:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2014
tot en met 18 juni 2014 in de gemeente Amsterdam, in ieder geval in Nederland
met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, [persoon 1] , geboren
op [2002] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd,
immers heeft hij, verdachte (telkens)
- zich laten aftrekken door die [persoon 1] en/of zijn penis door die [persoon 1]
laten betasten en/of
- door die [persoon 1] met zijn penis laten spelen en/of
- door die [persoon 1] een condoom om zijn penis laten aanbrengen en/of
- zijn penis en/of vinger(s) in de vagina van die [persoon 1] geduwd/gebracht;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 juni 2014
tot en met 10 februari 2015 in de gemeente Amsterdam, in ieder geval in
Nederland, met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, [persoon 1] ,
geboren op [2002] , die toen de leeftijd van twaalf jaren maar
nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, (telkens) één of meer
ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die (telkens) (mede) bestonden uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [persoon 1] , hebbende verdachte
(telkens)
- zich laten aftrekken door die [persoon 1] en/of zijn penis door die [persoon 1]
laten betasten en/of
- door die [persoon 1] met zijn penis laten spelen en/of
- door die [persoon 1] een condoom om zijn penis laten aanbrengen en/of
- zijn penis en/of vinger(s) in de vagina van die [persoon 1] geduwd/gebracht;
subsidiair:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 juni 2014
tot en met 10 februari 2015 in de gemeente Amsterdam, in ieder geval in
Nederland met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, [persoon 1] ,
geboren op [2002] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog
niet had bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en)
heeft gepleegd, immers heeft hij, verdachte (telkens)
- zich laten aftrekken door die [persoon 1] en/of zijn penis door die [persoon 1]
laten betasten en/of
- door die [persoon 1] met zijn penis laten spelen en/of
- door die [persoon 1] een condoom om zijn penis laten aanbrengen en/of
- zijn penis en/of vinger(s) in de vagina van die [persoon 1] geduwd/gebracht;
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2014
tot en met 10 februari 2015 in de gemeente Amsterdam, in ieder geval in
Nederland, met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, [persoon 2] ,
geboren op [2006] , die toen de leeftijd van zestien jaren
nog niet had bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige
handeling(en) heeft gepleegd, immers heeft hij, verdachte (telkens)
- zich laten aftrekken door die [persoon 2] en/of zijn penis door die [persoon 2]
laten betasten en/of
- door die [persoon 2] met zijn penis laten spelen.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
De rechtbank acht met de verdediging en de officier van justitie niet bewezen hetgeen onder 1 primair/subsidiair en 2 primair is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
4.2.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 2 subsidiair:
in de periode van [geboortedatum 2] 2014 tot en met 10 februari 2015 in de gemeente Amsterdam, met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, [persoon 1] , geboren op [2002] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, telkens ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft hij, verdachte
- zich laten aftrekken door die [persoon 1] en/of zijn penis door die [persoon 1] laten betasten en/of
- door die [persoon 1] een condoom om zijn penis laten aanbrengen;
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit:
in de periode van 1 januari 2014 tot en met 10 februari 2015 in de gemeente Amsterdam, met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, [persoon 2] , geboren op [2006] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, telkens ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft hij, verdachte
- zich laten aftrekken door die [persoon 2] en/of zijn penis door die [persoon 2]
laten betasten.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem onder 2 subsidiair en onder 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 (drie) jaren, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden genoemd in het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport. Ten slotte heeft de officier van justitie de teruggave gevorderd aan verdachte van de in beslag genomen goederen.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen van twee minderjarige jonge kinderen door zich door hen te laten aftrekken. Verdachte kende de slachtoffers van zijn werkzaamheden als conciërge op hun basisschool. De verdachte heeft met het bewezen verklaarde handelen de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers bruut geschonden. Het is een feit van algemene bekendheid dat de slachtoffers van dergelijke delicten daarvan later zeer nadelige psychische en lichamelijke klachten kunnen ondervinden.
De verdachte heeft daarbij bovendien misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in hem werd gesteld. Hij heeft dan ook volledig miskend dat deze kinderen juist bescherming nodig hebben tegen zulke gedragingen van een volwassene en dat zij op die bescherming moesten kunnen rekenen. Verdachte heeft zijn eigen lustgevoelens vooropgesteld en geen rekening gehouden met de ernstige gevolgen die zijn handelen zou kunnen hebben op de ontwikkeling van de persoonlijkheid van de kinderen. Hierbij komt dat verdachte op zitting niet of nauwelijks inzicht in zijn handelwijze heeft getoond en er onvoldoende blijk van heeft gegeven de nadelige gevolgen hiervan voor anderen dan hem zelf in te zien.
