ECLI:NL:RBAMS:2017:5056

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 juli 2017
Publicatiedatum
17 juli 2017
Zaaknummer
AWB 17/ 896
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering inschrijving Ghanese geboorteakte in de Basisregistratie Personen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 juli 2017 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van de burgemeester van Amsterdam om een Ghanese geboorteakte in te schrijven in de Basisregistratie Personen (Brp). Eiser, die sinds 1997 in de Brp staat ingeschreven, had een geboorteakte overgelegd die op 30 april 1997 was geregistreerd. De burgemeester had eerder, in 2004, een verzoek tot legalisatie van een andere geboorteakte afgewezen, en baseerde zijn huidige weigering op die eerdere afwijzing zonder de nieuwe, gelegaliseerde geboorteakte voldoende te onderzoeken.

De rechtbank oordeelde dat de burgemeester niet zonder meer op het eerdere verificatieonderzoek mocht afgaan, vooral omdat de nieuwe geboorteakte gelegaliseerd was en eiser voldoende bewijs had geleverd dat de eerdere afwijzing niet meer van toepassing was. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de burgemeester op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens werd de burgemeester veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiser en het betaalde griffierecht.

De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij de beoordeling van documenten in het kader van de Brp en de noodzaak voor bestuursorganen om nieuwe en relevante informatie in overweging te nemen bij hun besluiten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/896

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 juli 2017 in de zaak tussen

[de man] , te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. S. Mahabier),
en

de Burgemeester van Amsterdam, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 17 augustus 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd om een Ghanese geboorteakte met als registratiedatum 30 april 1997 in de Basisregistratie personen (hierna: Brp) in te schrijven.
Bij besluit van 3 januari 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder – onder verwijzing naar het advies van de bezwaarschriftencommissie van 2 januari 2017 – het daartegen door eiser gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 juni 2017. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Aan de kant van eiser is tevens verschenen K. Mensa, als tolk in de taal Twi. Verweerder is – zonder voorafgaande kennisgeving – niet verschenen.

