ECLI:NL:RBAMS:2016:316

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 januari 2016
Publicatiedatum
28 januari 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 2719
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering van persoonsgebonden budget (pgb) wegens fraude met pgb-gelden

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 29 januari 2016 uitspraak gedaan in een bodemprocedure over de intrekking en terugvordering van een persoonsgebonden budget (pgb) dat aan eiser was toegekend voor de jaren 2010 tot en met 2012. Eiser had in deze periode zorg ingekocht bij de zorgverlener Stichting Vrienden van Tom, waarvan de bestuurder, Y. B., op 18 april 2014 strafrechtelijk was veroordeeld voor fraude met pgb-gelden. De rechtbank oordeelde dat verweerder bevoegd was om het pgb in te trekken en het bedrag van € 73.950,- terug te vorderen, omdat eiser zich niet had gehouden aan de verplichtingen van de Regeling Subsidies AWBZ. Eiser had geld overgemaakt naar de privérekening van B. en had erkend dat de zorg die hij had verantwoord, gedeeltelijk niet was verleend. De rechtbank concludeerde dat de verantwoording van het pgb oncontroleerbaar was en dat eiser niet had aangetoond dat het pgb aan kwalitatief verantwoorde zorg was besteed. Eiser voerde aan dat hij door zijn lichamelijke en psychische klachten niet in staat was om de administratie zelf te doen en dat hij volledig op B. vertrouwde. De rechtbank oordeelde echter dat dit niet voldoende was om hem niet verantwoordelijk te houden voor de fraude. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 15/2719

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 januari 2016 in de zaak tussen

[eiser], te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. K.R. Lieuw On),
en
Achmea Zorgkantoor N.V.,als rechtsopvolger van Agis Zorgverzekeringen N.V., verweerder
(gemachtigden: I. Punt en C. Hartman ).