Feiten zoals bewezen verklaard leiden tot grote verontwaardiging en onrust in de maatschappij en rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Ten voordele van verdachte laat de rechtbank meewegen dat verdachte gelet op het hem betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie van 8 juli 2015 niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld.
De rechtbank heeft kennis genomen van de over verdachte opgemaakte psychologische
Pro Justitia rapportage van 20 juli 2015 en van de over verdachte opgemaakte rapportage van 30 juni 2015 naar aanleiding van het forensisch milieuonderzoek. Door de psycholoog is vastgesteld dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis in de vorm van misbruik van alcohol en van een licht depressieve stoornis en voorts van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een obsessieve compulsieve persoonlijkheidsstoornis, waarvan ook sprake was ten tijde van het begaan van de bewezenverklaarde feiten. De deskundige heeft als gevolg van de ontkennende houding van verdachte geen uitspraak gedaan over de mate van toerekening van de strafbare feiten aan verdachte. De deskundige spreekt wel van een algemeen gevaar voor de toekomst dat verdachte zich laat leiden door zijn ‘reddersfantasieën’ omdat verdachte zichzelf (onbedoeld) in kwetsbare situaties brengt die kunnen leiden tot beschuldigingen van grensoverschrijdend gedrag. De psycholoog adviseert dat verdachte wordt behandeld in het kader van reclasseringstoezicht. De behandeling zou dan gericht moeten worden op het leren herkennen van risicosituaties en het aanleren van adequate coping strategieën, vaardigheden en gedrag om met een risicosituatie te kunnen omgaan.
De rechtbank heeft tevens kennis genomen van het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van 27 juli 2015 waarin de volgende bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel worden geadviseerd: een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandelverplichting, een contactverbod met de slachtoffers en een locatieverbod voor de straat waarin de slachtoffers wonen.
De rechtbank neemt de conclusies van de hiervoor vermelde rapporten over en zal aan verdachte de in het reclasseringsrapport voorgestelde bijzondere voorwaarden opleggen.
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank voorts meegewogen dat het om twee slachtoffers gaat en heeft zij aansluiting gezocht bij de LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting en hetgeen in soortgelijke zaken voor dergelijke feiten wordt opgelegd. De rechtbank acht gelet op al het voorgaande de gevangenisstraf deels in voorwaardelijke vorm van na te melden duur, met hieraan verbonden de hierna te noemen bijzondere voorwaarden, passend en geboden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 247 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 primair/subsidiair en 2 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 2 subsidiair en 3 bewezen verklaarde feit:
Ontucht plegen met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
15 (vijftien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte,
groot 5 (vijf maanden), van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
en
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
4. Veroordeelde moet zich uiterlijk binnen drie werkdagen na zijn vrijlating melden bij de reclassering, [adres, te plaats] en moet zich gedurende de proeftijd van
2 jaren bij de reclassering melden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
5. Veroordeelde wordt verplicht om zich te laten behandelen in verband met zijn
alcoholmisbruik, zijn depressieve stoornis en zijn obsessieve compulsieve
persoonlijkheidsstoornis bij een nog nader te bepalen ambulante Forensische Zorginstelling. Veroordeelde zal zich moeten houden aan de aanwijzingen die hem in het
kader van zijn behandeling of namens de instelling/behandelaar zullen worden
gegeven;
6. Veroordeelde mag gedurende een door de reclassering te stellen periode, welke periode niet langer mag zijn dan de proeftijd, op geen enkele wijze – direct of indirect – contact opnemen, zoeken of hebben met
[persoon 1] en [persoon 2];
7. Veroordeelde mag gedurende een door de reclassering te stellen periode, welke periode niet langer mag zijn dan één jaar, zich niet bevinden in de straat waar de slachtoffers [persoon 1] en [persoon 2] wonen, te weten:

[adres, te plaats] .

In beslag genomen goederen
Gelast de teruggave aan verdachte van:
1. STK Computer Kl:zwart
ACER ms2205
4923744
2 1.00 STK Zaktelefoon
I PHONE 4
4923770
3 1.00 STK Zaktelefoon Kl:wit
IPHONE 4
4923773
4 1.00 STK Computer Kl:zwart
ACER portable
4952076
Voorlopige hechtenis:
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.F.A. van Buitenen, voorzitter,
mrs. C.F. de Lemos Benvindo en R.A.J. Hübel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 oktober 2015.