In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 juli 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van lokaalvredebreuk. De verdachte, geboren in 1964 en woonachtig in Amsterdam, was betrokken bij een demonstratie op 24 maart 2016, waarbij zij samen met anderen in een besloten lokaal verbleef zonder toestemming van de rechthebbende. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gevoerd op 4 november 2016, 30 mei 2017 en 11 juli 2017. De officier van justitie, mr. F.W.M. van Stralen, heeft de vordering ingediend, terwijl de verdediging werd gevoerd door mr. W.H. Jebbink.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was, ondanks het verweer van de verdediging dat de grondslag van het geding was verlaten. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging voldoende duidelijk was en dat de verdachte wist waartegen zij zich moest verweren. De rechtbank heeft ook de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie beoordeeld en geconcludeerd dat de vervolging niet in strijd was met de beginselen van een goede procesorde, ondanks de schending van de vrijheid van meningsuiting van de verdachte.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte schuldig was aan lokaalvredebreuk, maar heeft geen straf of maatregel opgelegd, gezien de vreedzame aard van de demonstratie en de relatief geringe ernst van het feit. De rechtbank heeft de eerder uitgevaardigde strafbeschikking vernietigd en de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. Dit vonnis benadrukt de afweging tussen het recht op vrijheid van meningsuiting en de bescherming van de rechten van anderen in een democratische samenleving.