In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 19 november 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer en een werkgever over de beëindiging van een tijdelijke arbeidsovereenkomst. De werknemer, aangeduid als verzoekster, had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die eindigde op 1 augustus 2015. De werkgever, aangeduid als verweerder, heeft de werknemer eind juni 2015 geïnformeerd dat de overeenkomst niet zou worden verlengd. De werknemer heeft zich op 3 augustus 2015 ziek gemeld en heeft vervolgens verzocht om vernietiging van het ontslag dat op 10 augustus 2015 zou zijn gegeven. De kern van de zaak was de vraag of er na 31 juli 2015 nog een arbeidsovereenkomst bestond tussen partijen, ondanks de ziekmelding van de werknemer en de gedragingen van de werkgever.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen nieuwe arbeidsovereenkomst tot stand was gekomen na 31 juli 2015. De werkgever had duidelijk gemaakt dat de werkzaamheden alleen konden worden voortgezet via een payrollbedrijf, wat de werknemer niet had geaccepteerd. De rechter oordeelde dat de werknemer niet gerechtvaardigd kon vertrouwen op een voortzetting van de arbeidsovereenkomst, gezien de eerdere communicatie van de werkgever en de omstandigheden rondom de ziekmelding. De verzoeken van de werknemer om het ontslag te vernietigen en om doorbetaling van loon en vakantiegeld werden afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.