ECLI:NL:RBAMS:2017:4492

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 april 2017
Publicatiedatum
26 juni 2017
Zaaknummer
13.751.078-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel; verweer omtrent strafovername door Duitsland

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 april 2017 uitspraak gedaan in een rekestprocedure naar aanleiding van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat op 1 februari 2017 door Italië is uitgevaardigd. De vordering tot overlevering is ingediend door de officier van justitie en betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1981 in Duitsland, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de inhoud van het EAB beoordeeld. Het EAB verzoekt om de overlevering van de opgeëiste persoon voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van vier jaar, waarvan nog twee jaar, vijf maanden en 28 dagen resteert.

Tijdens de zittingen op 28 maart en 11 april 2017 heeft de raadsman van de opgeëiste persoon betoogd dat de overlevering niet kan plaatsvinden omdat Duitsland de tenuitvoerlegging van de straf zou hebben overgenomen. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de beslissing tot overname nog niet definitief is en dat het EAB nog steeds geldig is. De rechtbank heeft de officier van justitie de gelegenheid gegeven om toestemming van de Italiaanse autoriteiten te verkrijgen voor een begeleid vertrek van de opgeëiste persoon naar Duitsland, maar heeft uiteindelijk geconcludeerd dat er geen belemmeringen zijn voor de overlevering.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en de overlevering van de opgeëiste persoon aan Italië toegestaan. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.751.078-17
RK nummer: 17/962
Datum uitspraak: 11 april 2017
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 9 februari 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 1 februari 2017 door
the Office of the Prosecutor General of the Republic attached to the Court of Appeal of Bari(Italië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Duitsland) op [geboortedatum] 1981,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in het [detentieadres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 28 maart en 11 april 2017. De verhoren hebben plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officieren van justitie mr. U.E.A. Weitzel (28 maart) en J.J.M. Asbroek (11 april). De opgeëiste persoon heeft zich telkens doen bijstaan door zijn raadsman, mr. H.G. Koopman, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Duitse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Griekse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
enforceable judgment n. 2016/2007 of 6 December 2007 of the Court of Appeal 3rd Division, become final on 2 October 2008.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van vier jaren, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren nog twee jaren, vijf maanden en 28 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Volgens de in rubriek e) van het EAB vermelde gegevens is op dit feit naar het recht van Italië een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.Overname tenuitvoerlegging straf door Duitsland?

