ECLI:NL:RBAMS:2017:5255

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 juli 2017
Publicatiedatum
24 juli 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 924
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaar wegens termijnoverschrijding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 juli 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder waarin werd vastgesteld dat haar arbeidsongeschiktheid per 28 november 2016 niet langer het gevolg was van zwangerschap of bevalling. Verweerder verklaarde het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk omdat het bezwaarschrift buiten de wettelijke termijn van twee weken was ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat het primaire besluit op regelmatige wijze aan eiseres is aangeboden en dat de termijn voor het indienen van bezwaar op 1 december 2016 begon en eindigde op 14 december 2016. Eiseres heeft haar bezwaarschrift pas op 3 januari 2017 ingediend, wat te laat was. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet voldoende feiten heeft aangedragen om aan te tonen dat zij het afhaalbericht niet heeft ontvangen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, waardoor de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar in stand blijft. Er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/924

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 juli 2017 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: mr. E. Kok).

Procesverloop

In het besluit van 28 november 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder besloten dat de arbeidsongeschiktheid van eiseres per 28 november 2016 niet (langer) het gevolg is van zwangerschap of bevalling.
In het besluit van 25 januari 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 9 mei 2017. Eiseres is samen met haar echtgenoot J.H. Horlings verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft op 23 mei 2017 het onderzoek heropend, omdat zij pas na de zitting bekend is geraakt met de aanvullende beroepsgronden en aanvullende stukken die eiseres op 24 april 2017 bij de rechtbank heeft ingediend. De rechtbank heeft de aanvullende stukken van eiseres doorgezonden naar verweerder.
Met toestemming van partijen is afgezien van een nadere zitting. De rechtbank heeft het onderzoek op 17 juli 2017 gesloten.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiseres ontving een zwangerschaps- en bevallingsuitkering op grond van de Wet arbeid en zorg. In het primaire besluit heeft verweerder besloten dat de arbeidsongeschiktheid van eiseres niet langer het gevolg is van zwangerschap of bevalling. Eiseres heeft hiertegen op 3 januari 2017 digitaal bezwaar gemaakt. Verweerder heeft het bezwaarschrift op 3 januari 2017 ontvangen.
2. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiseres het bezwaarschrift buiten de bezwaartermijn van twee weken heeft ingediend.
Wettelijk kader
3. In artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken is.
4. In artikel 6:8, eerste lid, van de Awb is bepaald dat de termijn aanvangt met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
5. In artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is bepaald dat een bezwaarschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
6. In artikel 6:11 van de Awb is bepaald dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege blijft indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
7. In artikel 75j van de Ziektewet (ZW) is bepaald dat paragraaf 3 van toepassing is op geschillen van geneeskundige aard over het al dan niet bestaan of voortbestaan van ongeschiktheid tot werken.
8. In artikel 75k van de ZW, voor zover van belang, is bepaald dat in afwijking van artikel 6:7 van de Awb de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift in een geschil als bedoeld in artikel 75j twee weken bedraagt.
De beoordeling door de rechtbank
9. De rechtbank beoordeelt in deze zaak of verweerder het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
10. In deze zaak is de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift twee weken. Deze zaak gaat namelijk over een geschil over de aard en de oorzaak van de ongeschiktheid tot werken. De rechtbank wijst in dit verband op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 4 mei 2005. [1]
11. Eiseres voert in beroep aan dat zij het primaire besluit niet heeft ontvangen en ook geen afhaalbericht van PostNL heeft ontvangen.
12. Volgens vaste rechtspraak van de Raad dient, indien een poststuk aangetekend is verzonden en de belanghebbende de ontvangst ervan ontkent, te worden onderzocht of het stuk door PostNL op regelmatige wijze aan het adres van de belanghebbende is aangeboden. Wanneer PostNL bij aanbieding van het poststuk niemand thuis treft en daarom een afhaalbericht achterlaat, komt het niet ophalen van dat poststuk bij het kantoor van PostNL voor rekening en risico van de belanghebbende. Stelt de belanghebbende geen afhaalbericht te hebben ontvangen, dan ligt het op zijn weg feiten aannemelijk te maken op grond waarvan redelijkerwijs kan worden betwijfeld dat een afhaalbericht is achtergelaten. [2]
13. Uit het dossier blijkt dat verweerder het aangetekend verzonden primaire besluit op 28 december 2016 retour heeft ontvangen. Verweerder heeft contact opgenomen met PostNL om de route van het aangetekend verzonden primaire besluit te achterhalen. Uit een telefoonnotitie van verweerder van 23 januari 2017 blijkt dat het primaire besluit op 30 november 2016 door het sorteercentrum van PostNL is ontvangen en verwerkt. PostNL heeft vervolgens het primaire besluit tweemaal bij eiseres aangeboden. De eerste bezorgpoging was op 1 december 2016 om 13:15 uur. Er is toen een kennisgeving in de bus gestopt. De tweede bezorgpoging was op 2 december 2016 om 13:08 uur. Toen is een afhaaldocument in de brievenbus gedaan waarin staat dat Vanaf 3 december 2016 was het document vanaf 14:00 uur af te halen bij de afhaallocatie [adres] te [plaats] . Volgens de retour verzonden envelop is het document niet afgehaald. Om die reden is het primaire besluit op 20 december 2016 retour afzender gezonden.
14. De rechtbank is van oordeel dat uit het genoemde feitencomplex voldoende blijkt dat het primaire besluit op regelmatige wijze aan het adres van eiseres is aangeboden. De enkele ontkenning van eiseres dat zij een afhaalbericht heeft ontvangen, is onvoldoende voor het oordeel dat redelijkerwijs kan worden betwijfeld dat een afhaalbericht is achtergelaten. Eiseres heeft geen feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan de rechtbank het aannemelijk acht dat dit niet is gebeurd. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat het afhaalbericht door PostNL is achtergelaten op het adres van eiseres. Het niet ophalen van het poststuk komt dus voor rekening en risico van eiseres.
15. Dit betekent dat het primaire besluit op 30 november 2016 op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. De termijn voor het maken van bezwaar ving daarmee aan op
1 december 2016 en eindigde op 14 december 2016. Het bezwaarschrift van eiseres is digitaal op 3 januari 2017 door verweerder ontvangen. Dit is buiten de bezwaartermijn en dus te laat.
16. Van omstandigheden op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar is, is niet gebleken.
17. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Conclusie
18. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en dat de
niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar in stand blijft.
19. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W.C.M. van Emmerik, rechter, in aanwezigheid van
mr. C.M. Fleuren, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 juli 2017.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Is uw zaak spoedeisend en moet er al tijdens de procedure in hoger beroep iets worden beslist wat niet kan wachten, dan kunt u de hogerberoepsrechter ook vragen een voorlopige maatregel te nemen.

Voetnoten

2.Zie de uitspraak van 7 juni 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BQ8499.