ECLI:NL:RBAMS:2016:5070

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 augustus 2016
Publicatiedatum
10 augustus 2016
Zaaknummer
13/751080-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van de zaak inzake vervolgingsoverlevering aan Duitsland met betrekking tot Stefanus Anand

Op 16 augustus 2016 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de vervolgingsoverlevering van Stefanus Anand aan Duitsland. De zaak betreft een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Hoofdofficier van justitie te Krefeld, Duitsland, op 7 januari 2016. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie behandeld op openbare zittingen op 14 april, 17 mei en 2 augustus 2016. De opgeëiste persoon, Stefanus Anand, is geboren in Suriname in 1989 en heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. Hij is op dat moment gedetineerd in een penitentiaire inrichting.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er in Nederland een strafvervolging tegen de opgeëiste persoon is gestart, die ook betrekking heeft op het feit waarop het EAB is gebaseerd. De officier van justitie heeft de startdatum van de tenlastelegging in de Nederlandse strafzaak gewijzigd, wat aanleiding gaf tot vragen over de overlap tussen de Nederlandse en Duitse procedures. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de vervolging in Nederland niet was beëindigd voordat het EAB werd ontvangen, en dat de overlevering alleen kan plaatsvinden als de Minister van Veiligheid en Justitie besluit de vervolging te staken.

Daarom heeft de rechtbank besloten het onderzoek te heropenen en de officier van justitie de gelegenheid te geven om een beslissing tot staking van de vervolging te verkrijgen van de Minister van Veiligheid en Justitie. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst voor onbepaalde tijd en zal het onderzoek hervatten op een nader te bepalen zitting.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751080-16
RK-nummer: 16/1521
Datum uitspraak: 16 augustus 2016
TUSSENUITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 3 maart 2016 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 7 januari 2016 door de Hoofdofficier van justitie verbonden aan de Staatsanwaltschaft (Openbaar Ministerie) te Krefeld, Duitsland, en het strekt tot de aanhouding en overlevering van:
Stefanus Anand [opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedatum] 1989,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [locatie te plaats] ,
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zittingen van 14 april 2016, 17 mei 2016 en 2 augustus 2016. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officieren van justitie mr. A. Oswald (14 april en 2 augustus) en mr. U. Weitzel (17 mei).
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsvrouw, mr. M.J.R. Roethof, advocaat te Arnhem (op 17 mei door waarnemend raadsman mr. M. Jonk) en door een tolk in de Engelse taal (op 17 mei en 2 augustus).
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een arrestatiebevel, uitgevaardigd door het Amtsgericht Krefeld en gedateerd 23 oktober 2012.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar het recht van Duitsland strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
De rechtbank heeft het onderzoek op 31 mei 2016 heropend en geschorst om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen bij de uitvaardigende justitiële autoriteit na te gaan of de Duitse strafzaak waarop het EAB betrekking heeft mogelijk geseponeerd is.
De Duitse uitvaardigende autoriteit heeft bij brief van 22 juni 2016 meegedeeld dat van een sepot in Duitsland geen sprake is en dat het EAB aldus van kracht is.
De raadsvrouw heeft betoogd dat niet duidelijk is of de aanvullende informatie van 22 juni 2016 betrekking heeft op de zaak van de opgeëiste persoon, nu er in de brief telkens over [opgeëiste persoon] wordt gesproken en niet over [opgeëiste persoon] .
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat het verweer niet kan slagen, nu uit de aanhef van het aanvullend schrijven van de uitvaardigende justitiële autoriteit volgt dat deze ziet op de zaak van de opgeëiste persoon – inclusief voornamen, achternaam, geboortedatum en geboorteplaats – waarna kennelijk per abuis de tweede naam van de opgeëiste persoon is aangezien voor zijn achternaam. De rechtbank verwerpt het verweer.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 9 OLW: heropening onderzoek

De rechtbank is na beraad in raadkamer van oordeel dat het onderzoek niet volledig is geweest.
Gebleken is dat er in Nederland een strafvervolging is aangevangen tegen de opgeëiste persoon. Deze vervolging omvatte bij aanvang ook het feit – gepleegd op 1 mei 2012 – waarop onderhavig EAB ziet. Op de Nederlandse pro forma zitting van 13 mei 2016 heeft de officier van justitie (in de strafzaak) de startdatum van de tenlastegelegde periode gewijzigd van 1 januari 2012 naar 1 januari 2013. Hoewel de officier van justitie (in onderhavige overleveringszaak) zich op het standpunt heeft gesteld dat er hierdoor geen overlapping meer is tussen het feit uit het EAB en de feiten van de Nederlandse strafzaak, concludeert de rechtbank – onder verwijzing naar ECLI:NL:RBAMS:2014:5522 en ECLI:NL:RBAMS:2009:BK2284 – als volgt. Er is een vervolging in Nederland aangevangen met betrekking tot het feit waarop het overleveringsverzoek ziet en deze vervolging is niet geëindigd voorafgaand aan de ontvangst van het EAB; wel is na ontvangst van het EAB de tenlastelegging in de Nederlandse strafzaak gewijzigd met de bedoeling om de opgeëiste persoon in Nederland niet verder te vervolgen voor het feit waarop het overleveringsverzoek ziet en zo de overlevering mogelijk te maken. In een dergelijk geval, behoudens hier niet van belang zijnde uitzonderingen, kan het overleveringsbeletsel van artikel 9, eerste lid, sub a OLW slechts worden weggenomen door een beslissing van de Minister van Veiligheid en Justitie tot staking van de vervolging.
De rechtbank ziet daarom aanleiding het onderzoek nogmaals te heropenen om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen een beslissing tot staking van de vervolging van de Minister Veiligheid en Justitie te verkrijgen ten aanzien van het feit waarop onderhavige overlevering ziet.

5.Beslissing

Heropenthet onderzoek en schorst dit voor onbepaalde tijd.
Steltde officier van justitie in de gelegenheid om zoals hiervoor nader is omschreven van de Minister van Veiligheid en Justitie een stakingsbeslissing te verkrijgen.
Beveeltdat het onderzoek zal worden hervat op een nog nader te bepalen terechtzitting.
Beveeltde oproeping van de opgeëiste persoon
en een tolk in de Engelse taaltegen een nader te bepalen tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsvrouw.
Beveeltde oproeping van een tolk in de Poolse taal tegen een nader te bepalen tijdstip.
Aldus gedaan door
mr. H.P. Kijlstra, voorzitter,
mrs. A.J. Dondorp en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 16 augustus 2016.
De oudste en jongste rechter zijn buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.