Procesverloop

Bij besluit van 20 januari 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder de aan eiser reeds afgegeven toekenningsbeschikkingen gewijzigd en de verantwoording van het persoonsgebonden budget (pgb) bij de Stichting Vrienden van Tom/Onzichtbaar Anders over de jaren 2010 tot en met 2012 afgewezen. Verweerder heeft in dat kader het bedrag aan uitgekeerde pgb over deze periode (€ 73.950,-) teruggevorderd van eiser.
Bij besluit van 20 maart 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 januari 2016. Eiser is ter zitting verschenen zonder zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1.1
Aan eiser is een pgb toegekend over de jaren 2010 tot en met 2012. Eiser heeft in die periode diensten ingekocht bij zorgverlener stichting Vrienden van Tom en/of de eenmanszaak Onzichtbaar Anders. De bestuurder van de stichting, Y. [betrokkene], is op 18 april 2014 strafrechtelijk veroordeeld voor fraude met pgb gelden. Bij deze fraude hanteerde zij onder andere de methode dat zij budgethouders het geld op haar privérekening liet storten, waarvan vervolgens een deel weer teruggestort werd op de privérekening van de budgethouders of contant aan hen werd terugbetaald. [betrokkene] heeft budgethouders regelmatig expliciet benaderd om het pgb geld dat over was met haar te de delen. [betrokkene] maakte voor de verantwoording van deze niet verleende zorg lange tijd en op aanzienlijke schaal valse facturen op.
1.2
Uit het overzicht van de pgb geldstromen volgt dat eiser over de jaren 2010 tot en met 2012 € 42.639 heeft overgemaakt op de privérekening van [betrokkene]. Daarnaast volgt hieruit dat [betrokkene] over 2012 een bedrag van in totaal € 1000,- heeft terugbetaald aan eiser vanaf haar privérekening. Verder staat vast dat eiser, nadat hij een transactiegesprek heeft gevoerd met de Officier van Justitie op 9 september 2014, een transactievoorstel van 80 uur werkstraf heeft geaccepteerd ter voorkoming van strafvervolging ter zake van verduistering. Tijdens het transactiegesprek heeft eiser het volgende verklaard: “De zorg door [betrokkene] verantwoord werd ook deels niet verleend, dit geef ik ook eerlijk toe. Soms werd mij wat geld toegestopt. Soms moest er ook weer wat terug naar [betrokkene].”
Verder is er op 10 april 2013 een telefoongesprek afgetapt tussen eiser en [betrokkene], waarin [betrokkene] tegen eiser zegt: “Maar ik heb natuurlijk een tijdje lang de helft van het pgb teruggestort naar jou rekeningen in plaats van haar dochter.[..] Maar euh tegen die tijd moet je maar verklaren dat ik het een soort van terugbetaald heb aan jou als een lening.” Eiser verklaart daarop dat het goed is.
2.1
Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser zich bij de verantwoording van zijn pgb niet heeft gehouden aan de verplichtingen zoals neergelegd in artikel 2.6.9 van de Regeling Subsidies AWBZ (hierna: de Regeling). Eiser heeft niet voldaan aan het vereiste dat het pgb moet worden besteed aan kwalitatief verantwoorde zorg. Daarnaast zijn de ter verantwoording van de ingekochte zorg opgemaakte facturen en verantwoordingsformulier onjuist en niet naar waarheid ingevuld. Dit blijkt volgens verweerder uit de volgende omstandigheden:
- Dat [betrokkene] strafrechtelijk is veroordeeld en heeft verklaard in samenwerking met de budgethouders te hebben gefraudeerd.
- Uit het overzicht geldstromen en verantwoordingen blijkt dat eiser over de jaren in geding een bedrag van € 73.950,- heeft verantwoord voor Stichting Vrienden van Tom en Onzichtbaar Anders. Uit de bedrijfsadministratie van deze instellingen blijkt echter dat er enkel een bedrag van € 13.810 op hun rekeningen is uitbetaald.
- Dat eiser één van de 48 budgethouders is genoemd in het onderzoek van de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
- Dat eiser geld heeft gestort op de privérekening van [betrokkene] en zij geld heeft teruggestort op de rekening van eiser;
- Dat eiser een transactie heeft geaccepteerd ter voorkoming van strafvervolging ter zake van verduistering.
Om bovenstaande redenen is het volgens verweerder volstrekt onduidelijk en niet objectief controleerbaar of het aan eiser verstrekte pgb aan kwalitatief verantwoorde zorg is besteed. Verweerder heeft om die reden het pgb ingetrokken en het bedrag aan pgb teruggevorderd.
2.2
Eiser is van mening dat verweerder de verantwoording van het pgb ten onrechte heeft afgewezen en in dat kader geld heeft teruggevorderd. Eiser kon vanwege zijn lichamelijke handicap (dwarslaesie) en zijn borderline persoonlijkheidsstoornis de administratie en afhandeling van zijn pgb niet zelf doen. Hij heeft daarom alles uitbesteed aan [betrokkene] en vertrouwde haar - ook vanwege zijn psychische klachten - volledig. Eiser heeft zijn post ongeopend aan [betrokkene] doorgestuurd, zijn bankpas afgegeven en blanco verantwoordingsformulier ondertekend. Hij wist niet dat [betrokkene] de blanco door hem ondertekende verantwoordingsformulier in strijd met de waarheid zou invullen. Eiser kan daarom niet verantwoordelijk worden gehouden voor de fraude.
