Overwegingen
1. Eiseres ontvangt sinds 19 augustus 2009 een bijstandsuitkering naar de norm van alleenstaande ouder. Op 18 juni 2015 is er een anonieme mededeling binnengekomen bij verweerder. Volgens deze mededeling is eiseres is gehuwd, is haar echtgenoot illegaal in Nederland en werkt hij zwart. Verweerder heeft daarop een onderzoek ingesteld.
2. Uit het rapport van bevindingen van 15 oktober 2015 blijkt dat eiseres op 14 september 2013 is getrouwd met [de heer] . Eiseres heeft op 6 oktober 2015 een verklaring afgelegd. Eiseres heeft verklaard dat haar echtgenoot reist tussen Nederland en Portugal. In 2013 was hij bijna het hele jaar in Nederland. Gemiddeld verblijft hij in een jaar langer dan zes maanden bij eiseres. Eiseres heeft verklaard dat de contante stortingen op haar bankrekeningen bedragen zijn die zij eerder had opgenomen en die over waren. Op 15 oktober 2015 heeft eiseres verklaard dat haar echtgenoot in Nederland hand- en spandiensten verrichtte en dat hij daarvoor contant betaald kreeg.
3. Bij het primaire besluit heeft verweerder de bijstandsuitkering van eiseres vanaf 14 september 2013 ingetrokken, omdat zij de inlichtingenplicht heeft geschonden. Verweerder stelt zich op het standpunt dat uit het onderzoek van de afdeling Handhaving is gebleken dat eiseres oncontroleerbare inkomsten heeft en dat het recht op bijstand daarom niet kan worden vastgesteld.
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Verweerder is van mening dat eiseres de inlichtingenplicht heeft geschonden door verweerder niet in kennis te stellen van haar huwelijk en van de omstandigheid dat haar echtgenoot heel 2013 en deels in 2014 en 2015 bij haar woonachtig was. Verder heeft eiseres verzuimd melding te doen van bijschrijvingen op haar bankrekening en de inkomsten uit kluswerkzaamheden van haar echtgenoot. Volgens verweerder betekent dit dat eiseres niet als zelfstandig subject van bijstand recht had op een bijstandsuitkering.
5. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat er ten onrechte is aangenomen dat zij niet als zelfstandig subject van bijstand recht had op een bijstandsuitkering. Eiseres heeft aangevoerd dat haar echtgenoot in Portugal werkte en woonde en dat hij niet tegelijk in Nederland kan wonen en werken. Als haar echtgenoot in Nederland verbleef, deed hij klusjes bij familie en vrienden om hun te helpen. Als hij daar wat voor betaald kreeg, ging het om een onkostenvergoeding zodat hij met de tram naar ze toe kon reizen. Haar echtgenoot droeg niet bij aan het gezinsinkomen. Hij verbleef het laatste jaar langer bij eiseres vanwege haar gezondheidstoestand. Hij heeft haar geholpen voor de kinderen te zorgen. Eiseres heeft verder aangevoerd dat de bijschrijvingen bestonden uit overgebleven geld van eerdere opnamen.
6. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres de inlichtingenplicht heeft geschonden. Op 6 oktober 2015 heeft eiseres een verklaring afgelegd waaruit valt af te leiden dat haar echtgenoot gemiddeld per jaar in ieder geval meer dan zes maanden op haar adres in Nederland verblijft. De feitelijke woonsituatie valt achteraf niet meer vast te stellen. Dit komt voor rekening en risico van eiseres. Het is aannemelijk dat de echtgenoot van eiseres in de periode in geding hoofdverblijf heeft gehad op het adres van eiseres. Vanaf de datum van het huwelijk kan eiseres niet meer worden aangemerkt als zelfstandig object van bijstand. Er moet daarom rekening worden gehouden met de middelen van de echtgenoot. De door eiseres overgelegde verklaringen zijn onvoldoende om inzicht te geven in de inkomsten van haar echtgenoot.
7. De rechtbank moet de vraag beantwoorden of verweerder de bijstandsuitkering van eiseres over de periode van 14 september 2013 tot 28 oktober 2015 heeft kunnen intrekken.
8. De rechtbank overweegt dat uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) volgt dat schending van de inlichtingenplicht een rechtsgrond oplevert voor de intrekking van bijstand, indien daardoor niet kan worden vastgesteld of, en zo ja in hoeverre, eiseres verkeert in bijstandbehoevende omstandigheden (zie de uitspraak van 10 mei 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:1733). De rechtbank stelt vast dat verweerder zich in het bestreden besluit en het verweerschrift op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet als zelfstandig subject van bijstand recht heeft op een bijstandsuitkering. Pas in de brief van 11 oktober 2016 heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het recht op bijstand van eiseres en haar echtgenoot in de periode in geding niet valt vast te stellen. Al om die reden is het beroep gegrond vanwege een gebrekkige motivering. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. 9. In het kader van finale geschilbeslechting zal de rechtbank bezien of er aanleiding is om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand te laten. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
10. Op grond van artikel 17, eerste lid, van de Pw doet de belanghebbende aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand.
11. De rechtbank is van oordeel dat eiseres de op haar rustende inlichtingenplicht heeft geschonden door geen melding te maken van haar huwelijk, de inkomsten van haar echtgenoot en de herkomst van de contante stortingen. Het had eiseres redelijkerwijs duidelijk moeten zijn dat deze omstandigheden belang waren voor de hoogte van haar uitkering.
