Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 maart 2017 in de zaak tussen
[de man] , te Amsterdam, eiser
de raad van bestuur van de sociale verzekeringsbank, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft eiser, een man uit Amsterdam, beroep ingesteld tegen een besluit van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) inzake zijn Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO-aanvulling). Eiser stelt dat hij in een schrijnende situatie verkeert, omdat hij na betaling van zijn vaste lasten slechts € 270,00 per maand overhoudt voor voeding en persoonlijke verzorging. De SVB heeft echter gesteld dat een situatie pas als schrijnend wordt aangemerkt wanneer er na aftrek van vaste lasten € 250,00 of minder overblijft. De rechtbank heeft geoordeeld dat de situatie van eiser niet als schrijnend kan worden gekwalificeerd, omdat hij na aftrek van zijn lasten nog een bedrag van € 376,19 overhoudt.
De rechtbank heeft verder overwogen dat eiser sinds 1 juli 2005 een AOW-pensioen ontvangt en sinds 1 juli 2009 een AIO-aanvulling. De wijziging in de AIO-aanvulling, die per 1 januari 2016 is ingegaan, heeft geleid tot een aanpassing van het normbedrag voor AIO-gerechtigden met een partner die geen recht heeft op AIO-aanvulling. Eiser heeft aangevoerd dat hij duurzaam gescheiden leeft van zijn echtgenote, die in Marokko woont, en dat hij daarom recht heeft op een hogere AIO-aanvulling. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser niet voldoende heeft aangetoond dat er sprake is van een duurzame gescheiden leefsituatie.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de SVB de AIO-aanvulling terecht heeft aangepast en dat er geen aanleiding is voor een hogere uitkering. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en de rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht toegewezen. De uitspraak is openbaar gedaan op 14 maart 2017.