ECLI:NL:RBAMS:2016:3075

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 januari 2016
Publicatiedatum
24 mei 2016
Zaaknummer
HA RK 17.2016
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter in kort geding over vergoeding rechtsbijstand in reorganisatie

In deze zaak hebben verzoekers een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. F.J. van de Poel, kantonrechter te Amsterdam, naar aanleiding van een kort geding dat aanhangig was gemaakt tegen hun werkgeefster. Het kort geding betrof een vordering tot betaling van een tegemoetkoming in de kosten van rechtsbijstand in het kader van een reorganisatie, zoals vastgelegd in het Sociaal Plan. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 januari 2016 heeft de rechter zijn voorlopige juridische inzichten kenbaar gemaakt, voordat de verzoekers hun vordering hadden kunnen toelichten. Verzoekers voerden aan dat de rechter hierdoor de schijn van vooringenomenheid had gewekt, vooral omdat zij eerder als advocaat had gewerkt bij een kantoor dat de werkgeefster als cliënt had. De rechter heeft echter betoogd dat zij enkel een samenvatting van de standpunten heeft gegeven en dat er geen sprake was van een (voorlopig) oordeel of eigen visie. De rechtbank heeft de gang van zaken tijdens de zitting beoordeeld en geconcludeerd dat de rechter het beginsel van hoor en wederhoor niet had geschonden. De rechtbank heeft het wrakingsverzoek afgewezen, oordelend dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid bestond.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Beslissing op het op 15 januari 2016 ingekomen en onder rekestnummer
HA RK 17.2016 ingeschreven verzoek van:
[verzoeker sub 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
[verzoeker sub 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
[verzoeker sub 3] ,
wonende te [woonplaats] ,
[verzoeker sub 4] ,
wonende te [woonplaats] ,
[verzoeker sub 5] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekers,
gemachtigde: mr. M.A.M. Lem,
advocaat te Breda,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. F.J. van de Poel, kantonrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.

1.Verloop van de procedure

1.1
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
  • het wrakingsverzoek van 15 januari 2016;
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 21 januari 2016.
1.2
De rechter heeft meegedeeld niet in de wraking te berusten.
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 24 februari 2016, waar de rechtbank namens verzoekers de gemachtigde en de rechter heeft gehoord. Daarbij waren naast de gemachtigde en de rechter aanwezig mw mr. L. Voetelink, teamvoorzitter, en de heer [ ] van Delta Lloyd, die evenwel niet het woord hebben gevoerd. Verzoekers hebben pleitnotities overgelegd. Na afloop van de behandeling ter zitting heeft de rechtbank, zoals tijdens de zitting aangekondigd, kennisgenomen van het dossier van de hoofdzaak (een kort geding-procedure bij de kantonrechter).

2.De feiten

2.1
Bij de rechter is een kortgedingzaak in behandeling met zaaknummer 4671284 KK EXPL 15-1656. Het betreft de vordering van verzoekers tegen hun werkgeefster tot betaling van een tegemoetkoming van kosten van rechtsbijstand in het kader van een reorganisatie en gebaseerd op het van toepassing zijnde Sociaal Plan.
2.2
Het Sociaal Plan voorziet er onder meer in dat bij een reorganisatie betrokken werknemers aanspraak kunnen maken op een vergoeding ten behoeve van het inschakelen van rechtsbijstand ad € 750,- excl. BTW per medewerker. Verzoekers maken in kort geding aanspraak op die vergoeding om het in het kader van de reorganisatie aan hun gemachtigde gevraagde advies te kunnen financieren.
2.3
Op 7 januari 2016 heeft de mondelinge behandeling van het kortgeding plaatsgevonden. Volgens de griffiersaantekeningen van de zitting heeft de rechter na aanvang van de mondelinge behandeling eerst de zaak samengevat en samen met partijen de stukken van het dossier doorgenomen.

