Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INSINGER DE BEAUFORT FAMILY & CHARITY OFFICE B.V.,
BANK INSINGER DE BEAUFORT N.V.,
1.De procedure
- het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 3 juni 2015,
- de tussenbeschikking van 5 november 2015 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- het herziene verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 11 januari 2016,
- het verweerschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 13 januari 2016,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 21 januari 2016 en de daarin vermelde stukken,
- de brieven van mr. Spoormans van 1 februari 2016 respectievelijk van mr. Hees van 4 februari 2016, met daarin hun opmerkingen over de inhoud van het voornoemde proces-verbaal van de mondelinge behandeling.
2.De feiten
Mejuffrouw [naam], voornoemd, daarin toekomende zal worden afgezonderd, vrij van rechten en kosten, een bedrag van
VIJFTIGDUIZEND GULDEN, hetwelk niet zal vallen onder het hierna vermelde bewind van
de naamloze vennootschap “KAS-ASSOCIATIE N.V.”, gevestigd te Amsterdam, welk kapitaal zolang mijn genoemde dochter leeft, zal staan onder bewind van
de Heer Meester PIETER CORNELIS MAAN,
Mejuffrouw [naam], onder de last om hetgeen zij van mijn nalatenschap onvervreemd en onverteerd zal nalaten, uit te keren, elk voor één/vierde gedeelte, aan:
de naamloze vennootschap “KAS-ASSOCIATIE N.V.”, gevestigd te Amsterdam, betreffende welk bewind ik het navolgende bepaal:
3.Het verzoek
zelfniet in staat is de onder bewind staande goederen op verantwoorde wijze te besturen. Insinger F&C concludeert tot afwijzing van het verzoek, met veroordeling van Bonnerman in de proceskosten.
4.De beoordeling
6 mei 1976 en van kracht is geworden met het overlijden van erflaatster op 18 mei 1976. Het testamentair bewind is derhalve ingesteld en van kracht geworden onder het vóór 1 januari 2003 geldende erfrecht. Het betreft een testamentair bewind dat uitsluitend is ingesteld in het belang van de rechthebbende.
Kamerstukken II 1999/00, 26822, nr. 3, p. 21, MvT).
gedurende haar levenonder testamentair bewind zal staan van Kas-Associatie N.V., de rechtsvoorganger van Insinger F&C. De rechtbank is van oordeel dat dit een duidelijke bepaling is die geen uitleg behoeft, zulks mede in het licht van de verhoudingen die het testament kennelijk wenst te regelen en de omstandigheden waaronder het testament is gemaakt (o.a. de omstandigheid dat [naam] destijds reeds jarenlang onder curatele stond vanwege haar verstandelijke beperking en de omstandigheid dat erflaatster naar het destijds geldende recht geen rekening behoefde te houden met de mogelijkheid van tussentijdse opheffing door de rechter). Het testament beoogt dat het testamentair bewind gedurende het gehele leven van [naam] voortduurt. Het testament laat derhalve geen ruimte om het testamentair bewind tussentijds te beëindigen en wijkt in die zin af van titel 4.5.7. BW, meer specifiek 4:178 lid 2 BW. Dit artikellid mist dan ook toepassing op grond van artikel 134 ONBW, waardoor het testamentair bewind (op dit punt) door het oude erfrecht beheerst blijft en tussentijdse opheffing daarvan niet mogelijk is. Het verzoek moet daarom worden afgewezen.
zelfop verantwoorde wijze zal kunnen besturen. Daaraan doet niet af dat Bonnerman als meerderjarigenbewindvoerder geacht moet worden de goederen namens [naam] op verantwoorde wijze te kunnen besturen. De omstandigheid dat naast het onderhavige testamentair bewind tevens een meerderjarigenbewind loopt (welk laatste bewind in de plaats is gekomen van de - reeds voor het overlijden van erflaatster lopende - ondercuratelestelling van [naam] ) is geen grond voor opheffing van het testamentair bewind, zulks nog afgezien van het feit dat erflaatster blijkens het testament een dergelijke ‘dubbele’ constructie juist heeft gewenst.