In deze zaak vorderden eisers, [eiser 1] en [eiser 2], een verklaring voor recht dat ABN Amro een verboden onderscheid naar leeftijd had gemaakt in de prepensioenregeling. De eisers, beiden geboren in 1949, stelden dat de regeling die voor hen gold ongunstiger was dan de oude VUT-regeling voor werknemers van 1948 en ouder. Ze voerden aan dat er geen objectieve rechtvaardiging was voor het onderscheid dat gemaakt werd tussen deze groepen werknemers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de VUT-regeling voor werknemers van 1948 en ouder behouden bleef, terwijl voor werknemers geboren in 1949 en later een prepensioenregeling werd ingevoerd. Dit onderscheid was in 2001 al objectief gerechtvaardigd door gewijzigde fiscale wetgeving en maatschappelijke inzichten. De rechtbank oordeelde dat de wijzigingen in de arbeidsvoorwaarden, die leidden tot verschillende behandelingen van werknemers op basis van leeftijd, niet in strijd waren met de wetgeving. De vorderingen van eisers werden afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door kantonrechter mr. C.W. Inden op 16 oktober 2015.