3.De gronden van het verzoek

3.1
Verzoekers hebben aan hun verzoek – samengevat – ten grondslag gelegd dat de rechter bij aanvang van de mondelinge behandeling heeft meegedeeld dat zij een eigen visie erop nahoudt ter zake de uitleg van de relevante bepaling van het Sociaal Plan. Deze mededeling werd gedaan zonder dat verzoekers hun vordering hadden kunnen toelichten en de wederpartij verweer had gevoerd. Deze visie hield in dat de betreffende bepaling een pakket van eisen inhoudt waarvan de tegemoetkoming in de kosten van rechtsbijstand slechts een onderdeel is. De gemachtigde heeft daarop meegedeeld dat die visie niet werd gedeeld door verzoekers en de werkgeefster en dat aan drie andere werknemers de vergoeding wel was voldaan, zonder relevante reden. De rechter heeft vervolgens te kennen gegeven dat dit punt mogelijk aan de orde kon komen bij het verweer van de werkgeefster. De werkgeefster heeft bij antwoord de visie van de rechter in het geheel niet verwoord en evenmin een relevante reden gegeven voor de tegemoetkoming die aan de drie andere werknemers wél was toegekend. Toen de gemachtigde hier bij repliek nog op wilde ingaan, wilde de rechter haar daartoe aanvankelijk niet de gelegenheid bieden.
3.2
Volgens verzoekers heeft de rechter de schijn van vooringenomenheid gewekt door haar houding en haar gedrag op de zitting. Verzoekers zijn zich pas na afloop van de zitting hiervan ten volle bewust geworden. Uit de na de zitting opgevraagde griffiersaantekeningen bleek dat niet al hetgeen ter zitting is voorgevallen in die aantekeningen is opgenomen. Om die reden hebben verzoekers na afloop van de mondelinge behandeling nader onderzoek gedaan naar mogelijke redenen van eventuele vooringenomenheid. Daarbij is gebleken dat de rechter tot en met 2008 als advocaat werkzaam is geweest bij Houthoff Buruma Advocaten waar de werkgeefster een belangrijke cliënt is, ook in de tijd dat de rechter daar werkzaam was. Bovendien is de echtgenoot van de rechter thans op dat kantoor werkzaam als advocaat-partner. Alle omstandigheden van het geval hebben bij verzoekers de schijn van partijdigheid gewekt. Daarvoor hebben verzoekers ook grond gevonden in de aanbevelingen 14 en 15 van de Leidraad onpartijdigheid en nevenfuncties in de rechtspraak (januari 2014) (hierna: de Leidraad).
3.4
Om deze reden hebben verzoekers overwogen om een verzoek tot verschoning tegen de rechter in te dienen. De gemachtigde van de werkgeefster heeft daaraan geen medewerking willen verlenen. Om die reden zagen verzoekers geen andere mogelijkheid dan het indienen van het onderhavige verzoek.
3.5
Verzoekers hebben aan dit alles toegevoegd dat de rechter in strijd met artikel 25 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en het arrest van de Hoge Raad van 24 februari 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BV0472; NJ 2012,143) haar oordeel over de zaak reeds bij aanvang van de zitting heeft gegeven. Zij heeft de rechtsgronden op ontoelaatbare wijze aangevuld. Bovendien heeft de rechter met haar oordeel bij aanvang van de zitting de grenzen waarbinnen het conflict zich afspeelt overschreden, waartoe wordt verwezen naar de beschikking van de Hoge Raad van 27 april 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BV6684; RvdW 2012, 682).
3.6
Resumerend is het verzoek dus gegrond op de gang van zaken tijdens de zitting en de bijkomende omstandigheden. De rechter heeft bij aanvang van de zitting de indruk gewekt dat zij reeds een oordeel had over de zaak, zonder partijen eerst afdoende te horen dan wel de gelegenheid te geven tot hoor en wederhoor.

4.De reactie van de rechter

4.1
De rechter heeft aangevoerd dat zij na het openen van de zitting en het inventariseren van de stukken een korte samenvatting heeft gegeven van de standpunten van partijen. Zij heeft daarbij gepoogd duidelijk te maken wat zij als standpunten van partijen uit de stukken had opgemaakt, zodat partijen dat standpunt vervolgens konden toelichten. Zij heeft op enig moment de tekst van de betreffende bepaling van het Sociaal Plan letterlijk voorgelezen. Zij deed dit om te begrijpen hoe de bepaling zich verhield met de door verzoekers voorgestane uitleg. Daargelaten dat het buiten de rechtsstrijd treden geen grond is voor wraking, maar voor vernietiging in hoger beroep, heeft zij geen rechtsgronden aangevuld. Ook is er tijdens de zitting geen (voorlopig) oordeel of eigen visie gegeven. Er was hooguit sprake van kritisch doorvragen teneinde de wederzijdse standpunten te begrijpen en daarop te kunnen beslissen.
4.2
De rechter heeft voorts opgemerkt op dat de werkgeefster in deze procedure niet werd bijgestaan door een advocaat van Houthoff Buruma Advocaten. De rechter zelf is bij dat kantoor werkzaam geweest in de periode van 2000 tot en met 2007 op de sectie arbeidsrecht. Bij haar weten is de werkgeefster arbeidsrechtelijk nooit een cliënt van dat kantoor geweest. Haar (inmiddels) voormalige echtgenoot is werkzaam op het gebied van het insolventierecht.
4.3
De rechter is op grond van het vorenstaande van mening dat er geen sprake is van enige (objectief gerechtvaardigde vrees voor) vooringenomenheid dan wel partijdigheid aan haar zijde.

