ECLI:NL:RBAMS:2016:8602
Rechtbank Amsterdam
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Aanslag reclamebelasting en vergunningseisen voor openbare aankondigingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 april 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een winkelier te Amsterdam, en de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam. De eiser had een aanslag reclamebelasting van € 214,13 ontvangen voor het belastingjaar 2015, in verband met de aanwezigheid van drie openbare aankondigingen op de gevel van zijn winkel. De aanslag was opgelegd op 31 augustus 2015 en betrof de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015. Eiser stelde dat hij ten onrechte was aangeslagen, omdat hij op last van de gemeente de reclameborden had moeten verwijderen, aangezien hij geen vergunning had voor deze borden.
De rechtbank overwoog dat op grond van artikel 227 van de Gemeentewet reclamebelasting kan worden geheven voor openbare aankondigingen die zichtbaar zijn vanaf de openbare weg. De gemeente Amsterdam had van deze bevoegdheid gebruikgemaakt met de Reclamebelastingverordening Amsterdam 2005. De rechtbank stelde vast dat de reclameborden als openbare aankondigingen in de zin van de verordening werden aangemerkt en dat het niet van belang was of deze borden vergund waren. De feitelijke aanwezigheid van de borden was bepalend voor de belastingplicht. Eiser had niet betwist dat de borden het grootste deel van het jaar aanwezig waren geweest, waardoor de rechtbank oordeelde dat de aanslag terecht was opgelegd.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een vergoeding van het griffierecht. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam.