ECLI:NL:RBAMS:2016:7720

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 november 2016
Publicatiedatum
24 november 2016
Zaaknummer
13/751811-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een opgeëiste persoon aan Hongarije met betrekking tot detentieomstandigheden en medische zorg

Op 1 november 2016 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Hongarije. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 18 oktober 2016, naar aanleiding van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 31 augustus 2016 door de District Court of Tapolca in Hongarije was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1989 in Hongarije, werd verdacht van diefstal door twee of meer verenigde personen. Tijdens de zitting op 18 oktober 2016 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, en werd de zaak behandeld in het bijzijn van de officier van justitie.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en onderzocht of aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) was voldaan. De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering. De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in Hongarije in overweging genomen, waarbij werd vastgesteld dat er geen bewijs was voor een reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling in de betrokken detentiecentra. De raadsman had bezorgdheid geuit over de medische situatie van de opgeëiste persoon, die lijdt aan een ernstige vorm van diabetes, maar de rechtbank oordeelde dat er geen reden was om aanvullende vragen te stellen over de medische zorg in de Hongaarse detentiecentra.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, aangezien aan alle wettelijke vereisten was voldaan. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee rechters, en er werd opgemerkt dat er geen gewoon rechtsmiddel openstaat tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/7511811-16
RK-nummer: 16/7078
Datum uitspraak: 1 november 2016
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 18 oktober 2016 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 31 augustus 2016 door
the District Court of Tapolca (Hongarije)en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Hongarije) op [geboortedatum] 1989,
ingeschreven in de Basisregistratie personen en verblijvend op het adres [adres] , [woonplaats] .
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 18 oktober 2016. De zitting heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek.
De opgeëiste persoon heeft zich zijn raadsman mr. S.J. Römer (waarnemend voor mr. R.N. Refos), advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Hongaarse taal.
Gelet op de nauwe verwevenheid met het EAB van 10 oktober 2014 waarin eveneens heden uitspraak wordt gedaan (parketnummer: 13/752070-15), sluit de rechtbank ten aanzien van de start van de beslistermijn als bedoeld in artikel 22 OLW, aan bij die procedure. De rechtbank heeft de beslistermijn daarom moeten verlengen. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Hongaarse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
national arrest warrantvan 30 augustus 2016, met kenmerk 2.B.112/2014/123. Bij e-mailbericht van 13 september 2016 hebben de Hongaarse autoriteiten toegelicht dat dit nationale aanhoudingsbevel is uitgevaardiogd door
the District Court of Tapolca.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar het recht van Hongarije strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, 2e OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
diefstal door twee of meer verenigde personen

5.Artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie

Uit een schrijven van 6 juli 2016 van de uitvaardigende justitiële autoriteit blijkt dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden geplaatst in de Penitentiaire Inrichting van Szombathely of Tiszalök. De rechtbank heeft op 4 augustus 2016 in de zaak B. (ECLI:NL:RBAMS:2016:4966), waarin sprake was van plaatsing in dezelfde justitiële inrichtingen, geoordeeld dat geen bewijzen zijn dat een reëel algemeen gevaar bestaat dat personen die in die inrichtingen zijn gedetineerd onmenselijk of vernederend worden behandeld. Zij heeft geconcludeerd dat zij om die reden niet toekomt aan de tweede stap (punt 92 en volgende) van het in het arrest Aranyosi en Căldăraru (C-404/15 en C-659/15 PPU) gegeven toetsingskader en de overlevering toegestaan.
De raadsman heeft naar voren gebracht dat de medische situatie van de opgeeiste persoon precair is als gevolg van een ernstige vorm van diabetes. De opgeëiste persoon heeft hierdoor zeer recent enkele dagen in coma gelegen en gebruikt nu een nieuw experimenteel medicijn. Het is zeer de vraag of dit medicijn ook in Hongarije beschikbaar zal zijn. De opgeëiste persoon zal opnieuw in coma raken en kunnen overlijden als hij dit medicijn niet kan gebruiken.
De rechtbank heeft op 18 oktober 2016 een op de medische omstandigheden gestoeld aanhoudingsverzoek van de raadsman afgewezen; er is naar het oordeel van de rechtbank geen reden aanvullende vragen te stellen over de medische zorg in de detentiecentra Szombathely en Tiszalök. In dit kader overweegt de rechtbank nog dat de officier van justitie ter zitting heeft verklaard dat bij de beslissing omtrent de datum van feitelijke overlevering ingevolge het bepaalde in artikel 35 OLW rekening kan worden gehouden met de medische situatie van de opgeëiste persoon.
De raadsman heeft zich voor het overige gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank komt net als in voornoemde zaak B. tot de conclusie dat er geen bewijzen zijn dat een reëel algemeen gevaar bestaat dat personen die in voornoemde twee inrichtingen zijn gedetineerd onmenselijk of vernederend worden behandeld.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 311 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van [opgeëiste persoon] aan
the District Court of Tapolca (Hongarije)ten behoeve van het in Hongarije tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. H.P. Kijlstra, voorzitter,
mrs. A.C. Enkelaar en M.J. Alink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 1 november 2016.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.