Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
1. hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2016 tot en met 16 februari 2016, te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 3 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, in elk geval een middel vermeld op de bij Opiumwet behorende lijst I;
2. hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2016 tot en met 16 februari 2016, te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een voorwerp, te weten een geldbedrag van (ongeveer) 16425,- euro, althans enig geldbedrag, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten voornoemd geldbedrag, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat bovengenoemd voorwerp, - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
3.Voorvragen
4.Waardering van het bewijs
bijlagegebezigde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde opzettelijk voorhanden hebben van cocaïne en het onder 2 ten laste gelegde witwassen. De rechtbank overweegt daartoe in het bijzonder het volgende.
5.Bewezenverklaring
bijlagevervatte bewijsmiddelen en de in
rubriek 4.3.vervatte bewijsoverwegingen bewezen
1ten laste gelegde, te weten dat verdachte:
2ten laste gelegde, te weten dat verdachte:
6.De strafbaarheid van de feiten
7.De strafbaarheid van verdachte
8.Motivering van de straf
9.Het beslag
10.Toepasselijke wettelijke voorschriften
11.Beslissing
[naam verdachte]daarvoor strafbaar.
15 (vijftien) maanden.