In deze zaak heeft [verzoeker] op 13 september 2016 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank Amsterdam, waarin hij verzoekt om herstel van zijn arbeidsovereenkomst met Jaros B.V. na opzegging met toestemming van het UWV. De opzegging vond plaats op 29 juli 2016, met een einddatum van 31 augustus 2016. [verzoeker] stelt dat de opzegging onterecht was, omdat er voldoende mogelijkheden waren voor een rendabele exploitatie van de distilleerderij, waar hij werkzaam was. Hij verzoekt om herstel van zijn arbeidsovereenkomst met terugwerkende kracht per 1 september 2016 voor 30 uur per week, of in ieder geval voor 8 uur per week. Subsidiair vraagt hij om een transitievergoeding van € 3.091 bruto, of € 2.267 bruto indien voor 8 uren per week hersteld wordt.
Jaros B.V. voert verweer en stelt dat de distilleerderij nog steeds stil ligt en dat er geen plannen zijn om deze opnieuw te exploiteren. De kantonrechter heeft de zaak op 30 november 2016 mondeling behandeld, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De kantonrechter heeft vervolgens de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waaronder de bedrijfseconomische redenen voor de opzegging en de vraag of er nog mogelijkheden waren voor [verzoeker] om in dienst te blijven.
De kantonrechter oordeelt dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst door Jaros B.V. terecht was, omdat de arbeidsplaats van [verzoeker] als gevolg van bedrijfseconomische omstandigheden is komen te vervallen. De kantonrechter wijst het verzoek om herstel van de arbeidsovereenkomst af, maar kent wel de volledige transitievergoeding toe, omdat aan de vereisten daarvoor is voldaan. De transitievergoeding bedraagt € 2.995,74 bruto. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.