Op 16 augustus 2016 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de vervolgingsoverlevering van Stefanus Anand aan Duitsland. De zaak betreft een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Hoofdofficier van justitie te Krefeld, Duitsland, op 7 januari 2016. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie behandeld op openbare zittingen op 14 april, 17 mei en 2 augustus 2016. De opgeëiste persoon, Stefanus Anand, is geboren in Suriname in 1989 en heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. Hij is op dat moment gedetineerd in een penitentiaire inrichting.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er in Nederland een strafvervolging tegen de opgeëiste persoon is gestart, die ook betrekking heeft op het feit waarop het EAB is gebaseerd. De officier van justitie heeft de startdatum van de tenlastelegging in de Nederlandse strafzaak gewijzigd, wat aanleiding gaf tot vragen over de overlap tussen de Nederlandse en Duitse procedures. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de vervolging in Nederland niet was beëindigd voordat het EAB werd ontvangen, en dat de overlevering alleen kan plaatsvinden als de Minister van Veiligheid en Justitie besluit de vervolging te staken.
Daarom heeft de rechtbank besloten het onderzoek te heropenen en de officier van justitie de gelegenheid te geven om een beslissing tot staking van de vervolging te verkrijgen van de Minister van Veiligheid en Justitie. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst voor onbepaalde tijd en zal het onderzoek hervatten op een nader te bepalen zitting.