Daarnaast heeft verweerder ten onrechte geconcludeerd dat er geen sprake is geweest van kwalitatief verantwoorde zorg. Eiser heeft weldegelijk kwalitatief verantwoorde zorg ontvangen. Dat eiser het transactievoorstel van de Officier van Justitie heeft geaccepteerd, betekent niet dat hij daarmee heeft erkend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan fraude en verduistering, althans van een zo groot bedrag als verweerder teruggevorderd. In het kader van de belangenafweging is eiser van mening dat zijn lichamelijke en psychische klachten in samenhang bezien met het feit dat hij zelf slachtoffer is geworden van [betrokkene], hadden moeten leiden tot een belangenafweging in het voordeel van eiser.
3.1
Artikel 4:49, eerste lid, van de Awb bepaalt voor zover van belang, dat het bestuursorgaan de subsidievaststelling kan intrekken of ten nadele van de ontvanger kan wijzigen:
a. op grond van feiten of omstandigheden waarvan het bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld;
b. indien de subsidievaststelling onjuist was en de subsidie-ontvanger dit wist of behoorde te weten.
3.2
In artikel 2.6.9, eerste lid, van de Regeling Subsidies AWBZ staan de verplichtingen die aan de verzekerde worden opgelegd bij de verlening van het pgb.
4.1.1
De rechtbank onderschrijft de conclusies die verweerder heeft opgenomen in het verweerschrift en is van oordeel dat verweerder bevoegd was tot intrekking en terugvordering van het aan eiser verleende pgb. Vaststaat dat eiser geld heeft overgemaakt op de privérekening van [betrokkene] en dat zij geld heeft overgemaakt op zijn rekening. Daarnaast blijkt uit productie 37 in het dossier dat de door eiser verantwoorde bedragen aan de stichting Vrienden van Tom en/of de eenmanszaak Onzichtbaar Anders veel meer bedragen dan het geld dat op de rekeningen van de instellingen is overgemaakt. Verder heeft eiser tijdens het transactiegesprek erkend dat de zorg die is verantwoord gedeeltelijk niet is verleend en dat hem geld werd toegestopt door [betrokkene]. Ook uit het afgetapte telefoongesprekken tussen eiser en [betrokkene] blijkt dat zij pgb geld terugstortte naar de rekening van eiser. Dit geld werd dus niet besteed aan zorg. Ter zitting heeft eiser ten slotte erkend dat hij geld van het pgb terugkreeg van [betrokkene]. Eiser gaf aan dat hij maar een beetje zorg heeft ontvangen en dat hij niet al het pgb geld terug heeft gekregen van [betrokkene].
4.1.2
Gelet op de voorgaande omstandigheden heeft verweerder terecht geconcludeerd dat eiser zich bij de verantwoording van zijn pgb niet heeft gehouden aan de verplichtingen zoals neergelegd in artikel 2.6.9 van de Regeling en dat om die reden oncontroleerbaar is waaraan het bedrag aan verleende pgb is besteed. Verweerder heeft voorts terecht het gehele bedrag aan pgb over de jaren 2010 tot en met 2012 teruggevorderd, nu eiser op geen enkele wijze heeft onderbouwd dat het aan hem verleende pgb bedrag toch deels aan zorg is besteed.
4.2
De beroepsgrond van eiser dat hij vanwege zijn psychische klachten blind vertrouwde op [betrokkene] en daarom niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de fraude, treft geen doel nu eiser heeft erkend dat hem pgb geld werd toegestopt door [betrokkene]. Dat eiser thans onder bewind staat, maakt niet dat hij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de fraude met het pgb geld. Gebleken is immers dat eiser heeft meegewerkt aan de gang van zaken. Daarnaast betekent het feit dat iemand onder bewind staat enkel dat diegene niet in staat is zijn financiële situatie te beheren en niet dat diegene handelingsonbekwaam is.
4.3.1
Wat betreft de beroepsgrond van eiser dat de belangenafweging bij de intrekking en terugvordering van het pgb in zijn voordeel had dienen uit te vallen - vanwege zijn psychische en lichamelijke klachten en omdat hij het slachtoffer is geworden van [betrokkene] - , overweegt de rechtbank als volgt. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep dient verweerder de bevoegdheid tot wijziging en terugvordering van een pgb uit te oefenen met inachtneming van het geschreven en het ongeschreven recht, daaronder begrepen de in artikel 3:4 van de Awb neergelegde verplichting tot een evenredige belangenafweging. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 21 januari 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:187).
4.3.2
De rechtbank is met verweerder van oordeel dat het belang van handhaving van de niet nagekomen verplichtingen dient te prevaleren boven het belang van eiser om van terugvordering af te zien. Immers, vast staat dat eiser pgb geld heeft teruggekregen van [betrokkene] dat niet is besteed aan zorg en dat eiser dit wist. Dit is dusdanig verwijtbaar dat de terugvordering voor rekening en risico van eiser dient te komen. Er is voorts niet gebleken van onaanvaardbare financiële of psychische gevolgen van de terugvordering voor eiser.
5. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het griffierecht.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.H. Waller rechter, in aanwezigheid van A. Teggelaar, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2016.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.