14.3De CWM heeft in zijn nadere toelichting naar voren gebracht dat de ruimtelijke randvoorwaarden een gegeven zijn voor het welstandsadvies; enerzijds zijn de kiosken planologisch passend en anderzijds stedenbouwkundig onderbouwd. Dan ligt daar het primaat bij de vraag of het object passend is in de omgeving. Vertrekpunt voor de toetsing van de welstand is dat het om een generiek ontwerp gaat van een autonoom object; daarbij wordt op basis van algemene criteria gekeken en beoordeeld of het uiterlijk aan redelijke eisen van welstand voldoet. Voor de CWM is het belangrijk dat er een helder en eenduidig ontwerp is voor een aantal kiosken. In de Welstandsnota zijn geen specifieke criteria opgenomen voor autonome objecten in de openbare ruimte. Volgens de CWM heeft de kiosk geen directe gevolgen voor de uitstraling van het monument, gelet op de grote afstand tussen de gevel en de kiosk. De kiosk is daardoor meer te beschouwen als een inrichtingselement in de openbare ruimte, aldus steeds de CWM.
15. De Commissie voor Second Opinions schrijft in haar tegenadvies dat het beoordelingskader in deze zaak wordt gevormd door de Welstandsnota “De Schoonheid van Amsterdam”. Vervolgens worden in het advies de relevante criteria uit de de hoofdstukken 3 (Welstandscriteria algemeen) en 5 (Welstandscriteria voor erfgoed) van de Welstandsnota benoemd. Volgens de commissie kan bij de beoordeling niet verwezen worden naar een elders gerealiseerde trendsetter. Gezien de specifieke ruimtelijke kwaliteit van de stedenbouwkundige zone en het monumentale karakter van het achterliggende bouwblok, is namelijk geen sprake van een vergelijkbare situatie. Evenmin kan worden gesproken van een generiek, niet locatie gebonden ontwerp, omdat de repetitie of herkenbaarheid van het ontwerp op grotere schaal (anders dan bijvoorbeeld voor een bushokje) voor een kiosk niet van betekenis is. De commissie constateert dat de kiosk in plaatsing en architectonische uitkering geen positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de openbare stedelijke ruimte. De omarmende werking van de gevelwanden van [straat] , die een poort naar de stad vormen, wordt door de asymmetrische plaatsing voor één van de beide armen verstoord. Ook het begeleiden van de beweging langs de gevelwanden, nog eens ondersteund door de bomenrijen, wordt door de kiosk hinderlijk onderbroken. Volgens de commissie mist de architectonische uitwerking van de kiosk, in grijs taal en grijze kunststofpanelen in een zeer sobere detaillering, de zorgvuldigheid die kenmerkend is voor de zeer gedetailleerde baksteenarchitectuur in de directe omgeving. De kiosk doet daarom afbreuk aan de ruimtelijke samenhang met deze omgeving. Volgens de commissie ontbreekt, vooral door de volledige gesloten achterwand, ook een alzijdige ontwerpbenadering voor dit toch alzijdig zichtbare bouwwerk. De monumentale gevelwand van architect Rodenburgh wordt door de kiosk deels aan het zicht onttrokken, waardoor het monumentale karkater volgens de commissie negatief wordt beïnvloed. De Commissie voor Second Opinions komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat de kiosk op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet voldoet aan de voor het gebied geldende beoordelingscriteria en daarmee strijdig is met de redelijke eisen van welstand.
16. Naar het oordeel van de rechtbank is het advies van de CWM onvoldoende inzichtelijk. Artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wabo schrijft voor dat een bouwwerk, zowel op zichzelf beschouwd, als in verband met de omgeving, niet in strijd mag zijn met redelijke eisen van welstand. Ook in de zes algemene criteria van de Welstandsnota komt de relatie tussen het bouwwerk en de omgeving aan bod. De CWM lijkt zich in zijn aanvullende advies echter op het standpunt te stellen dat de vraag of het object passend is in de omgeving primair bij de stedenbouwkundige ligt. Dat acht de rechtbank, gelet op de tekst van de Wabo en de Welstandsnota, onjuist. Ook overigens is de rechtbank van oordeel dat uit het advies onvoldoende blijkt dat de CWM de kiosk niet alleen in relatie tot de trendsetter heeft beoordeeld, maar ook in relatie tot de omgeving. Reeds gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat aan het advies van de CWM gebreken kleven. Daarbij komt nog dat in het door eiser overgelegde tegenadvies van de Commissie voor Second Opinions gemotiveerd wordt onderbouwd dat de kiosk in strijd is met de criteria uit de Welstandsnota, met name wat betreft de relatie tot de omgeving. Verweerder en de CWM hebben niet op het tegenadvies gereageerd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder het advies van de CWM niet aan zijn besluit ten grondslag had mogen leggen.
17. Eiser heeft tot slot in zijn brief van 25 april 2016 aangevoerd dat verweerder ten onrechte op 20 mei 2015, dus na de vergunningverlening, heeft toegestaan dat de kiosk werd geplaatst op een locatie die enigszins afweek van de vergunde locatie. Volgens eiser is dit geen wijziging van ondergeschikte aard. Eiser heeft dit echter pas aangevoerd na het tweede onderzoek ter zitting, in een fase van het geding waarin partijen met name nog hun standpunten ten aanzien van de welstandsaspecten naar voren konden brengen. Niet is gebleken dat eiser dit niet eerder had kunnen aanvoeren. De rechtbank is van oordeel dat het in strijd is met de goede procesorde om deze grond pas zo laat in de procedure naar voren te brengen en zal de beroepsgrond om die reden passeren.
18. Gelet op hetgeen onder 16 is overwogen, is het beroep gegrond. Het bestreden besluit is onvoldoende zorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd en wordt vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 en 7:12 van de Awb. De rechtbank ziet geen aanleiding om zelf een deskundige te benoemen, aangezien de CWM nog niet op het tegenadvies van de Commissie voor Second Opinions heeft gereageerd. De rechtbank ziet ook geen aanleiding om nogmaals een bestuurlijke lus toe te passen. Verweerder dient een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van acht weken.
19. Eiser heeft verzocht verweerder te veroordelen in de kosten die hij heeft moeten maken voor het inschalen van de Commissie Second Opinions. Eiser heeft echter geen onderbouwing van deze kosten gegeven. De rechtbank zal dit verzoek dan ook afwijzen.
20. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.