Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Verloop van de procedure
- het wrakingsverzoek van 15 januari 2016;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 21 januari 2016.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak hebben verzoekers een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. F.J. van de Poel, kantonrechter te Amsterdam, naar aanleiding van een kort geding dat aanhangig was gemaakt tegen hun werkgeefster. Het kort geding betrof een vordering tot betaling van een tegemoetkoming in de kosten van rechtsbijstand in het kader van een reorganisatie, zoals vastgelegd in het Sociaal Plan. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 januari 2016 heeft de rechter zijn voorlopige juridische inzichten kenbaar gemaakt, voordat de verzoekers hun vordering hadden kunnen toelichten. Verzoekers voerden aan dat de rechter hierdoor de schijn van vooringenomenheid had gewekt, vooral omdat zij eerder als advocaat had gewerkt bij een kantoor dat de werkgeefster als cliënt had. De rechter heeft echter betoogd dat zij enkel een samenvatting van de standpunten heeft gegeven en dat er geen sprake was van een (voorlopig) oordeel of eigen visie. De rechtbank heeft de gang van zaken tijdens de zitting beoordeeld en geconcludeerd dat de rechter het beginsel van hoor en wederhoor niet had geschonden. De rechtbank heeft het wrakingsverzoek afgewezen, oordelend dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid bestond.