De raadsman heeft onder verwijzing naar verschillende producties betoogd dat het EAB geen grond meer kan vormen voor overlevering naar Italië, nu de tenuitvoerlegging van de straf van Italië is overgenomen door Duitsland. Italië heeft immers – kort gezegd – een verzoek tot overname van de tenuitvoerlegging van de straf aan Duitsland gericht, waarop de Duitse rechter instemmend heeft beslist. Uit de correspondentie tussen het Internationaal Rechtshulp Centrum (IRC) en de Duitse autoriteiten is echter gebleken dat de beslissing tot overname van de tenuitvoerlegging van de straf nog niet definitief is. Onder deze omstandigheden en mede gericht op een – door de raadsman goed gemotiveerd – voorstel om de zaak praktisch op te lossen, is de behandeling van de zaak op 28 maart 2017 aangehouden met de volgende overwegingen:
Het Openbaar Ministerie wordt in de gelegenheid gesteld de toestemming van de Italiaanse autoriteiten te verkrijgen voor een begeleid vertrek van de opgeëiste persoon naar Duitsland, opdat de opgeëiste persoon daar de in Italië opgelegde vrijheidsstraf ondergaat.
Ter ondersteuning van de officier van justitie in haar poging om die toestemming te verkrijgen, verzoekt de rechtbank haar ook aan de Italiaanse autoriteiten te vragen of zij in de bijzondere omstandigheden van dit geval aanleiding zien om het EAB in te trekken, opdat de opgeëiste persoon naar Duitsland kan afreizen om daar de in Italië opgelegde vrijheidsstraf te ondergaan.
Mochten de Italiaanse autoriteiten binnen één week na heden nog geen toestemming hebben gegeven of het EAB nog niet hebben ingetrokken, dan is één van de opties dat de rechtbank de opgeëiste persoon in vrijheid stelt, opdat de opgeëiste persoon naar Duitsland kan afreizen om daar de in Italië opgelegde vrijheidsstraf te ondergaan.
In reactie hierop heeft het Italiaanse Ministerie van Justitie, Directoraat generaal Strafrechtspraak, op 3 april 2017 het volgende meegedeeld:
T.a.v. bovengenoemd persoon delen wij u mede dat het Europese Aanhoudingsbevel dat op 1-2-2017 door het Ressortparket bij het Gerechtshof Bari is uitgevaardigd en op 6 februari 2017 aan de Arrondissementsrechtbank Amsterdam Afdeling is toegezonden, nog steeds geldig is.
Wij dringen daarom aan op de overlevering van [opgeëiste persoon] aan Italië, en wijzen er daartoe op dat niets het op gang zetten van een overbrengingsprocedure naar Duitsland overeenkomstig het Kaderbesluit 2008/909/JBZ in de weg staat, een procedure die door de bevoegde justitiële autoriteit overigens al eerder is gestart maar niet voltooid.
Ingevolge de onvoltooide overbrengingsprocedure dient het eerdergenoemde Europese Aanhoudingsbevel als nog steeds geldig beschouwd te worden, en wij verzoeken derhalve daaraan uitvoering te geven.
De raadsman heeft ter zitting van 11 april 2017 zijn verweer gehandhaafd en geconcludeerd tot weigering van de overlevering, zodat de opgeëiste persoon direct zelf naar Duitsland kan gaan om de oorspronkelijk in Italië opgelegde straf daar uit te zitten. De raadsman vraagt zich bovendien af of de relevante producties, waaronder een besluit van de Italiaanse autoriteiten van 5 juli 2016 houdende het aanbod tot overname van de strafexecutie van Italië aan Duitsland en het besluit van de Duitse rechter van 16 februari 2017 houdende de executie van het strafrestant
in Duitsland, aan de Italiaanse autoriteiten zijn voorgelegd. De vraag of de producties inderdaad zijn meegestuurd naar Italië, is door het IRC niet beantwoord, aldus de raadsman.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat weldegelijk alle informatie aan de Italiaanse autoriteiten is voorgelegd en dat het Italiaanse antwoord van 3 april 2017 helder is: het EAB blijft gehandhaafd. De overlevering dient aldus te worden toegestaan, waarbij de officier van justitie opmerkt dat zij – in het geval de overlevering wordt toegestaan – snel contact op zal nemen met de Italiaanse autoriteiten opdat in Italië voortvarend zal worden gehandeld.
De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de mededeling van de officier van justitie dat het IRC alle relevante informatie heeft meegestuurd bij de vragen die aan de Italiaanse autoriteiten zijn gesteld na de zitting van 28 maart 2017. De rechtbank overweegt voorts als volgt. Ondanks het al eerder ingezette – maar niet voltooide – traject van overname van de tenuitvoerlegging van de in Italië opgelegde straf door Duitsland, is gebleken dat het EAB nog altijd van kracht is. Hoewel van verschillende kanten is geprobeerd om de zaak op een andere – voor de opgeëiste persoon minder ingrijpende – manier op te lossen, is dit niet gelukt. De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en dat ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan. De overlevering dient daarom te worden toegestaan. Het verweer wordt verworpen.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 van de Overleveringswet.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Office of the Prosecutor General of the Republic attached to the Court of Appeal of Bari(Italië) ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. H.P. Kijlstra, voorzitter,
mrs. A.K. Glerum en M.M. Helmers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 11 april 2017.
De jongste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.