ECLI:NL:RBAMS:2016:9797

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 juni 2016
Publicatiedatum
7 juni 2017
Zaaknummer
13/650191-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vuurwapenbezit en vrijspraak van drugshandel in Amsterdam

Op 7 juni 2016 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van vuurwapenbezit en drugshandel. De zaak werd behandeld in een meervoudige kamer, waarbij de rechtbank op 24 mei 2016 een zitting hield. De officier van justitie, mr. B. ter Steege, heeft de vordering ingediend, en de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. M. Jonk. De tenlastelegging omvatte het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III en het opzettelijk aanwezig hebben van hashish. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen.

De rechtbank heeft de bewijsmiddelen beoordeeld en kwam tot de conclusie dat het vuurwapenbezit bewezen kon worden verklaard, terwijl de verdachte vrijgesproken werd van de drugshandel. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de hashish, aangezien andere personen ook toegang hadden tot de ruimte waar het werd aangetroffen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 46 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uren. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/650191-16
Datum uitspraak: 7 juni 2016
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Ghana) op [geboortedag] 1960,
[GBA-adres]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 mei 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. B. ter Steege, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M. Jonk, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat

1. hij op of omstreeks 22 maart 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een of meer wapens van categorie III, te weten een vuurwapen, te weten een revolver (merk: Fabrique Nationale), voorhanden heeft gehad;

De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
(Artikel 26 lid 1 Wet wapens en munitie)

2. hij op of omstreeks 22 maart 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) een kilogram hash, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram, van een materiaal bevattende een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hashish), in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.

(Artikel 3C Opiumwet)

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.
4.2.
Vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank acht, met de officier van justitie en de verdediging, niet bewezen hetgeen onder 2 is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe dat het dossier onvoldoende bewijs bevat op grond waarvan kan worden vastgesteld dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van deze hasjiesj, laat staan dat hij deze opzettelijk aanwezig heeft gehad, nu vast staat dat ook andere personen dan verdachte toegang hadden tot de ruimte waarin de ten laste gelegde hasjiesj zijn aangetroffen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder
1ten laste gelegde bewezen, te weten dat verdachte:
op 22 maart 2016 te Amsterdam een wapen van categorie III, te weten een vuurwapen, te weten een revolver (merk: Fabrique Nationale ), voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door hem onder 1 bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 60 (zestig) dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 46 (zesenveertig) dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren en een taakstraf van 120 (honderdtwintig) uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 (zestig) dagen.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft een vuurwapen voorhanden gehad in zijn woning. Het ongecontroleerde bezit van wapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en veroorzaakt een gevoel van onveiligheid in de maatschappij. Door te handelen zoals verdachte heeft gedaan, heeft hij daaraan bijgedragen.
Verboden vuurwapenbezit wordt in beginsel gestraft met een aanzienlijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Nu verdachte echter geen munitie voorhanden heeft gehad voor het vuurwapen en gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zal de rechtbank aan verdachte slechts een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf opleggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder
2ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder
1ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[naam verdachte], daarvoor strafbaar.
 Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
60 (zestig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
46 (zesenveertig) dagen, van deze gevangenisstraf
niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
 Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
120 (honderdtwintig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 (zestig) dagen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. R.H.C. Jongeneel en R.H. Mulderije, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Spliet, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 juni 2016.