Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 maart 2017 in de zaak tussen
[de man] , te [woonplaats] (Noorwegen), eiser,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 2 maart 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die in Noorwegen woont en werkt, en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De eiser ontving een Noorse arbeidsongeschiktheidsuitkering van 100% en had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering in Nederland. De verweerder had de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 35,44% en de eiser was het hier niet mee eens. Hij stelde dat de Nederlandse beoordeling niet redelijk was, gezien zijn medische situatie en het feit dat hij niet in Nederland woonde.
De rechtbank oordeelde dat Nederland bevoegd is om een eigen systeem voor de vaststelling van arbeidsongeschiktheid te hanteren, en dat de beoordeling van de verzekeringsarts zorgvuldig was uitgevoerd. De rechtbank concludeerde dat de medische gegevens uit Noorwegen adequaat waren meegenomen in de beoordeling en dat de vaststelling van het dagloon volgens de Wet WIA correct was. De eiser had geen voldoende medische onderbouwing gepresenteerd om aan te tonen dat hij op medische gronden minder uren had gewerkt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt de autonomie van Nederland in het vaststellen van arbeidsongeschiktheid en de toepassing van de Wet WIA, ook in gevallen waarin de betrokkenen in het buitenland wonen. De rechtbank bevestigde dat de dagloonberekening in overeenstemming was met de wetgeving en dat de eiser niet kon aantonen dat de geduide functies voor hem onuitvoerbaar waren.