12. Eiseres heeft ter zitting aangevoerd dat haar echtgenoot geen hoofdverblijf bij haar heeft gehad. Hij heeft in 2013 drie maanden, in 2014 vier maanden en in 2015 enige tijd bij haar verbleven. Voor de rest van de tijd verbleef hij in Portugal. Eiseres heeft ter onderbouwing van deze stelling een verklaring van 27 februari 2017 overgelegd van [de persoon] , maatschappelijk werkster. [de persoon] heeft eiseres begeleid in de periode van 18 oktober 2012 tot 18 april 2014. Zij kwam in deze periode eerst één keer per week en later twee keer per week op huisbezoek. Eiseres kreeg de woning via een voorrangsregeling en wist dat er behalve haar en de kinderen geen andere mensen langdurig in de woning mochten verblijven. [de persoon] heeft de echtgenoot van eiseres één of twee keer gezien, eiseres stelde [de persoon] dan van te voren op de hoogte. [de persoon] heeft in de tijd van de huisbezoeken nooit iets gezien dat kon wijzen op permanente bewoning door een andere dan eiseres en haar kinderen. Eiseres heeft ter onderbouwing van deze stelling verder een arbeidsovereenkomst en loonstroken van haar echtgenoot overgelegd.
13. De rechtbank stelt vast dat uit de door eiseres overgelegde arbeidsovereenkomst blijkt dat deze door haar echtgenoot is aangegaan met ingang van 1 juli 2014 voor de duur van één jaar, voor 40 uur per maand. Volgens deze arbeidsovereenkomst zal de echtgenoot van eiseres zijn beroepsactiviteiten uitoefenen vanaf de hoofdvestiging of waar de uitoefening van een activiteit noodzakelijk moge blijken. De door eiseres (onvertaald) overlegde loonstroken van haar echtgenoot zien op de maanden oktober 2014 tot en met februari 2015. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres met deze stukken niet aannemelijk gemaakt dat haar echtgenoot in de periode oktober 2014 tot en met maart 2015 in zijn geheel niet in Nederland heeft verbleven. De arbeidsovereenkomst is immers aangegaan voor 40 uur per maand en daaruit blijkt niet dat de echtgenoot van eiseres zijn werkzaamheden niet vanuit Nederland zou kunnen verrichten. Bovendien heeft eiseres alleen loonstroken overgelegd van oktober 2014 tot en met maart 2015. Dat de echtgenoot van eiseres van 14 september 2013 tot 18 april 2014 niet in Nederland heeft verbleven, kan evenmin worden afgeleid uit de verklaring van maatschappelijk werkster [de persoon] , dat zij de echtgenoot van eiseres slechts enkele malen heeft gezien en dat eiseres zijn bezoek bij haar meldde. Zelfs echter als zou moeten worden aangenomen dat de echtgenoot van eiseres ten tijde van zijn arbeidsovereenkomst in Portugal verbleef, kan er bij de vaststelling van het recht op bijstand alleen kan worden uitgegaan van een situatie van een ongehuwde als er sprake is van echtgenoten die duurzaam gescheiden van elkaar leven. De rechtbank is van oordeel dat niet gesproken kan worden van duurzaam gescheiden leven, omdat uit het dossier blijkt dat eiseres en haar echtgenoot de intentie hebben om, zodra het mogelijk is, samen te gaan wonen. Eiseres kon dus als gehuwd worden aangemerkt, waardoor het inkomen van haar echtgenoot op grond van artikel 32, derde en vierde lid van de Pw van invloed kan zijn op de hoogte van haar bijstandsuitkering. Zie ook de uitspraak van de Raad van 14 februari 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:54, rechtsoverweging 4.7). 14. Nu eiseres de inlichtingenplicht heeft geschonden is het aan haar om aannemelijk te maken dat, indien wel aan de inlichtingenplicht zou zijn voldaan, over de betreffende periode recht op bijstand bestond.
15. De rechtbank overweegt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat, en zo ja, in welke mate, zij recht had op bijstand in de te beoordelen periode. De rechtbank overweegt dat de verklaringen die eiseres heeft overgelegd over de kluswerkzaamheden van haar echtgenoot onvoldoende zijn om inzicht te geven in hoeveel daadwerkelijk is ontvangen voor de kluswerkzaamheden. Ook voor de periode waarvoor een arbeidsovereenkomst is overgelegd kan het inkomen van de echtgenoot niet worden vastgesteld, deels omdat er slechts over zes maanden loonstrookjes zijn overgelegd maar met name omdat de arbeidsovereenkomst – wat niet is betwist – is aangegaan voor 40 uur per maand. Door deze beperkte hoeveelheid uren per maand kan niet worden vastgesteld dat de echtgenoot van eiseres in deze periode niet in Nederland heeft verbleven en niet daarnaast nog hand- en spandiensten heeft kunnen verrichten.
16. Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat eiseres de volgens artikel 17 van de Pw op haar rustende inlichtingenplicht heeft geschonden. Als gevolg daarvan heeft verweerder het recht op bijstand niet kunnen vaststellen. Verweerder was dus gehouden om eiseres uitkering met toepassing van artikel 54, derde lid, van de Pw in te trekken. Van dringende redenen om van intrekking af te zien is de rechtbank niet gebleken. De rechtbank ziet daarom aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten.
17. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
18. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.485,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor schriftelijk inlichtingen en 0,5 punt voor een nadere zitting, met een waarde per punt van € 495,- en een wegingsfactor 1).