ECLI:NL:RBAMS:2016:3076

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 maart 2016
Publicatiedatum
24 mei 2016
Zaaknummer
HA RK 120.2016
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van de wrakingskamer niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 maart 2016 een verzoek tot wraking van de wrakingskamer behandeld. Het verzoek was ingediend door verzoekster, die eerder op 18 februari 2016 een aantal vorderingen had ingesteld, welke door de rechtbank waren afgewezen. Op 1 maart 2016 diende verzoekster een wrakingsverzoek in tegen de rechter die de uitspraak had gedaan. Dit verzoek werd op 15 maart 2016 door de wrakingskamer niet-ontvankelijk verklaard. Het nieuwe verzoek tot wraking, ingediend op 17 maart 2016, was gericht tegen de wrakingskamer zelf, maar werd eveneens niet-ontvankelijk verklaard omdat het was ingediend na de einduitspraak van de wrakingskamer op 15 maart 2016. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een mondelinge behandeling, aangezien het verzoek niet-ontvankelijk werd verklaard. De beslissing werd uitgesproken op 25 maart 2016, waarbij de rechtbank bevestigde dat er geen voorziening openstond tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Beslissing op het op 17 maart 2016 schriftelijk gedane en onder rekestnummer C/13/604984/ HA RK 120.2016 ingeschreven verzoek van:
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
gemachtigde [ ],
welk verzoek strekt tot wraking van de leden van de wrakingskamer.

1.Verloop van de procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende stukken:
 het schriftelijke wrakingsverzoek met bijlagen van 17 maart 2016 waaronder onder meer de beslissing van de wrakingskamer van 15 maart 2016 in de procedure met zaaknummer 4C/15/603717/ HA RK 87.2016.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1.
Verzoekster heeft als eisende partij bij dagvaarding van 24 juli 2015 bij deze rechtbank een aantal vorderingen ingesteld. De procedure staat bij de rechtbank geregistreerd onder zaaknummer 4333550 CV 15-20013. Bij vonnis van 18 februari 2016 zijn de vorderingen van verzoekster afgewezen.
2.2.
Bij brief van 1 maart 2016 heeft verzoekster een verzoek tot wraking gedaan van de rechter die op 18 februari 2016 uitspraak heeft gedaan in de door verzoekester aangespannen procedure. Verzoekster is bij beslissing van 15 maart 2016 door de wrakingskamer niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek.
2.3.
Het onderhavige verzoek tot wraking is gericht tegen de wrakingskamer die deze beslissing heeft genomen en gedaan bij brief van 17 maart 2016. Het wrakingsverzoek in deze procedure is (evenals in de andere wrakingsprocedure) ingediend nadat de behandeling van het wrakingsverzoek door het wijzen van een einduitspraak op 15 maart 2016 is geëindigd. Ook het onderhavige wrakingsverzoek is derhalve niet-ontvankelijk.
Voor een mondelinge behandeling als bedoeld in artikel 39 Rv bestaat geen aanleiding. Het in deze bepaling opgenomen recht op hoor en wederhoor is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek. Aan dat onderzoek komt de rechtbank niet toe omdat het verzoek niet-ontvankelijk wordt verklaard.
2.4.
Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De rechtbank:
 verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking.
Aldus gegeven door mrs. M.V. Ulrici, plaatsvervangend-voorzitter, O.J. van Leeuwen en L. van Berkum, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 maart 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 5 Rv, geen voorziening open.