ECLI:NL:RBAMS:2016:9130

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 december 2016
Publicatiedatum
9 januari 2017
Zaaknummer
13/751208-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening en schorsing van het onderzoek in verband met detentieomstandigheden bij overlevering aan Portugal

Op 20 december 2016 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraken gedaan in een rekestprocedure betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Portugese autoriteiten. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1985 in Portugal, die wordt verdacht van strafbare feiten volgens het Portugese recht. De rechtbank heeft het onderzoek heropend en geschorst voor onbepaalde tijd om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen informatie op te vragen over de detentieomstandigheden in Portugal, specifiek in de penitentiaire inrichting te Lissabon. De verdediging heeft aangevoerd dat de overlevering geweigerd moet worden vanwege de inhumane detentieomstandigheden in Portugal, terwijl de officier van justitie het uitstel van de overlevering steunt om garanties te verkrijgen van de Portugese autoriteiten over de detentieomstandigheden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er een reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling van de opgeëiste persoon na overlevering aan Portugal. Dit oordeel is gebaseerd op eerdere uitspraken en rapporten van het Europees Comité voor de Preventie van Foltering. De rechtbank heeft besloten de beslissing over de tenuitvoerlegging van het EAB uit te stellen en de beslistermijnen op te schorten, met de verplichting om de opgeëiste persoon en zijn raadsman tijdig op de hoogte te stellen van de verdere procedure.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751208-16
RK-nummer: 16/5142
Datum uitspraak: 20 december 2016
TUSSENUITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 27 juli 2016 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 12 juli 2016 door de
Comarca de Faro - Instancia Central Criminal - Juiz 2(Portugal) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Portugal) op [geboortedatum] 1985,
adres: [adres] , [woonplaats] ,
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 27 september 2016. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. R. Vorrink.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. H.W. Verberkmoes, advocaat te Rotterdam en door een tolk in de Portugese taal.
De rechtbank heeft het onderzoek heropent en geschorst voor onbepaalde tijd om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de Portugese autoriteit te vragen of de opgeëiste persoon na feitelijke overlevering zal worden gedetineerd in de penitentiaire inrichting in Lissabon en zo ja, om meer informatie te vragen over de materiële invulling van de detentieomstandigheden aldaar.
Met toestemming van de officier van justitie mr. J. Asbroek, de opgeëiste persoon en zijn raadsman is op de openbare zitting van 20 december 2016 het onderzoek hervat in de stand waarin het zich bevond ten tijde van de schorsing. De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door een tolk in de Portugese taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, van de OLW uitspraak zou moeten doen voor onbepaalde tijd omdat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Portugese nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een beschikking van 7 juli 2016 van de Rechter van de Centrale Instantie Strafzaken van Faro in welke beschikking de dwangmaatregel van voorarrest is opgelegd.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar het recht van Portugal strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.De detentieomstandigheden in de uitvaardigende staat

Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de overlevering van de opgeëiste persoon geweigerd dient te worden wegens de inhumane detentieomstandigheden in de penitentiaire inrichting te Lissabon, waar de opgeëiste persoon na zijn overlevering aan Portugal terecht zal komen. Er is door het IRC een garantie gevraagd dat de opgeëiste persoon niet zal worden geplaatst in de penitentiaire inrichting te Lissabon en deze garantie is niet verleend. Uit de door de Portugese autoriteit verstrekte informatie blijkt dat zij niet weten in welke penitentiaire inrichting de opgeëiste persoon zal worden geplaatst. De overlevering dient te worden geweigerd en niet nogmaals voor een onduidelijke periode uitgesteld te worden.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat nu de Portugese autoriteiten niet de garantie kunnen of willen geven dat de penitentiaire inrichtingen in Lissabon of elders in Portugal CPT-proof zijn, dient de overlevering uitgesteld te worden om de Portugese autoriteiten in de gelegenheid te stellen voormelde garantie te verstrekken.
Het oordeel van de rechtbank
Heeft de uitvoerende rechterlijke autoriteit bewijzen dat er in het algemeen een reëel gevaar bestaat dat personen die in de uitvaardigende lidstaat zijn gedetineerd onmenselijk of vernederend worden behandeld, dan moet zij beoordelen of dit gevaar in geval van overlevering voor de opgeëiste persoon aanwezig is. Daarbij moet zij zich allereerst baseren op objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens over de detentieomstandigheden die heersen in de uitvaardigende lidstaat en die kunnen duiden op gebreken die hetzij structureel of fundamenteel zijn, hetzij bepaalde groepen van personen raken, hetzij bepaalde detentiecentra betreffen (HvJ EU 5 april 2016, C-404/15 en C-659/15 PPU, ECLI:EU:C:2016:198 (Aranyosi en Căldăraru), punten 88-89).
In een eerdere zaak heeft de rechtbank vastgesteld dat op grond van informatie die zij tot haar beschikking heeft, te weten een rapport van het rapport van het Europees Comité voor de Preventie van Foltering en Onmenselijke of Vernederende Behandeling of Bestraffing (hierna: CPT) uit 2013 en een verslag van de Portugese Ombudsman dat ziet op een bezoek aan de Penitentiaire Inrichting te Lissabon van 19 januari 2016, dat er in het algemeen een reëel gevaar bestaat dat personen die in de uitvaardigende lidstaat
in de penitentiaire inrichtingte Lissabon zijn gedetineerd, onmenselijk of vernederend worden behandeld (zie Rb. Amsterdam 6 oktober 2016, met nummer ECLI:NL:RBAMS:2016:6316).
Op 25 november 2016 en 5 december 2016 is er naar aanleiding van vragen door het IRC aanvullende informatie door de Portugese autoriteit verstrekt waaruit - zakelijk weergegeven - blijkt dat het niet mogelijk is om aan te geven in welke penitentiaire inrichting de opgeëiste persoon na zijn overlevering zal worden ondergebracht.
Uit deze aanvullende gegevens leidt de rechtbank af dat het niet duidelijk is in welke penitentiaire inrichting de opgeëiste persoon na zijn overlevering zal worden geplaatst.
Gelet op het al vastgestelde
algemenereële gevaar in de penitentiaire inrichting te Lissabon en de nadien verschafte gegevens stelt de rechtbank vast dat er voor de opgeëiste persoon na overlevering een reëel gevaar bestaat van een onmenselijke en vernederende behandeling en zal de rechtbank de beslissing over de overlevering uitstellen.
Het voorgaande brengt dus niet mee dat de overlevering moet worden geweigerd (zie Rb. Amsterdam 28 april 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:2630).

5.Beslissingen

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek ter zitting voor onbepaalde tijd.
STELT UITde beslissing over de tenuitvoerlegging van het EAB.
VERSTAATdat de beslistermijnen met ingang van heden zijn opgeschort.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nog vast te stellen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsman.
BEVEELTde oproeping van een tolk voor de Portugese taal tegen de nog vast te stellen datum en het nog vast te stellen tijdstip.
Aldus gedaan door
mr. H.P. Kijlstra, voorzitter,
mrs. A.C. Enkelaar en A.K. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Smeets, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 20 december 2016.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.