5.De beoordeling

5.1
Ingevolge artikel 36 Rv kan een rechter worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
5.2
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
5.3
Het staat een rechter vrij tijdens een mondelinge behandeling zijn voorlopige juridische inzichten kenbaar te maken, ook als dat inzicht is gebaseerd op het dossier en partijen nog niet op de zitting aan het woord zijn gekomen. Zelfs als de korte samenvatting van de standpunten van partijen als een voorlopig oordeel over de zaak van verzoekers dient te worden opgevat, stond het de rechter vrij dit te uiten. De bedoeling van de rechter was immers (en mocht ook zijn) dat een debat zou worden geïnitieerd waarin partijen vervolgens hun standpunten nader zouden kunnen preciseren en het beeld van de zaak dat (kennelijk volgens de rechter) uit het dossier naar voren kwam zo nodig zouden kunnen (proberen te) weerleggen.
5.4
Gebleken is dat tot de stukken, waaronder van beide zijden producties, die de rechter geacht mag worden voor aanvang van de zitting te hebben bestudeerd, onder meer behoren de tekst van het betrokken Sociaal Plan met inbegrip van de twee bepalingen volgens welke, in verschillende stadia van het reorganisatieproces, aanspraak kan worden gemaakt op de vergoeding van € 750,- en een e-mail van de werkgeefster aan de gemachtigde waarin de aanspraak van verzoekers werd afgewezen omdat de vergoeding alleen geldt voor medewerkers die de status van herplaatsingskandidaat is aangezegd, hetgeen ten aanzien van verzoekers, anders dan ten aanzien van drie andere medewerkers, (nog) niet het geval is en omdat het budget ter beschikking wordt gesteld voor daadwerkelijk verrichte juridische bijstand en niet ter voorfinanciering daarvan. Dit verweer, waarop ook in de dagvaarding was geanticipeerd, kan niet anders worden begrepen dan dat aan de voorwaarden van de desbetreffende bepalingen in het Sociaal Plan (nog) niet was voldaan. Tegen de hierboven onder 5.3 geschetste achtergrond en mede gezien het feit dat de onderhavige (geld)vordering in kort geding bij dagvaarding werd gepresenteerd als (primair) één tot nakoming van de desbetreffende bepalingen in het Sociaal Plan, is het niet vreemd dat de rechter zich hardop de vraag heeft gesteld of aan de voorwaarden voor terbeschikkingstelling van de vergoeding volgens de tekst van die bepalingen was voldaan en partijen in de gelegenheid heeft gesteld zich daarover uit te laten. Uit de griffiersaantekeningen blijkt, dat de rechter de tekst van de bepalingen enige malen heeft voorgehouden en de gemachtigde daar ook steeds op heeft gereageerd.
5.5
De rechter heeft het beginsel van hoor en wederhoor niet geschonden. Ver-zoekers hebben de gelegenheid gekregen om te repliceren en uit de griffiers aantekeningen blijkt dat verzoekers voldoende in de gelegenheid zijn gesteld om hun standpunt naar voren te brengen. Met name blijkt uit die aantekeningen dat de rechter verschillende vragen heeft gesteld welke door de gemachtigde van verzoekers zijn beantwoord.
5.6
Gesteld noch gebleken is dat de rechter in haar vorige functie van advocaat betrokken is geweest bij zaken van de werkgeefster van verzoekers. De werkgeefster werd in deze procedure bovendien niet bijgestaan door het advocatenkantoor waar zij werkzaam was en haar voormalige echtgenoot werkzaam is en niet is gebleken dat de voormalige echtgenoot van de rechter bij deze zaak betrokken is geweest. Uit de door verzoekers aangehaalde Aanbevelingen 14 en 15 van de Leidraad volgt niet dat de rechter zich zonder meer van behandeling had moeten onthouden. Deze Aanbevelingen behelzen merendeels een behoorlijke beoordelingmarge en mede gezien de lange duur die is verstreken sinds de rechter voor het laatst werkzaam was op het door verzoekers bedoelde advocatenkantoor kan niet worden gezegd dat de rechter hierin aanleiding had moeten zien zich terug te trekken.
5.7
Naar het oordeel van de rechtbank leveren deze laatste door verzoekers genoemde omstandigheden evenmin in combinatie met de gang van zaken op de zitting (die, zoals hiervoor is overwogen, geen grond voor wraking oplevert) een grond op voor de vrees dat de rechter (objectief) de schijn van partijdigheid op zich heeft geladen dan wel aanleiding heeft gegeven tot een (objectief) gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid.
5.8
Dit betekent dat het verzoek dient te worden afgewezen.
BESLISSING
De rechtbank:
- wijst het verzoek tot wraking af.
Aldus gegeven door mrs. O.J. van Leeuwen, voorzitter, A.W.C.M. van Emmerik en R.A. Dudok van Heel, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 maart 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat op grond van artikel 39, vijfde lid Rv geen voorziening open.