4.4De rechtbank overweegt als volgt. Eiser heeft een aanvraag ingediend voor een bijstandsuitkering en hij heeft een formulier ingevuld en ondertekend waarop hij twee verblijflocaties heeft ingevuld. Met de ondertekening van dit formulier heeft eiser verklaard te verblijven op de opgegeven locaties en op de hoogte te zijn van de inlichtingenplicht in artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet (Pw) en dat iedere wijziging moet worden doorgegeven aan de afdeling Budget en inkomensbeheer bijzondere doelgroepen of de afdeling Inkomensvoorziening van de gemeente Amsterdam. Verweerder geeft aan dat ook een folder is uitgereikt, waarin de bereikbaarheid is opgenomen. Op zich zou eiser dus op de hoogte moeten zijn van zijn verplichtingen en mogelijkheden op dit punt. De rechtbank is echter van oordeel dat het strikt houden van eiser aan een verplichting die uit een formulier en een folder blijkt, geen blijk van maatwerk geeft. Die situatie onderscheidt zich immers niet van aanvragers in een reguliere situatie. Dat maatwerk is geleverd kan niet enkel worden afgeleid uit het feit dat de opgegeven locaties door handhavingsspecialisten zijn bezocht. De handhavingsspecialisten van verweerder hebben de opgegeven locaties drie keer bezocht tussen 07.00 en 08.00 uur en eiser en zijn auto niet aangetroffen. Bij het vierde locatiebezoek is de auto van eiser met een slaapzak op de achterbank wel aangetroffen, maar eiser zelf niet. Dat eiser niet tien uur lang in zijn auto is gebleven, omdat hij dat nou eenmaal op het formulier had ingevuld, is niet ondenkbaar. Door steeds in het laatste (tiende) uur van eisers opgave te controleren, is het niet ondenkbaar dat eiser niet is aangetroffen. Uiteraard zou eiser in zijn auto behoren te zijn, maar door geen nader onderzoek te doen of contact met hem te zoeken, kan van maatwerk niet worden gesproken.
5. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) onzorgvuldig is voorbereid en in strijd met artikel 7:12 van de Awb niet berust op een deugdelijke motivering. Het bestreden besluit kan niet in stand blijven en de rechtbank zal het beroep van eiser gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. Voor de besluitvorming is een nadere beoordeling en motivering door verweerder vereist. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien of de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten. De rechtbank zal verweerder daarom opdragen een nieuw besluit op het bezwaar van eiser te nemen.
6. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 992,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 496,- en een wegingsfactor 1). Indien aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.