ECLI:NL:RBAMS:2016:8436

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 november 2016
Publicatiedatum
19 december 2016
Zaaknummer
13/684059-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van vervangende jeugddetentie na niet-naleving van gedragsbeïnvloedende maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 november 2016 uitspraak gedaan op de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van vervangende jeugddetentie voor een veroordeelde die eerder was onderworpen aan een gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM). De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde, geboren in 1999, niet naar behoren heeft meegewerkt aan de GBM, wat resulteerde in twee time outs. De officier van justitie verzocht om de resterende tijd van de vervangende jeugddetentie om te zetten in een werkstraf, maar de rechtbank heeft besloten om de vordering gedeeltelijk toe te wijzen en vier weken jeugddetentie op te leggen, rekening houdend met de tijd die de veroordeelde al in detentie heeft doorgebracht.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de negatieve terugmelding van de Raad voor de Kinderbescherming en rapportages van Jeugdbescherming Regio Amsterdam in acht genomen. De veroordeelde had zich herhaaldelijk niet aan afspraken gehouden, waaronder schoolbezoek en deelname aan behandelingen. Ondanks de verzoeken van de veroordeelde en zijn raadsvrouw om nog een kans te geven, heeft de rechtbank geconcludeerd dat de wet geen ruimte biedt voor een derde time out, gezien de eerdere twee time outs die al waren opgelegd.

De rechtbank benadrukt het belang van een pedagogische benadering in het jeugdrecht, maar stelt ook dat de naleving van wettelijke kaders essentieel is. De beslissing is genomen met inachtneming van het belang van de veroordeelde en de noodzaak om consequent te reageren op zijn gedrag. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gedeeltelijk toegewezen en de resterende jeugddetentie opgelegd, met de mogelijkheid voor verdere maatregelen indien de veroordeelde opnieuw in de fout gaat.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/684059-15
BESLISSING
Beslissing op de op 13 oktober 2016 ter griffie van deze rechtbank ingekomen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam betreffende een onherroepelijk geworden vonnis van 8 februari 2016 in de strafzaak tegen:
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres] , [woonplaats] , thans gedetineerd in de [detentie adres] .
Bij voormeld vonnis is [veroordeelde] veroordeeld tot de gedragsbeïnvloedende maatregel voor de duur van 12 maanden, bestaande uit
  • het meewerken aan behandelingen bij Arkin (individuele cognitieve gedragstherapie en groepstherapie, aanpak middelen gebruik, inclusief urine controles);
  • het naar school/stage gaan volgens het rooster en de afspraken;
  • het meewerken met de begeleiding van uit Jeugdbescherming Regio Amsterdam,
met bevel dat, als de veroordeelde niet naar behoren aan de tenuitvoerlegging van de maatregel meewerkt, de maatregel zal worden vervangen door vier maanden jeugddetentie.
De inhoud van de vordering
De vordering van de officier van justitie strekt tot het tenuitvoerleggen van de vervangende jeugddetentie.
De procesgang
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
- een door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) opgemaakte negatieve terugmelding GBM betreffende veroordeelde van 7 oktober 2016, tevens inhoudende een met redenen omkleed advies strekkende tot ten uitvoerlegging van de vervangende jeugddetentie van vier maanden. De Raad adviseert de vervangende jeugddetentie van vier maanden ten uitvoer te leggen, omdat veroordeelde tijdens de GBM twee time outs van ieder een week heeft gehad en direct na de tweede time out zich ondanks beloftes niet aan afspraken heeft gehouden. Hij wordt wederom verdacht van het plegen van een strafbaar feit, hij heeft meermalen verzuimd van school en de Equiptraining, dan wel is daar te laat aangekomen. Voorts heeft hij zich meermalen op school misdragen, heeft hij meermalen de avondklok overtreden, heeft hij zijn enkelband doorgeknipt en een ruit in de flat van zijn moeder vernield. Veroordeelde misleidt zijn begeleiders en lijkt niet gevoelig voor correcties en kaders als een time out en elektronische controle. Er blijkt nog weinig terecht gekomen van een gedragsverandering, aldus de Raad;
- een rapportage van Jeugdbescherming Regio Amsterdam van 7 oktober 2016.
De rechtbank heeft op 9 november 2016 in besloten zitting gehoord de officier van justitie, de veroordeelde aan wie de maatregel is opgelegd bij voornoemd vonnis (hierna: veroordeelde), zijn raadsvrouw mr. L.D.H. Lesmeister, advocaat te Amsterdam, de moeder van veroordeelde, [persoon 1] , namens de Raad, [persoon 2] , namens Jeugdbescherming Regio Amsterdam (hierna: JBRA), [persoon 3] , namens Arkin en [persoon 4] , namens Funtrax.
De standpunten

