ECLI:NL:RBAMS:2017:1059

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 februari 2017
Publicatiedatum
23 februari 2017
Zaaknummer
13/707088-15 (Ontneming)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in ontnemingsvordering na vrijspraak

Op 9 februari 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een ontnemingszaak met parketnummer 13/707088-15. De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van de vordering van de officier van justitie, die strekte tot het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel van € 49.638,00, dat aan de verdachte opgelegd zou moeten worden. De verdachte was eerder vrijgesproken in een strafzaak die op dezelfde datum is behandeld, waarbij hij werd vrijgesproken van de hennepkwekerij van 629 hennepplanten en de diefstal van elektriciteit. De rechtbank heeft vastgesteld dat, gezien de vrijspraak in de onderliggende strafzaak, het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering tot ontneming. De rechtbank oordeelt dat het ontbreken van een veroordeling wegens een strafbaar feit in de weg staat aan de ontvankelijkheid van de ontnemingsvordering, zoals ook bevestigd in de jurisprudentie van de Hoge Raad (HR 17 februari 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG4258).

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13/707088-15 (Ontneming)
Datum uitspraak: 9 februari 2017
Tegenspraak
VERKORT VONNIS
Verkort vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam, op vordering van de officier van justitie als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak, behorende bij de strafzaak met parketnummer 13/707088-15 , tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedatum] 1989,
niet ingeschreven in de Basisregistratie Persoonsgegevens, maar als postadres opgegeven het adres [adres] , [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van de vordering van de officier van justitie, en het onderzoek op de terechtzitting van 9 februari 2017 alwaar tevens de gemachtigd raadsman van verdachte, mr. C.C. Polat is verschenen.

2.De vordering

De vordering van de officier van justitie van 9 februari 2017 strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en het aan [naam] opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van dat geschatte voordeel van € 49.638,00.
In de onderliggende strafzaak, die eveneens op 9 februari 2017 is behandeld, is door de rechtbank op 9 februari 2017 uitspraak gedaan, waarbij verdachte van het ten laste gelegde is vrijgesproken.

3.De beoordeling

De rechtbank stelt vast dat verdachte voor de hennepkwekerij van 629 hennepplanten en de diefstal van elektriciteit is vrijgesproken.
Gelet op deze vrijspraak in de onderliggende strafzaak, moet het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering tot ontneming. De vervolging van verdachte heeft immers niet tot een veroordeling geleid. Het ontbreken van een veroordeling wegens een strafbaar feit staat aan de ontvankelijkheid van de ontnemingsvordering in de weg (zie HR 17 februari 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG4258).

4.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Edgar, voorzitter,
mrs. J.B. Oreel en J.J. Wirken, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Smeets, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 februari 2017.