Overwegingen

1. In geschil is de vraag of verweerder op goede gronden de inschrijving van een door een door eiser overgelegde geboorteakte in de Brp heeft geweigerd.
2. De rechtbank gaat uit van het juridisch kader zoals is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
vaste rechtspraak
3. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) (zie bij wijze van voorbeeld de uitspraak van 12 oktober 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2704) moeten gegevens in de Brp betrouwbaar en duidelijk zijn. De gebruikers van de gegevens moeten erop kunnen vertrouwen dat de gegevens in beginsel juist zijn. Voor de gegevens omtrent de burgerlijke staat die niet aan de Nederlandse burgerlijke stand kunnen worden ontleend, heeft de wetgever een rangorde aangegeven in de geschriften waaraan deze gegevens mogen worden ontleend. Aan een "lager" document mogen gegevens worden ontleend wanneer op het tijdstip van inschrijving in redelijkheid geen "hoger" document kan worden overgelegd. Dit doet evenwel niet af aan de plicht van de burger om eventueel ook na de inschrijving alsnog zo sterk mogelijke documenten te leveren (Kamerstukken II 2011-2012, 33 219, nr. 3, blz. 126). Het bewijs dat eenmaal in de Brp opgenomen gegevens feitelijk onjuist zijn, kan alleen maar worden geleverd door overlegging van de juiste brondocumenten. Voor het wijzigen van eenmaal in de Brp geregistreerde gegevens zal gelet op het systeem van de Wet Brp onomstotelijk moeten vaststaan dat deze feitelijk onjuist zijn.
4. Eveneens volgens vaste rechtspraak van de Afdeling kan het overleggen van een gelegaliseerde akte bij een verzoek om inschrijving in de basisadministratie, met oog op de betrouwbaarheid van de gemeentelijke basisadministratie, niet zonder meer leiden tot het inschrijven van de in die akte vermelde feiten. Verweerder dient zo nodig nader onderzoek in te stellen naar de inhoudelijke juistheid van die feiten. Daarbij mag verweerder in beginsel gebruik maken van de onderzoeksresultaten uit een eerder verricht verificatieonderzoek (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 23 juni 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BM8828). Verweerder dient zich er naar het oordeel van de rechtbank in een dergelijk geval echter wel van te vergewissen dat het verificatieonderzoek zorgvuldig heeft plaatsgevonden en dat de onderzoeksbevindingen en de conclusies van het onderzoeksrapport concludent zijn.
feitenvaststelling
5. De rechtbank stelt vast dat eiser sinds 2 april 1997 staat ingeschreven in de Brp van Amsterdam, komende van Ghana, met [geboortedatum] 1961 te [plaats] , Ghana. Deze gegevens zijn opgenomen aan de hand van een Ghanees paspoort, afgegeven op 16 augustus 1996 door de Ghanese ambassade te Brussel.
6. De rechtbank stelt voorts vast dat eiser in 2004 aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken een geboorteakte heeft overgelegd met [entrynummer] met het verzoek om deze in te schrijven in de Brp. Deze geboorteakte is op [geboortedatum] 1997 geregistreerd en op 12 september 2003 afgegeven door Adum Registry. Als aangever staat [de persoon 1] , de vader van eiser, vermeld.
7. Vervolgens heeft er een verificatieonderzoek plaatsgevonden. Naar aanleiding hiervan heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken bij besluit van 19 maart 2004 het verzoek van eiser om legalisatie van de geboorteakte met [entrynummer] geweigerd. Daaraan is ten grondslag gelegd dat (1) het toelatingsregister van de door eiser opgegeven school weliswaar zijn gegevens bevatte, maar recent is opgemaakt, zodat deze bron niet als objectief en betrouwbaar kan worden aangemerkt. Het toelatingsregister van de andere door eiser opgegeven school kan evenmin als betrouwbaar en objectief worden aangemerkt, nu de onderzoeker niet de mogelijkheid is geboden om het register in te zien. De gegevens van eiser zijn door een van de medewerkers van de school aan de onderzoeker (mondeling) meegedeeld. (2) Voorts hebben geïnterviewden verklaard dat eiser op een woensdag is geboren – vandaar dat hij ook bekend is onder de naam ‘ [roepnaam] – terwijl de op de akte vermelde datum op een vrijdag viel. (3) Verder bevat de geboorteakte van eiser onjuiste informatie met betrekking tot de identiteit van de aangever. De vader van eiser, die op de akte als informant staat vermeld, was ten tijde van de geboorteaangifte in 1997 reeds lange tijd overleden. (4) Tot slot is eiser in het bezit van een paspoort dat in 1996 is afgegeven. Eiser heeft op het aanvraagformulier verklaard dat hij dit paspoort heeft verkregen door overlegging van een uittreksel uit het geboorteregister. Gelet op het feit dat blijkens de thans ter legalisatie overgelegde akte de geboorte van eiser in 1997 is geregistreerd, dient er een eerdere registratie te bestaan. Een dubbele registratie is niet geldig naar Ghanees recht, nu uitsluitend de eerste registratie en het op basis daarvan afgegeven uittreksel rechtsgeldig is.
8. Eiser heeft daarna op 7 april 2016 opnieuw een Ghanese geboorteakte met [entrynummer] voor registratie in de Brp aangeboden. Dit betreft een andere geboorteakte dan degene die eiser in 2004 ter inschrijving heeft aangeboden. Deze geboorteakte is op 30 april 1997 geregistreerd en op 2 februari 2007 afgegeven door Adum Registry. Als aangever staat [de persoon 2] , de broer van eiser, vermeld. Op 13 februari 2007 is de geboorteakte gelegaliseerd.