Veroordeelde

Ter zitting heeft JBRA een schriftelijke verklaring van veroordeelde voorgelezen. Deze verklaring houdt het volgende in. Veroordeelde wil graag naar huis, zijn school afmaken en een bijbaan. Hij wil ook verder met de begeleiding van Equip. Hij was vóór zijn aanhouding bezig met het regelen van een bijbaan bij [naam bedrijf] . Hij dacht dat hij een time out van een week zou krijgen en dat vond hij okee, maar nu is hij al een maand gedetineerd. Daar is hij heel boos over. Door de avondklok en de enkelband werd veroordeelde te veel onder druk gezet. Nu hij geen avondklok en enkelband meer heeft, kan hij zich beter aan afspraken houden. Zijn coach helpt hem hierbij. Veroordeelde wil met duidelijke afspraken verder met de hulpverlening. Hij wil werken aan zijn problemen. Hij wil leren omgaan met boosheid.
Veroordeelde wil naar huis en niet nog drie maanden in detentie verblijven.
Veroordeelde heeft in aanvulling hierop verklaard dat hij ook wil doorgaan met de gesprekken met Funtrax, alwaar hij leert hoe hij in voor hem moeilijke situaties kan reageren. Op 6 oktober 2016 had hij ruzie met zijn vriendin en heeft toen in zijn boosheid een raam kapot getrapt en zijn enkelband eraf gehaald.

JBRA

Ter zitting heeft JBRA verklaard dat JBRA de GBM negatief heeft teruggemeld en er niet voor heeft gekozen om veroordeelde een derde time out te geven, nu hij al twee time outs heeft gehad.
JBRA was er tot nu toe niet van op de hoogte dat de wet een limiet van twee time outs aan de GBM stelt. JBRA ging ervan uit dat er, nu er twee weken time out zijn gebruikt, nog ruimte is voor een derde time out. Dit is ook zo gecommuniceerd aan veroordeelde.
JBRA en Funtrax hebben recent gezamenlijk veroordeelde in detentie bezocht. Er zijn nieuwe afspraken met hem gemaakt. Er zijn nu minder afspraken. Veroordeelde heeft nu geen avondklok en enkelband meer. Hij moet wel naar school en Arkin gaan en mag geen politiecontact hebben.

Arkin

Ter zitting heeft Arkin verklaard dat het veroordeelde in eerste instantie niet duidelijk was dat er nu sprake is van een voorlopige tenuitvoerlegging van de vervangende jeugddetentie bij de GBM. Hij dacht dat hij wederom een time out van een week kreeg. Veroordeelde weet dat hij het niet slim heeft aangepakt en wil naar huis. Arkin ziet wel verbeteringen in het gedrag van veroordeelde en is van mening dat de GBM dient te worden voortgezet. Arkin heeft goede hoop dat het goed komt met veroordeelde met hulp van zijn moeder en met duidelijke kaders. Dit betekent dat hij thuis met zijn moeder moet praten, gesprekken met Equip en Arkin moet hebben en de progressie moet vasthouden.

De moeder

Ter zitting heeft de moeder verklaard dat zij wil dat de veroordeelde weer naar huis komt. Er is een nieuw plan met hem opgesteld waar zij achter staat. Zij zit op één lijn met de hulpverlening. Zij wil dat de veroordeelde zich aan het plan houdt.

Funtrax

Ter zitting heeft Funtrax verklaard dat hij met veel jongens uit de buurt werkt. Het verschil tussen veroordeelde en veel andere jongens is dat veroordeelde een doel voor ogen heeft en wat wil bereiken. Veroordeelde luistert naar de adviezen van Funtrax. Die moeten wel herhaald worden, maar met de hulp van zijn moeder kan de hulpverlening veel met hem bereiken. Funtrax heeft recent met de school van veroordeelde gesproken. School zal het toezicht op veroordeelde oppakken zodra hij terug is op school.

De Raad

Ter zitting heeft de Raad gepersisteerd bij bovengenoemd advies. Veroordeelde heeft twee maal een time out gehad. Er zijn nieuwe afspraken met hem gemaakt. Toch is het door zijn opstelling weer misgegaan. Veroordeelde ervaart de avondklok en de enkelband als een belemmering. Volgens de Raad is het nodig dat veroordeelde strakke kaders binnen de GBM wordt gegeven. Hij heeft meerdere kansen gehad. De Raad vindt dat, ondanks dat de hulpverleners hem nog een kans gunnen, consequent moet worden gereageerd op het gedrag van veroordeelde.
De Raad heeft voorts verklaard dat bij de Raad en de hulpverlening de - naar nu blijkt onjuiste - gedachte heerste dat de GBM drie time out mogelijkheden biedt. Dit is ook zo door de hulpverlening aan veroordeelde gecommuniceerd.

