Beoordeling
5. [eiser] bestrijdt weliswaar dat hij [gedaagde] opdracht heeft gegeven om een woning voor hem te zoeken, stellende dat hij zelf de woning op de website www.netherlandsrentals.net van [gedaagde] heeft gevonden, maar dat een bemiddelingsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:425 BW tussen hem en [gedaagde] tot stand is gekomen, volgt naar het oordeel van de kantonrechter uit de hiervoor weergegeven vaststaande feiten. Op die bemiddelingsovereenkomst tussen [eiser] en [gedaagde] is via artikel 7:427 BW, artikel 7:417 lid 4 BW van toepassing.
6. De vraag is of naast de bemiddelingsovereenkomst tussen [eiser] en [gedaagde] ook een bemiddelingsovereenkomst tussen [gedaagde] en de verhuurder van de woning bestond omdat in dat geval, althans voor zover de lastgever zoals hier “consument” is, op grond van artikel 7:417 lid 4 BW niet kan worden afgesproken dat de (aspirant) huurder courtage aan de bemiddelaar moet betalen, ook niet als aan de verhuurder geen courtage in rekening wordt gebracht. De reden daarvan is dat artikel 7:417 lid 4 BW niet alleen beoogt te voorkomen dat een bemiddelaar zoals [gedaagde] voor het tot stand brengen van één huurovereenkomst twee keer courtage in rekening brengt, maar ook dat bij tweezijdige bemiddeling alleen de (aspirant) huurder courtage zou moeten betalen.
7. Dat blijkens de overgelegde, in zoverre niet weersproken, schriftelijke verklaring van [naam 1] een bemiddelingsovereenkomst tussen de verhuurder en [bedrijf] bestond, sluit op zichzelf niet uit dat daarnaast ook sprake was van een bemiddelingsovereenkomst tussen de verhuurder en [gedaagde] . Het standpunt van [gedaagde] dat geen sprake kan zijn geweest van tweezijdige bemiddeling omdat [bedrijf] optrad als bemiddelaar van de verhuurder kan niet worden gevolgd.
8. Voor beantwoording van de vraag of ook een bemiddelingsovereenkomst bestond tussen [gedaagde] en de verhuurder is van belang dat de woning op de website www.netherlandsrentals.net van [gedaagde] als te huur werd vermeld. Immers, uit het arrest van de Hoge Raad van 16 oktober 2015 (ECLI:NL:HR:2015:3099) volgt dat een overeenkomst tussen een verhuurder en een bemiddelaar waarbij de verhuurder het recht verkrijgt om gratis woonruimte te huur aan te bieden op een website van de bemiddelaar te gelden heeft als een bemiddelingsovereenkomst. Dit is anders, aldus genoemd arrest, wanneer de bemiddelaar stelt en zo nodig bewijst dat de website alleen als elektronisch prikbord fungeert, waarmee gedoeld wordt op de situatie dat de bemiddelaar de verhuurder en huurder niet van elkaar afschermt en het hen dus niet onmogelijk maakt om met elkaar in contact te treden om over de totstandkoming van een huurovereenkomst te onderhandelen. 9. Uit de stellingen van [gedaagde] blijkt niet expliciet of hij, gelet op de wijze waarop hij op zijn website vermeldde dat de woning te huur was, de verhuurder en [eiser] daarbij niet van elkaar afschermde en het hen dus niet onmogelijk maakte om met elkaar in contact te treden om over de totstandkoming van een huurovereenkomst te onderhandelen, zoals de Hoge Raad het heeft verwoord. Wel heeft hij naar voren gebracht dat hij woonruimtes, die door verhuurders elders op het internet te huur worden aangeboden met copy-paste op zijn website vermeldt om klanten aan te trekken ten einde voor hen te bemiddelen bij het aangaan van een huurovereenkomst met betrekking tot die woonruimte. Contact met de verhuurder heeft hij niet gehad en de verhuurder heeft daar dus ook geen toestemming voor gegeven, aldus [gedaagde] . [eiser] heeft dat niet weersproken.