9. Bij het primaire besluit heeft verweerder de gevraagde inschrijving geweigerd. Verweerder heeft daarbij verwezen naar de afwijzingsgronden van het besluit van 19 maart 2004, die volgens hem nog steeds van toepassing zijn. Dit besluit heeft verweerder bij het bestreden besluit gehandhaafd.
10. In beroep heeft eiser aangevoerd dat de weigering tot legalisatie van de geboorteakte bij besluit van 19 maart 2004 niet meer gebruikt kan worden bij de beoordeling van de huidige (gewijzigde) geboorte akte. Ten aanzien van de naam ‘ [roepnaam] heeft eiser aangevoerd dat hij zo werd genoemd omdat hij op zijn opa [roepnaam] lijkt. Het verificatieonderzoek bevestigt echter wel zijn geboortedatum. Verder heeft eiser aangevoerd dat hij zijn paspoort zonder overlegging van een geboorteakte heeft gekregen. Bij de aanvraag heeft eiser zijn identiteitskaart en Weighing card getoond. Ter zitting heeft eiser verwezen naar de Circulaire legalisatie en verificatie buitenlandse bewijsstukken (staat van personen en toepassing DNA-onderzoek) (hierna: Circulaire) en gesteld dat bij twijfel over de inhoud van een stuk verificatie plaats dient te vinden. Aangezien de inhoud van de geboorteakte eerder werd geverifieerd en niet gelegaliseerd, mag ervan worden uitgegaan dat bij het alsnog legaliseren van de geboorteakte er geen twijfel meer bestond over de inhoud van het stuk.
11. Ter onderbouwing van zijn standpunten heeft eiser in beroep voorts een aantal documenten overgelegd. Zo heeft hij een verklaring van [de persoon 3] van 7 april 2017 overgelegd waaruit volgens hem blijkt dat de eerdere geboorteakte is doorgehaald. Bijgevoegd is een doorgehaalde geboorteakte. Voorts heeft [de persoon 3] verklaard dat eiser zijn paspoort in Brussel heeft aangevraagd met een Weighing Card. Eiser heeft in beroep verder een ‘verification of birth certificate [naam] ’ van 10 maart 2017 overgelegd. Daarin staat ‘the Birth Certificate with [entrynummer] in respect to [naam] found in the Adum Register of Births dated 30th April 1997 is a genuine certificate issued from this Registry’.
oordeel rechtbank
12. De rechtbank stelt vast dat verweerder voor de motivering van de weigering om de geboorteakte op te nemen in de Brp heeft verwezen naar een eerdere beschikking van 19 maart 2004, terwijl daaraan een andere – niet gelegaliseerde – geboorteakte ten grondslag lag. Hoewel verweerder de onderzoeksresultaten uit een eerder verricht verificatieonderzoek mag meewegen, gaat het hier om een nieuwe geboorteakte die wel gelegaliseerd is. Eiser heeft met de gelegaliseerde geboorteakte, de overige door hem overgelegde stukken en de opmerking omtrent de naam ‘ [roepnaam] alsmede de verwijzing naar de Circulaire voldoende aanknopingspunten gegeven voor twijfel aan het eerdere verificatieonderzoek. Verweerder heeft geen schriftelijke reactie gegeven op deze stukken, noch is hij op zitting verschenen om zijn standpunt nader toe te lichten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder in dit specifieke geval zonder nadere motivering niet zonder meer heeft mogen afgaan op het eerdere verificatieonderzoek en kunnen concluderen dat de gegevens in de geboorteakte onjuist zijn. De beroepsgrond slaagt.
conclusie
13. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank ziet geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
14. De rechtbank zal verweerder voorts opdragen het door eiser betaalde griffierecht te vergoeden en verweerder veroordelen in de kosten die eiser voor de behandeling van het beroep bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten op € 990, - (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen 6 weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 168,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 990,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.Z. Achouak el Idrissi, rechter, in aanwezigheid van mr. C.A.R. Bleijendaal, griffier
.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2017.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Bijlage: juridisch kader

In artikel 2.8 van de Wet Brp is bepaald waaraan de gegevens over de burgerlijke staat worden ontleend. Het tweede lid luidt als volgt:
“De gegevens over de burgerlijke staat worden, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:
a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;
b. een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan;
c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;
e. een verklaring over het desbetreffende feit die betrokkene ten overstaan van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend.”
Artikel 2.10 van de Brp luidt:
"[…]
2 Aan een geschrift als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder c, d of e, alsmede artikel 2.8, derde lid, worden geen gegevens ontleend, voor zover de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de in deze geschriften vermelde feiten.
3 Aan een geschrift als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder d en e, worden geen gegevens ontleend, indien aannemelijk is dat de gegevens onjuist zijn.
[…]"
Op grond van artikel 2.58, eerste lid, van de Brp kan, voor zover hier van belang, een verzoek worden gedaan de geregistreerde gegevens in de basisregistratie te wijzigen, indien deze feitelijk onjuist dan wel onvolledig zijn.