De officier van justitie

Ter zitting heeft de officier van justitie gepersisteerd bij de vordering en verzocht het resterende deel vervangende jeugddetentie van tweeënhalve maand om te zetten in een werkstraf. De officier van justitie heeft verklaard dat in artikel 77wc lid 7 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: WvSr.) is vermeld dat tijdens de GBM maximaal twee time outs kunnen worden bevolen. De wet biedt niet de mogelijkheid om hierover jurisprudentie te maken. Hiervan uitgaande is er geen ruimte voor een derde time out. De Raad rept in zijn terugmelding ook niet van nog een time out. De officier van justitie schaart zich achter de Raad die vindt dat consequent dient te worden gereageerd op het gedrag van veroordeelde. Van belang is wel dat de begeleiding van veroordeelde wordt voortgezet. Gezien het vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 18 oktober 2016 in de strafzaak tegen veroordeelde met parketnummer 13/650554-15 waarin de rechtbank als bijzondere voorwaarden heeft opgelegd dat veroordeelde zich dient te laten begeleiden door Funtrax, dient mee te werken aan een behandeling bij Arkin (forensisch jeugdteam) en naar school dient te gaan, kan de huidige begeleiding in dat kader worden voortgezet.

De raadsvrouw

Ter zitting heeft de raadsvrouw verzocht om veroordeelde nog één time out mogelijkheid te geven. Dan heeft hij nu een gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de in totaal vier maanden vervangende jeugddetentie gehad.
Veroordeelde heeft twee weken time out gehad. Dat betekent dat er van de acht weken time out nog zes weken over zijn. Veroordeelde is voorgehouden dat hij maximaal drie time outs kon krijgen. De betrokkenen zijn van mening dat er nog kansen voor veroordeelde zijn. Het jeugdrecht heeft een pedagogisch karakter. Een tenuitvoerlegging van de vervangende jeugddetentie brengt met zich mee dat veroordeelde niet naar school gaat, hetgeen niet in zijn belang is.
De beoordeling
Gebleken is dat veroordeelde niet naar behoren aan de tenuitvoerlegging van de maatregel heeft meegewerkt. Zoals naar voren komt uit de terugmelding van de Raad en het rapport van JBRA heeft veroordeelde zich niet geheel aan de afspraken met de hulpverlening gehouden. Hij heeft reeds twee maal een time out van een week gehad. Na de tweede time out heeft hij zich wederom niet aan de afspraken gehouden.
Veroordeelde verblijft sedert 12 oktober 2016 in detentie in het kader van de voorlopige tenuitvoerlegging van de vervangende jeugddetentie.
Ter zitting van 9 november 2016 is door JBRA, Arkin en Funtrax naar voren gebracht dat het in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van veroordeelde is dat de GBM wordt voortgezet en dat hem nog een time out mogelijkheid wordt gegeven. Ook de moeder ziet graag dat veroordeelde nog een kans wordt gegund om mee te werken aan de GBM. De raadsvrouw en veroordeelde hebben verzocht dat veroordeelde nog een kans krijgt om mee te werken aan de GBM, nu hij gemotiveerd is om aan zijn toekomst te werken, en dat hem nog één time out mogelijkheid wordt gegeven.
De rechtbank begrijpt hieruit dat, gelet op de voorzichtige groei die veroordeelde doormaakt, het vanuit een pedagogisch perspectief gewenst is indien aan veroordeelde nog een derde time out mogelijkheid gegeven zou kunnen worden.
Gelet op artikel 77wc lid 7 van het WvSr kan een tijdelijke opneming in een jeugdinrichting ten hoogste twee maal tijdens de looptijd van de maatregel worden bevolen. In het onderhavige geval heeft veroordeelde al twee maal een time out van een week gehad. Een derde time out, zoals ter zitting door betrokkenen verzocht, laat de wet niet toe. Dat dit wel in het belang van veroordeelde is, kan daaraan niet afdoen. Het is niet aan de rechtbank om een wettelijke regeling op te rekken. Dat is aan de wetgever.
De rechtbank acht het, rekening houdend met hetgeen door en namens veroordeelde en door betrokkenen ter zitting naar voren is gebracht, wel in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van veroordeelde dat hij verder kan gaan met de uitvoering van de GBM.
De rechtbank zal de vordering van de officier van justitie dan ook gedeeltelijk toewijzen en daarbij aanhaken bij de tijd (vier weken) die veroordeelde reeds in detentie in het kader van de voorlopige tenuitvoerlegging van de vervangende jeugddetentie heeft doorgebracht. De vordering zal voor het overige worden afgewezen.
De rechtbank acht deze beslissing mede in het licht van artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind in het belang van veroordeelde.
Nu er nog een deel van de vervangende jeugddetentie resteert, laat dit de mogelijkheid open om, indien geboden, tijdens de duur van de GBM over te gaan tot een relatief korte (gedeeltelijke) tenuitvoerlegging van de vervangende jeugddetentie indien veroordeelde zich wederom niet aan de voorwaarden houdt. Daarbij dient wel opgemerkt te worden dat de beslissing op grond van de vordering van de officier van justitie en de duur van de tenuitvoerlegging uiteindelijk in handen van de rechtbank ligt.
Beslissing.
De rechtbank:
wijst de vordering van de officier van justitie gedeeltelijk toe en gelast de tenuitvoerlegging van vier weken jeugddetentie tot 9 november 2016;
wijst de vordering voor het overige af.
Deze beslissing is genomen door:
mr. R.H.G. Odink, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. J.P.C. van Dam van Isselt en C. Phillips, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. W.J.A. van der Velde, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 november 2016.
De jongste rechter is buiten staat te tekenen.