ECLI:NL:RBAMS:2016:3552

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 juni 2016
Publicatiedatum
10 juni 2016
Zaaknummer
AWB - 16 _ 124
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kind met moeder zonder geldige verblijfstitel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 juni 2016 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand door eiseres, een kind met de Nederlandse nationaliteit, die samen met haar moeder in een instelling verblijft. De moeder heeft geen geldige verblijfstitel, wat complicaties met zich meebrengt voor de aanvraag van bijzondere bijstand. Eiseres ontvangt een uitkering gelijk aan de inrichtingsnorm, maar verzoekt om bijzondere bijstand ter compensatie van het mislopen van kinderbijslag, kindgebonden budget en de alleenstaande ouderkop (ALO-kop). De rechtbank overweegt dat het koppelingsbeginsel in beginsel in de weg staat aan het verlenen van bijzondere bijstand, omdat de moeder van eiseres niet rechthebbend is en geen aanspraak kan maken op de genoemde toeslagen.

De rechtbank stelt vast dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden van de compensatieregeling voor kostendelers, en dat haar situatie niet zo schrijnend is dat er aanleiding is om bijzondere bijstand te verlenen. De rechtbank wijst erop dat eiseres in een instelling verblijft waar zij onderdak en voedsel ontvangt, en dat zij af en toe financiële steun van haar vader krijgt. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvraag door verweerder terecht is, en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 16/124

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 juni 2016 in de zaak tussen

[de vrouw] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. E.C. Cerezo-Weijsenfeld),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: mr. S.S. Kisoentewari).

Procesverloop

Bij besluit van (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) afgewezen.
Bij besluit van 30 november 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 mei 2016. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J. Klaas als waarnemer van gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 2012 en heeft de Nederlandse nationaliteit. De moeder van eiseres heeft geen geldige verblijfstitel. Eiseres verblijft met haar moeder en zusje in de instelling [naam instelling] te Amsterdam, een inrichting als bedoeld in artikel 23 van de Pw. Samen met haar zusje ontvangt eiseres een uitkering in de vorm van een persoonlijke toelage op grond van de Pw, gelijk aan de norm, bedoeld in artikel 23, eerste lid, aanhef en onder a, van de Pw en de verhoging als bedoeld in artikel 23, tweede lid, aanhef en onder a, van de Pw. Eiseres vader verblijft in Ede en heeft de Nederlandse nationaliteit.
2. Eiseres heeft tijdig verzocht om vrijstelling van het griffierecht. Het verzoek is eerst ter zitting behandeld omdat het verzoek niet tijdig is onderkend. Eiseres heeft ter onderbouwing een verklaring van [naam instelling] overgelegd waarin staat dat [naam instelling] voorziet in het levensonderhoud van de moeder van eiseres, dat eiseres en haar zusje een uitkering hebben en dat de moeder geen inkomen en geen vermogen heeft. Gelet op rechtsoverweging 3.9 van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 13 februari 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:282), is de rechtbank van oordeel dat het verzoek moet worden toegewezen. De rechtbank bepaalt dat het door eiseres betaalde griffierecht door de griffier zal worden teruggestort.
3.1.
Op 3 augustus 2015 heeft eiseres bijzondere bijstand op grond van de Pw aangevraagd ter compensatie van het niet ontvangen van kinderbijslag, kindgebonden budget en de alleenstaande ouderkop (ALO-kop). Bij de aanvraag heeft eiseres vermeld dat ze aanspraak maakt op de compensatieregeling. Omdat de hoogte van haar uitkering onder het sociaal minimum ligt, moet haar situatie als schrijnend worden aangemerkt.
3.2.
Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, en deze afwijzing in bezwaar gehandhaafd, om drie redenen. Ten eerste is bijzondere bijstand voor het niet ontvangen van kinderbijslag, kindgebonden budget en de Alo-kop niet mogelijk omdat er zo een onaanvaardbare doorkruising met de Koppelingswet zou ontstaan. Moeder is niet rechthebbend waardoor zij geen recht heeft op toeslagen van de Belastingdienst en kinderbijslag. Ten tweede voldoet eiseres niet aan de voorwaarden van de compensatieregeling. Ten derde is de situatie van eiseres niet zo schrijnend dat er aanleiding is om bijzondere bijstand te verlenen.
4.1.
De rechtbank overweegt dat het koppelingsbeginsel tot doel heeft te voorkomen dat een vreemdeling die niet rechtmatig in Nederland verblijf houdt, indirect gebruik zou kunnen maken van tegemoetkomingen of verstrekkingen. De moeder van eiseres is niet rechthebbend en kan daarom geen aanspraak maken op kinderbijslag, kindgebonden budget en de ALO-kop. Het verstrekken van bijzondere bijstand aan eiseres voor het gemis van deze regelingen zou betekenen dat de moeder van eiseres indirect gebruik zou kunnen maken van deze verstrekkingen. De rechtbank is daarom van oordeel dat het koppelingsbeginsel in beginsel in de weg staat aan het verlenen van bijzondere bijstand.
4.2.
De compensatieregeling moet worden gekwalificeerd als buitenwettelijk begunstigend beleid. De compensatieregeling is blijkens de tekst bedoeld voor huishoudens met een partner zonder geldige verblijfsvergunning die geraakt worden door de kostendelersnorm. Naar vaste rechtspraak dient een dergelijk beleid door de bestuursrechter terughoudend te worden getoetst. Dit betekent dat de aanwezigheid en de toepassing van dit beleid als gegeven wordt aanvaard en dat de rechtbank alleen toetst of het beleid op consistente wijze is toegepast. De rechtbank stelt vast dat de besluitvorming van verweerder in overeenstemming is met het door haar gevoerde beleid. Eiseres komt niet in aanmerking voor de compensatieregeling, omdat zij niet aan de voorwaarden voldoet.
4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres onvoldoende onderbouwd dat haar situatie zo schrijnend is dat, ondanks hetgeen hiervoor is overwogen, aan haar bijzondere bijstand moet worden verstrekt. De situatie van eiseres is niet vergelijkbaar met de situatie van gezinnen die in aanmerking komen voor de compensatieregeling. Eiseres verblijft immers in een instelling waar ze onderdak heeft en eten en drinken krijgt. Ook ontvangt eiseres zo nu en dan een financiële bijdrage van haar vader.
4.4.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht de aanvraag om bijzondere bijstand heeft afgewezen.
5. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Schaberg, rechter, in aanwezigheid van mr. C.M. Fleuren, griffier
.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2016.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.