10. Daarmee onderscheidt onderhavig geval zich dus van de situatie waarin “iemand in opdracht of met goedvinden van een verhuurder een door deze te verhuren woning op zijn website plaatst” waarin “in beginsel een opdracht besloten [ligt] om een huurovereenkomst tot stand te brengen tussen die verhuurder en een derde (r.o. 4.4.2. van het arrest van de Hoge Raad). Omdat – onweersproken – vast staat dat [gedaagde] geen contact heeft gehad met de verhuurder over de vermelding van de woning op de website, kan worden uitgesloten dat de verhuurder daartoe opdracht heeft gegeven of dat expliciet heeft goed gevonden. Nu evenmin is gesteld of gebleken dat de verhuurder wist dat de woonruimte als te huur op de website van [gedaagde] stond vermeld, kan zelfs niet van stilzwijgend goedvinden van de verhuurder worden uitgegaan.
11. [eiser] heeft evenmin weersproken dat de woning niet alleen via de website van [gedaagde] te huur werd aangeboden, maar ook elders door hem op het internet als te huren woonruimte gevonden had kunnen worden, bijvoorbeeld via de website van [bedrijf] . Derhalve doet zich niet de situatie voor waarin [eiser] als (aspirant) huurder, die geïnteresseerd is in woonruimte die via de website van [gedaagde] wordt aangeboden, in een positie wordt gebracht waarin hem praktisch geen andere mogelijkheid ten dienste staat dan de bemiddeling van [gedaagde] te accepteren bij de totstandkoming van de beoogde huurovereenkomst, en dus ook de verschuldigdheid van het loon van [gedaagde] heeft te aanvaarden (r.o. 4.3. van het arrest van de Hoge Raad).
12. De stelling van [eiser] dat uit het arrest van de Hoge Raad volgt dat wanneer op de website van een bemiddelaar een woning als te huur wordt vermeld daaruit in alle gevallen afgeleid dient te worden dat dus een bemiddelingsovereenkomst tussen de betreffende verhuurder en de bemiddelaar bestaat, berust op een onjuiste lezing van het arrest.
13. Het vorengaande brengt met zich dat artikel 7:417 lid 4 BW er niet aan in de weg staat dat [gedaagde] loon wegens bemiddeling aan [eiser] in rekening heeft gebracht. De primaire vordering van [eiser] is niet toewijsbaar.
14. De subsidiaire vordering van [eiser] is gebaseerd op artikel 7:264 lid 2 BW, stellende – althans zo moeten zijn stellingen kennelijk worden begrepen – dat de omvang van het loon van [gedaagde] in verhouding tot zijn bemiddelingswerkzaamheden bij de totstandkoming van de huurovereenkomst een niet redelijk voordeel oplevert.
15. Dat standpunt van [eiser] wordt verworpen. [gedaagde] heeft op verzoek van [eiser] contact gelegd met de verhuurder en een afspraak voor een bezichtiging van de woning gearrangeerd. [gedaagde] heeft die bezichtiging bijgewoond. Tevens is [eiser] als intermediair opgetreden bij het aanleveren van de bescheiden aan de verhuurder die gevraagd werden ten behoeve van het aangaan van de huurovereenkomst. [gedaagde] heeft [eiser] blijkens de overgelegde e-mails van informatie voorzien en zijn vragen beantwoord. Ten slotte heeft [gedaagde] de inhoud van de concept huurovereenkomst beoordeeld en een afspraak voor ondertekening daarvan bij de verhuurder gemaakt. [eiser] heeft niet, althans niet gemotiveerd weersproken dat met de werkzaamheden circa elf uur was gemoeid.
16. De door [gedaagde] verrichte werkzaamheden werden door [eiser] , komende vanuit het buitenland en daardoor onbekend met de gang van zaken in Nederland, gewenst en werden blijkens de overgelegde e-mails ook door hem gewaardeerd. In lijn daarmee heeft hij de aan hem gezonden factuur prompt voldaan. Dat hij pas na ommekomst van bijna twee jaar zelf alsnog tot de slotsom komt dat het aan hem in rekening gebrachte loon onredelijk is, geeft geen voeding aan de gedachte dat zulks naar objectieve maatstaven gemeten ook zo is.
17. De subsidiaire vordering van [eiser] is evenmin toewijsbaar.
18. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten worden belast.